Verpleegtechnische handelingen.
Voorbehouden handelingen:
Sinds eind 1997 is de ‘bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen’ van de wet
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) ingegaan.
- Beroepsbescherming: een wettelijke regeling, waarin de uitoefening van een beroep
aan regels is gebonden. Niet iedereen mag het beroep uitoefenen, alleen mensen die
zich ervoor hebben gekwalifceerd.
- Voorbehouden handelingen: medische en/of geneeskundige handeling die – bij
ondeskundig uitvoeren- schade aan de gezondheid van een zorgvrager kan
toebrengen.
- Zelfstandig bevoegden: beroepsoefenaren in de gezondheidszorg die op basis van de
Wet BIG bevoegd zijn om zelf een diagnose te stellen en voorbehouden handelingen
voor te schrijven. Zelfstandig bevoegden zijn: artsen, tandartsen en verloskundigen.
De Wet BIG omschrijf derren voorbehouden handelingen:
- Heelkundige handelingen.
- Verloskundige handelingen. Ook de pre- en postnatale zorg valt hieronder.
- Verrichten van endoscopieën.
- Verrichten van katheterisates.
- Geven van injectes.
- Verrichten van punctes.
- Onder narcose brengen.
- Gebruikmaken van radioacteve stooen en ioniserende straling.
- Verrichten van cardioversie ( een stroomstoot door het hart geven om en
hartritmestoornis op te heoen).
- Toepassen van defbrillate (een stroomstoot door het hart geven om een
hartritmestoornis op te heoen), anders door middel van een geautomatseerde
externe defbrillator (AED).
- Toepassen van elektroconvulsieve therapie (een stroomstoot geven door het hoofd
van depressieve patënten, met het doel de klachten te verminderen).
- Steenvergruizing.
- Kunstmatge fertlisate.
- Risicovolle handelingen: niet-voorbehouden verpleegkundige handelingen die- bij
ondeskundig uitvoeren- schade aan de gezondheid van een zorgvrager kan
toebrengen. Je kunt denken aan handelingen als:
Het geven van een klysma.
Het uitzuigen van een mond- en keelholte.
Het toedienen van zuurstof.
- Niet-zelfstandig bevoegden: zorgverleners die, op basis van bekwaamheid,
opdrachten voor voorbehouden handelingen mogen uitvoeren. In principe is iedere
1
, beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg bevoegd om voorbehouden
handelingen uit te voeren, als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan:
o De handeling moet in opdracht van een zelfstandig bevoegde
beroepsoefenaar worden uitgevoerd. Dat betekent dat een arts, tandarts of
verloskundige de opdracht geef.
o De opdracht moet worden uitgevoerd volgens de aanwijzingen van de
opdrachtgever. Deze aanwijzingen mogen als bekend worden verondersteld
als het om een betrekkelijk eenvoudige handeling gaat (zoals een insuline-
injecte) of als het om een ervaren beroepsbeoefenaar gaat die de handeling
veelvuldig heef uitgevoerd. Je kunt denken aan handelingen als
katheteriseren, of het pre-operatef inbrengen van een perifeer infuus.
o De mogelijkheid tot toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever moet
geregeld zijn. Als je de handeling uitvoert, moet je weten waar je de
opdrachtgever kunt bereiken als er iets fout gaat.
o De niet-zelfstandig bevoegde moet zichzelf bekwaam achten om de handeling
uit te voeren. Dat houdt in dat de behandeling in de (vervolg) opleiding moet
zijn aangeleerd en regelmatg in de praktjk moet zijn uitgevoerd. Als de niet-
zelfstandig bevoegde zichzelf onvoldoende bekwaam vindt, moet deze de
opdracht weigeren.
- Funcronele funcroneren: de wettelijke deskundigheidsverklaring van
beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg om naar de opdracht van een zelfstandig
bevoegde zelfstandig voorbehouden handelingen uit te voeren. Om een
voorbehouden handeling functoneel zelfstandig te mogen uitvoeren, moet je als
verpleegkundige over de volgende deskundigheid beschikken:
o Je moet de samenhang van de voorbehouden handeling kunnen beoordelen.
Dat wil zeggen dat je weet waarom de handeling moet worden gedaan, wat
de eventuele risico’s zijn en hoe je moet handelen als er iets niet goed gaat.
o Je moet adequaat kunnen reageren.
Algemene maatregel van bestuur: een maatregel die een minister of staatssecretaris
uitvaardigt om nadere uitleg aan een wet te geven. Met een algemene maatregel van
bestuur heef de minister van VWS bepaald dat verpleegkundigen de vereiste specifeke
deskundigheid bezitten om de volgende voorbehouden handelingen functoneel zelfstandig
uit te voeren:
- Injectes (subcutaan, intramusculair, intraveneus), het inbrengen van een infuus.
- Katheterisates (het inbrengen van een blaaskatheter).
- Punctes (venapuncte), hielprik bij neonaten, het inbrengen van een maagsonde. Het
toedienen van geneesmiddelen via infuus, pomp, kolf of zak.
In de Wet BIG staat: ‘bekwaam is bevoegd’. Bekwaamheid is een voorwaarde voor
bevoegdheid. Als professioneel verpleegkundige stel je je bekwaamheid zelf vast. Je
bekwaamheid is niet de verantwoordelijkheid van de zelfstandig bevoegde, maar van jou. Als
er toch iets fout gaat, kun je de arts daarvoor niet aansprakelijk stellen. Als verpleegkundige
2
,blijf jij verantwoordelijk voor het uitvoeren van je handelingen. Als je een jaar gleden voor
het laatst een blaaskatheterisate hebt uitgevoerd, moet je je afvragen of je bekwaamheid
nog op peil is.
