Leerdoelen AFP5
Les 1
Leerdoelen
De student:
1. Verzamelt informate over het algemeen psychisch functoneren van een zorgvrager.
2. De student kan de verschillende domeinen waarop je kan observeren benoemen.
Tijdens het interview met de patint wordt de anamnese afgenomen. Deze bestaat in de eerste
plaats uit de speciile anamnese van de hoofdklacht, maar tevens uit een algemeen psychiatrische
anamnese van de (overige) psychische functes, een somatsche, sociale en biografsche anamnese.
Ook kan aanvullend een heteroanamnese (bijvoorbeeld partner, familie) worden verricht.
3. De student heef kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld.
Al deze psychiatrische symptomen worden systematsch genoteerd in wat men de status mentalis
noemt. Hierin komen achtereenvolgens de algemene indruk van de patint, de cogniteve, aaecteve
en conateve functes en de persoonlijkheid van de patint aan de orde. Let wel: het gaat hier niet
om de volgorde waarin deze aspecten worden onderzocht. Die hangt af van de wijze waarop de
patint zich presenteert. Ook is het ahankelijk van de overwegingen die de onderzoeker heef, en
van de wijze waarop het gesprek verloopt.
Eerste indrukken:
Uiterlijke kenmerken
Een van de eerste indrukken die de onderzoeker opdoet, is die van het uiterlijk van een patint .
- Daarbij kan allereerst gekeken worden naar de lichamelijke gezondheid.
- Ook de lichaamsbouw is een kenmerk van het uiterlijk. Er worden in het algemeen drie
verschillende lichaamstypen onderscheiden.
o Het pycnische type wordt gekenmerkt door een gedrongen bouw, zachte en ronde
vormen, weinig spierreliif en de neiging tot vetafzetng.
o Het atletsche type wordt gekenmerkt door een fors skelet, een sterke
spierontwikkeling en een lang, fors gelaat.
o Het leptosome (of ectomorfe) type wordt gekenmerkt door een tengere bouw met
smalle schouders, dunne armen en een hoekig en smal gelaat.
- Schatng van de leefijd maken.
o Als een patint er ouder uitziet dan men zou verwachten gezien de leefijd, is dit
mogelijk vanwege een dementeel syndroom, een depressieve stoornis, een
somatsche
o Zwakbegaafde patinten en sommige patinten met een persoonlijkheidsstoornis
zien er dikwijls jonger uit dan de kalenderleefijd.
- Ook kan gekeken worden naar de verzorging.
- Ten slote kan men aan de gelaatsuitdrukking van een patint de emotes afezen, zoals
blijdschap, verdriet, verbazing, angst, schaamte of walging.
,Contact
Al vanaf het begin van het gesprek vormt de onderzoeker zich een indruk van het contact met de
patint. Het zal duidelijk zijn dat zowel de psychiatrische stoornis als de persoonlijkheid van de
patint hierin bepalend is.
- Een depressieve patint zal over het algemeen emotonele contacten vermijden.
- De angstge patint heef vaak een koud en vochtg aanvoelende handdruk.
- De dwangmatge patint zal zich bij de start wat formeel en kritsch opstellen.
- De ahankelijke patint durf vaak niet alleen het gesprek aan te gaan.
- Een manische patint praat luid en heef vaak een joviale, familiaire houding.
- Een demente patint begrijpt vaak niet goed wat er van hem verwacht wordt.
- De antsociale patint zal dreigen als hij zijn zin niet krijgt.
- De paranoïde patint zal het contact ahouden.
Ook het oogcontact kan aanwijzingen geven over de patint. Vermijding ervan kan wijzen op
vijandigheid, verlegenheid of angst. Overmatg oogcontact kan wijzen op achterdocht. Voortdurend
wegkijken kan wijzen op verhoogde afeidbaarheid of de aanwezigheid van hallucinates.
Klachtenpresentate
De manier waarop de patint zijn klachten presenteert, is om drie redenen van belang.
- Ten eerste geef de klachtenpresentate een indruk van de lijdensdruk van een patint (in
hoeverre lijdt de patint eronder?). Ook geef het een indruk van de verwachtngen die de
patint heef van de onderzoeker enfof de behandeling.
- Ook kan aan de klachtenpresentate afgelezen worden welke afweermechanismen de patint
gebruikt. Bijvoorbeeld: wat vermijdt of ontkent hij, wat legt hij bij de ander?
- De derde reden waarom de klachtenpresentate van belang is, is dat psychiatrische
stoornissen een grote invloed hebben op de manier waarop iemand zijn klachten ervaart en
presenteert. Door bijvoorbeeld een depressie kan een vertekend beeld ontstaan van
iemands gebruikelijke gedrag.
