Consumentenrecht
Bachelor Rechtsgeleerdheid Maastricht University
Consumentenrecht: samenvatting verplichte literatuur en jurisprudentie
Academisch jaar 2017-2018
Blokperiode 3.5
Onderwijsgroepen 1 en 2: Inleiding tot het consumentenrecht, consumentenkoop en
productaansprakelijkheid
Inleiding tot het consumentenrecht
Asser/Hartkamp 177 Minimum- en maximumharmonisatie
Richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming bevatten over het algemeen minimumharmonisatie. Een
uitzondering hierop is de richtlijn productaansprakelijkheid, die een maximumharmonisatie beoogt. De meeste
richtlijnen hebben als uitgangspunt dat lidstaten verdergaande bescherming aan consumenten mogen bieden dan
door de richtlijn wordt voorgeschreven. Opgelet moet worden dat beschermende nationale regels kunnen worden
getoetst aan de bepalingen van vrij verkeer.
Minimumharmonisatie Wanneer een richtlijn niet alles uitputtend regelt, maar enkel een minimumgrens
trekt. Het minimum moet worden vastgelegd in nationale regelgeving, maar mag
worden aangevuld met andere regelgeving, mits deze de richtlijn niet doorkruist.
Maximumharmonisatie Wanneer een richtlijn wél alles biedt. Een lidstaat mag nu géén andere regels
meer stellen dan die wat de richtlijn voorschrijft.
J.G.J. Rinkes De consument als zwakke partij
Vergaande consumentenbescherming leidt in veel gevallen tot aanscherping van juridische regels teneinde de
consument een betere positie te verschaffen. Dergelijke regels zijn doorgaans dwingend van aard: er mag niet
van een regel worden afgeweken ten nadele van de consument. Het consumentenrecht behelst daarbij niet
alleen het privaatrecht, maar ook het straf- en bestuursrecht. In het strafrecht kan er bijvoorbeeld worden gedacht
aan artikel 175 Sr, dat het verkopen van gevaarlijke producten strafbaar stelt. Toch wordt er steeds vaker
gekozen voor collectieve handhavingssystemen met eigen toezichthouders en sanctiemogelijkheden.
Positie van de consument
De consument neemt op de economische markt vaak een ongelijke positie in; hij is in álle opzichten noodzakelijk
om te consumeren, maar heeft verder geen of weinig invloed op producenten. Zijn onderhandelingspositie,
bargaining power, is dus zeer gering. Wanneer de keuze aan een bepaald product te klein is, ontstaan er
openlijke en verborgen machtsposities waardoor de consument mogelijkerwijs een te hoge prijs moet betalen. De
consument heeft onvoldoende economische macht om de inhoud van overeenkomsten mede te bepalen. Het
consumentenrecht is daarom in beginsel gericht op het herstellen van het evenwicht tussen sterke en zwakke
partijen op de markt. Het oriënteert zich daarnaast sterk op het verbeteren van de informatiepositie van de
consument. Nederland heeft als uitgangspunt het Poldermodel: gemengd stelsel van handhaving van
consumentenbelangen.
Opkomst van het consumentenrecht
Consumentenrecht wordt omschreven als het geheel van normen, regels en instrumenten dat de
verwezenlijking op juridisch niveau vormt van verschillende initiatieven die betrekking hebben op het waarborgen
of vermeerderen van de bescherming van consumenten op de economische markt. Het begrip ‘consument’ is
daarbij niet eenduidig omschreven. Consumentenbescherming kan worden gerealiseerd door strenge dwingende
regels, bevorderen van zelfregulering, verbeteren van informatieverstrekking of verscherpt toezicht op de markt.
Consumentenbescherming oriënteert zich op gerechtigheidsaspecten, met als uitgangspunt de juridische en
economische ongelijkwaardige verhouding. Uiteindelijk dienen consumentenbescherming en consumentenrecht
een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving. Toename van dwingend
consumentenrecht brengt een aantal risico’s met zich mee. Zo zullen nieuwe maatregelen nog specifieker
ingrijpen in maatschappelijke verhoudingen en ontstaat er het gevaar voor geringe doelmatigheid van
maatregelen ter bescherming van zwakkere partijen.
1
, Consumentenrecht
Het beeld van de consument
Een heldere en eenduidige definitie van het begrip ‘consument’ ontbreekt. Met een breed scala aan
consumentenbeschermende maatregelen, is de vraag gerezen of het uitgangspunt van de bescherming van de
zwakke consument wel juist is. De aangewezen Nederlandse en Europese weg is dat consumentenbelangen een
uitvloeisel zijn van het algemeen belang en niet gebaseerd zijn op compensatie voor een zwakkere
contractspartij.