Protocollen en instellingsregels:
Zorginstellingen hebben neen grote verantwoordelijkheid. Om de kwaliteit van de zorg te
garanderen, moet instellingen zich aan bepaald regels en wetten houden. Belangrijke wetten
voor zorginstellingen zijn onder meer de Arbowet, de Kwaliteitswet Zorginstellingen (Kwzi)
en het Burgerlijk Wetboek (BW). De Kwzi verplicht instellingen om hun handelwijze voor het
uitvoeren van voorbehouden handelingen vast te leggen. Op dit vlak zijn er tal van zaken die
vastgelegd moeten worden, zoals:
- Het zorgdragen voor protocollen voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen.
- Het vastleggen van de procedures ten aanzien van het geven en aannemen van een
opdracht tot uitvoeren van een voorbehouden of risicovolle handeling.
- Het vastleggen van eventuele periodieke herscholing om de geldigheid van
bekwaamheidsverklaringen te verlengen.
- Het zorgdragen voor de regeling voor het meiden van fouten.
Artsen en verpleegkundigen zijn meestal samen verantwoordelijk voor het opstellen van een
protocol. In een protocol hoort te staan:
- Wanneer de handeling moet worden uitgevoerd.
- Welk materiaal moet worden gebruikt.
- Een stapsgewijze beschrijving van de handeling.
- Welke complicates kunnen optreden.
- Wie de handeling mag uitvoeren.
Als er iets fout gaat.
Als verpleegkundige ben je er verantwoordelijk voor dat je iedere handeling correct uitvoert.
Als tjdens de uitoefening van de handeling iets verkeerd gaat, dan ben je verplicht dit te
melden. Iedere instelling hef een regeling voor het melden van fouten. Je moet elke fout of
bijna-fout op een formulier vermelden. Je doet dit met behulp van en FONA- (fouten,
ongevallen en near accidents) of MIP-formulier (melding incidenten patëntenzorg).
Daarnaast meld je het incident volgens de procedure in de instelling. Als verpleegkunde kun
je bij een fout op drie manieren in aanraking komen met het recht:
- Tuchtrechtelijk.
- Civielrechtelijk.
- Strafrechtelijk.
In het tuchtrecht spreken beroepsgenoten zich uit over jouw handelen als verpleegkundige.
Naast de tuchtrechtelijke procedure is het ook mogelijk dat je als verpleegkundige
civielrechtelijk wordt aangesproken. Het civiele recht heet ook wel burgerlijk recht. Het
beschrijf de regels voor de onderlinge verhouding tussen twee personen. Als een zorgvrager
door jouw nalatgheid schade oploopt, dan kan de zorgvrager via het civiele recht om een
schadevergoeding vragen. Ook de strafrechter kan ingeschakeld worden als je gedragingen
3
, als verpleegkundige dit rechtvaardigen. In het strafrechter kan de regels vastgelegd waaraan
burgers zich moeten houden. Als je je niet aan deze regels houdt, dan pleeg je een strafaar
feit (een overtreding of een misdrijf). O verzoek van de ofcier van justte kun je dan als
verdachte voor de rechter worden gedaagd.
Reden voor het geven van sondevoeding:
- Sondevoeding: voeding die je via en slangetje (sonde) rechtstreeks in het
maagdarmstelsel kunt toedienen bij een zorgvrager die extra voeding nodig heef.
- Enterale voeding: voeding die je via een slangetjes (sonde) rechtstreeks in het
maagdarmstelsel kunt toedienen bij een zorgvrager die extra voeding nodig heef.
- Passage: de voortbeweging (van stooen), zoals de darmpassage: de voortbeweging
van voeding door de darm.
- Resorpre: het resorberen is het proces waarbij vaste stooen in het lichaam worden
opgelost en in de lichaamsvloeistooen worden opgenomen.
Een zorgvrager komt in aanmerking voor sondevoeding als hij:
- Meer dan 10 procent (ongewenst) gewichtsverlies heef binnen zes maanden.
- Ten minste zeven tot ten dagen geen of onvoldoende voedsel kan opnemen of heef
opgenomen vanwege: anorexia, slikproblemen of obstructes in het
maagdarmkanaal, operates in het maagdarmkanaal of het hoofdhalsgebied of
agressieve chemotherapie.
Een zorgvrager komt niet in aanmerking voor sondevoeding als hij last heef van:
- En obstructe van het maagdarmkanaal, zoals een ileus (darmkronkel).
- Niet of onvoldoende functoneren van het maagdarmkanaal.
- Peritonits (buikvliesontsteking).
De arts zal dan een andere manier van voeden kiezen, zoals parenterale voeding, buiten het
maagdarmkanaal om.
- Maagsonde: een lange, dunne, fexibele buis die je in een holte brengt om vloeistof
of vocht in de maag aan of af te voeren.
- Neus-duodenumsonde: een sonde die via de neus in het duodenum (twaalfvingerige
darm) wordt geplaatst: het middelste gedeelte van de dunne darm dat volgt na de
twaalfvingerige darm.
- Neus-jejunumsonde: een sonde die via de neus in het jejunum (nuchtere darm)
wordt geplaatst: het middelste gedeelte van de dunne darm dat volgt na de
twaalfvingerige darm.
- PEG-sonde (perctane endoscopische gastrostomie): een sonde die ingebracht wordt
met een eenvoudige ingreep. Door middel van een endoscopie wordt een verbinding
tussen de maag en de huid gemaakt, waarin en voedingssonde wordt aangebracht
voor langdurige enterale voeding.
- Jejunostomie: een sonde die door een opening van de nuchtere darm dwars door de
buikwand naar buiten aangebracht is.
- Laparotomie: een operate waarbij een insnijding in de buik wordt gemaakt.
4