Gevoelens en reacte onderzoeker
Belangrijk is dat de onderzoeker zich realiseert wat zijn eigen reactes zijn op de patint. Een goede
observate van de eigen gevoelens en reactes behoedt de onderzoeker voor valkuilen in de relate.
- Ten eerste kunnen deze van diagnostsche betekenis zijn. De onderzoeker beweegt namelijk
‘mee’ met de patint. Angst, somberheid of verwarring bij de onderzoeker kunnen om die
reden wijzen op psychotsche angst of een depressie bij de patint.
- Daarnaast kan de onderzoeker waken voor valkuilen in de therapeutsche relate met de
patint. Als hij bijvoorbeeld irritate vroegtjdig erkent, zal hij een zorgvuldiger onderzoek
afnemen. Laat hij zich leiden door zijn irritate, dan zou hij de patint wel eens te snel kunnen
ontslaan.
De onderzoeker moet zich te allen tjde goed bewust zijn van de reactes die te maken hebben
met overdracht en tegenoverdracht. Bij overdracht brengt de patint onbewust gevoelens en
, ervaringen die hij tjdens de vroege jeugd opgedaan heef met voor hem belangrijke anderen,
over op de hulpverlener. Tegenoverdracht heef te maken met de gedragingen, gevoelens en
gedachten die de patint door zijn doen en laten bij de hulpverlener oproept. Bij
tegenoverdracht reageert de hulpverlener op de overdracht van de patint met zijn eigen
onbewuste gevoelens als tegenreacte.
Cogniteve functes
- Bewustzijn (helderfsuf), aandacht (concentrateboog), oriintate (tjd, plaats & persoon)
- Geheugen (korte termijn en lange termijn)
- Intellectuele functes (intelligenteniveau & ziekte inzicht)
- Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming (inhoud van het denken, is het reiel wat
iemand zegt? (wanenfhallucinates) en de vorm van het denken, denkt iemand heel snel of
heel langzaam?)
- Denken
Affecteve functes
- Stemming en aaect (stemming= hoe je je voelt (klimaat), aaect= korte emotes die je laat
zien (het weer op een dag).
- Somatsche klachten en verschijnselen
Conateve functes
- Psychomotoriek: uitspreken, mimiek, klanken. Klopt de gezichtsuitdrukking en manier van
spreken met het gevoel dat iemand heef.
- Motvate en gedrag
Persoonlijkheid
Gegevens uit de speciile, de sociale en de biografsche anamnese moeten in verband gebracht
worden met informate uit de observate(s) en de heteroanamnese en met informate verkregen uit
eventueel gebruikte meetnstrumenten. De anamnese, de biografe en de heteroanamnese zijn
belangrijke bronnen om vast te kunnen stellen of er sprake is van duurzame persoonlijkheidstrekken,
dat wil zeggen: steeds terugkerende en vaste reactevormen die het individu meestal zijn leven lang
meedraagt. Deze kunnen hem hinderen bij het zich aanpassen aan de omgeving. Het kan subjecteve
ellende enfof sociaal disfunctoneren tot gevolg hebben. Op dat moment kan er sprake zijn van een
persoonlijkheidsstoornis waarvoor overdreven en rigide gedragspatronen kenmerkend zijn.
Les 2
Leerdoelen
De student:
1. Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag
te verklaren vanuit het bio psychosociaal
model
, Biologisch perspecteef Erfelijkheid, verstoring van chemische huishouding.
Psychologisch perspecteef Hoe iemand denkt en de persoonlijkheid; onbewuste conficten en
moteven.
Sociocultureel perspecteef Sociale invloed en het gedrag dat daarbij hoort, culturele verschillen,
status (werkloosfongetrouwd).
Bio psychosociaal perspecteef Gaat over alle drie de bovenstaande perspecteven, deze hebben
invloed op elkaar en hangen samen.
2. Heef kennis van het stressekwetsbaarheidsmodel en kan het ontstaan en voortduren van
afhankelijk gedrag verklaren
Persoonlijke kwetsbaarheid
Lage intelligente
Vertraging in de ontwikkeling. Denk hierbij aan afwijkingen voor de geboorte,
achterstand in spreekvaardigheid na de geboorte en een motorische achterstand.
Omgeving
Opvoeding waarbij het kind onderdanig gedrag is aangeleerd. Ahankelijk gedrag wordt
gestmuleerd.
Bij deze opvoeding bestaan dominant, autoritair gedrag en een toegeefijk en
overbeschermend gedrag van de ouders of verzorgers naast elkaar. Als kind leer je
hierdoor aan dat onderdanig gedrag noodzakelijk en doelmatg is om een beloning te
krijgen.