Handhaving van consumentenbelangen
Handhaving van de Nederlandse en Europese consumentenbescherming kan worden gezien als een
‘lappendeken’. Er bestaan zowel collectieve als individuele rechtsmiddelen ter beschikking. Het Nederlandse
stelsel kent hoofdzakelijk de kwestie van ‘eigen verantwoordelijkheid’. Toch kennen we 4 typen van handhaving:
1) Zelfregulering: overleg, geschillencommissies, gedragscodes;
2) Civielrechtelijke handhaving;
3) Strafrechtelijke handhaving; en
4) Sectorale publiekrechtelijke toezichthouders met bestuursrechtelijke en civielrechtelijke bevoegdheden.
Het Europese stelsel van handhaving is vooral gericht op het wegnemen van belemmeringen bij
grensoverschrijdend consumentenverkeer. Tegenwoordig lijkt handhaving vooral gericht te zijn op zelfregulering
en tweezijdig overleg.
Nieuwe regels ter bescherming van de consument
Er zijn tal van nieuwe initiatieven ontwikkeld teneinde de positie van de consument op de Europese markt te
verbeteren. De meest recente ontwikkeling is de richtlijn betreffende consumentenrechten. Nieuwe regelgeving is
nodig, omdat de consument in Europa nog weinig vertrouwen heeft in grensoverschrijdende handel. Het
algemene doel van de nieuwe richtlijn is daarom ook om beter bij te dragen aan het beter functioneren van de
business-to-consumer-interne markt door het vertrouwen van de consument te versterken. De versnippering van
de regelgeving moet daarom worden aangepakt. Er is dus géén sprake van een algehele herziening, maar
slechts van aanpassing van reeds bestaande Europese richtlijnen. De nieuwe richtlijn wil de versnippering tegen
gaan door te kiezen voor een volledige harmonisatie. Er zijn zowel voor- als tegenstanders van de nieuw in te
voeren richtlijn.
Consumentenkoop
Asser/Hartkamp 262-267 Consumentenkoop en -garanties
De richtlijn consumentenkoop en -garanties heeft ten doel bevordering van de interne markt en verwezenlijking
van een hoog niveau van consumentenbescherming. In deze richtlijn wordt er een definitie van het begrip
‘consument’ gegeven, namelijk: consument is iedere natuurlijke persoon die bij de onder deze richtlijn vallende
overeenkomsten handelt voor doeleinden die geen verband houden met zijn beroep of bedrijf. Deze definitie is te
vinden in artikel 1 lid 2 onder a van de richtlijn. Onder c wordt er tevens een definitie gegeven van het begrip
‘verkoper’: verkoper is iedere natuurlijke of rechtspersoon die uit hoofde van een overeenkomst in het kader van
zijn bedrijf of beroep consumptiegoederen verkoopt.
Artikel 2 lid 1 van de richtlijn bevat de kernverplichting van de verkoper: goederen afleveren die met de
koopovereenkomst in overeenstemming zijn. Lid 2 bevat een vermoeden van overeenstemming voor een aantal
gevallen (opgesomd in het artikel a t/m d). Lid 3 bevat het conformiteitsvermoeden waarop lid 4 een enkele
uitzonderingen bevat. Lid 5 stelt tot slot een gebrekkige installering gelijk met een gebrek in de zaak zelf.
Artikel 3 van de richtlijn weergeeft de sancties op de schending van de kernverplichting van de verkoper uit artikel
2. Lid 1 vermeldt als sanctie aansprakelijkheid, lid 2 geeft de koper het recht op vervanging, herstel,
prijsvermindering of ontbinding. Prijsvermindering of ontbinding zijn enkel aan de orde wanneer de koper géén
aanspraak kan maken op kosteloze vervanging of kosteloos herstel. Lid 3 beredeneerd vervolgens dat het recht
op kosteloos vervang of herstel komt te vervallen indien dit in de gegeven omstandigheden buiten proporties is.
Hartkamp Ambtshalve toepassing van Europees consumentenrecht
Mevrouw Duarte Hueros kocht bij een officiële Citroën-dealer een nieuwe cabrio. Helaas bleek bij regenval dat
het dak lekte. Het euvel kon niet door reparatie verholpen worden en levering van een nieuwe cabrio werd
geweigerd. Duarte stelde daarom een vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst in. Deze vordering werd
door de rechtbank afgewezen, omdat het gebrek van te geringe betekenis was. De rechtbank had een
prejudiciële vraag aan het Hof gesteld, namelijk: Duarte had waarschijnlijk wel recht op vermindering van de
verkoopprijs, maar het Spaanse recht verzette zich hiertegen nu Duarte enkel ontbinding en terugbetaling had
gevorderd, maar niet vermindering van de verkoopprijs. Een later beroep hierop of wijziging was ook niet mogelijk
2
, Consumentenrecht
naar Spaans recht. Mocht de rechtbank hier ambtshalve een redelijke prijsvermindering toewijzen? Het Hof mag
nationaal recht echter niet uitleggen, enkel het Europese.
Het Hof herformuleerde de vraag daarom: of de Richtlijn 1999/44 zich verzet tegen een regeling van burgerlijk
procesrecht volgens welke de nationale rechter ‘wanneer een consument die recht heeft op een redelijke
vermindering van de in de koopovereenkomst genoemde prijs van een zaak enkel ontbinding van de
overeenkomst vordert, maar de overeenkomst niet kan worden ontbonden omdat de non-conformiteit van de
zaak gering is, niet ambtshalve een dergelijke vermindering kan toewijzen, hoewel de consument zijn
oorspronkelijke vordering niet nader mag specificeren en evenmin een nieuwe procedure aanhangig mag
maken.’
Het Hof acht strijd tussen de richtlijn en de nationale wetgeving aanwezig. De redenering is als volgt opgebouwd:
1) De richtlijn beoogt een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken. Uit artikel 3 blijkt
niet dat de nationale rechter in omstandigheden ambtshalve een redelijke vermindering van de koopprijs
mag toewijzen.
2) Wel blijkt uit artikel 3 (jo. 11 lid 1) dat lidstaten maatregelen mogen treffen zodat de consument zijn
rechten daadwerkelijk kan uitoefenen.
3) Gelet op het beginsel van procesrechtelijke autonomie, is het aan de lidstaten overgelaten hoe het
voorgaande moet worden aangepakt (gelijkwaardigheid en doeltreffendheid in acht nemende).
4) Gelijkwaardigheidsbeginsel vraagt in casu geen aandacht, maar het doeltreffendheidsbeginsel wel. Er is
sprake van een regeling die afbreuk kan doen aan de doeltreffendheid van de door de Uniewetgever
nagestreefde consumentenbescherming. Dat is dus in strijd met het doeltreffendheidsbeginsel.
5) Het is aan de nationale rechter om al het mogelijke te doen om de werking van artikel 3 te verzekeren.
Bovengenoemde beslissing is om twee redenen interessant: het gaat om ambtshalve toepassing buiten het
gebied van de richtlijn oneerlijke contractsbedingen en buiten het gebied der nietigheden. Het Duarte-arrest biedt
op deze gebieden dus een nieuwe ontwikkeling. In dit arrest is de ambtshalve toepassing voor het eerst aan de
orde op het gebied van de consumentenkoop. In Nederland bestaat er een grote terughoudendheid ten aanzien
van ambtshalve toepassing buiten de grenzen van de rechtsstrijd. We kennen het alleen in de gevallen genoemd
in artikel 3:40 lid 1 BW. Niet alleen in Nederland, maar ook in omringende landen zal de ambtshalve toepassing
van het Duarte-arrest als ongewoon worden beschouwd, nu het gaat om ambtshalve toewijzing van een andere
vordering dan die door de eiser is ingesteld.
De uitzondering in het Duarte-arrest is beperkt tot het consumentenrecht, maar dat wil niet zeggen dat zij daartoe
beperkt zal blijven. Het beginsel van processuele autonomie werpt geen werkelijke dam op tegen inbreuken op
het nationale procesrecht. Het beginsel houdt in dat bij afwezigheid van een Unierechtelijke regeling de
waarborging van de bescherming van door het Unirecht verleende rechten is overgelaten aan het nationale
procesrecht, zulks behoudens de werking van het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel. Van échte
autonomie is dus eigenlijk geen sprake. Het beginsel bestaat alleen voor zover het nationale recht naar het
oordeel van het Hof in overeenstemming is met het Unierecht. Uitzonderingen hierop zullen naar verwachting
alleen maar toenemen.
Francovich/Italië-arrest
Francovich was werkzaam bij een onderneming waar hij slechts nu en dan voorschotten op zijn loon had
ontvangen. Hij stelde beroep in en in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis moest de deurwaarder
een proces-verbaal opstellen, houdende de vaststelling dat beslaglegging niet mogelijk was. Francovich sprak de
Italiaanse staat daarom aan tot voldoening van de in de richtlijn 80/987 bedoelde waarborgen en subsidiair tot
schadevergoeding.
De bepalingen van de richtlijn inzake de bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever moeten
aldus worden uitgelegd dat wanneer uitvoeringsmaatregelen niet tijdig zijn getroffen, de belanghebbenden die
rechten voor de nationale rechter niet tegenover de staat kunnen doen gelden. Een lidstaat is gehouden om de
schade te vergoeden die particulieren lijden ten gevolge van de niet-omzetting van de richtlijn in nationaal recht.
Om een lidstaat hiervoor aansprakelijk te kunnen stellen, moet er zijn voldaan aan 3 voorwaarden:
1) Het door de richtlijn voorgeschreven resultaat moet de toekenning van rechten aan particulieren
inhouden;
2) De inhoud van die rechten moeten kunnen worden vastgesteld op basis van de bepaling van de richtlijn;
3) Er moet een causaal verband bestaan tussen de schending van de op de Staat rustende verplichting en
de door de benadeelde persoon geleden schade.
Quelle AG/Bundesverband-arrest
Brüning bestelde een fornuis voor privégebruik en stelde een gebrek vast. Het toestel kon niet worden hersteld,
waardoor er een nieuw toestel is geleverd. Voor het gebruik van het eerste toestel, wordt echter wel een
3