Voedingsleer:
Koolhydraten
Koolhydraat absorptie
Glucose is uniek omdat het deel kan worden geabsorbeerd door het slijmvlies in de mond, maar voor
het grootste deel vindt de opname van voedingsstofen plaats in de dunne darm. Glucose en
galactose komen de epitheelcellen van de dunnen darm binnen door actee transport; eructose wordt
geabsorbeerd door geeaciliteerde dieussie.
Terwijl het bloed uit de dunne darm circuleert door de lever nemen cellen eructose en galactose op
en meestel worden ze omgezet in verbindingen binnen dezelede metabole routes als glucose.
afbeelding 4b-9b laat zien dat eructose en galactose voornamelijk worden gemetaboliseerd in de lever,
terwijl glucose uit word gestuurd naar de lichaamscellen voor energie. Uiteindelijk leveren alle
disaccheriden tenminste een glucose molecule direct en zij kunnen het equivalent van een ander
indirect leveren – door het metabolisme van eructose en galactose in de lever.
Glucose in het lichaam
De primaire rol van de beschikbare koolhydraten in het lichaam is de cellen voorzien van glucose
voor energie. Zetmelen dragen het meest bij aan de glucose voorziening van het lichaam, maar
iedere van de andere monosaccharides kan ook glucose leveren wanneer dat nodig is.
wetenschappers wisten al enige tjd dat het leveren van energie de primaire rol is van glucose, kort
geleden hebben ze ook andere rollen van glucose en andere suikers ondekt. Wanneer
suikermoleculen blijven kleven aan de lichaamseiwiten en vetmoleculen, kunnen de consequentes
dramatsch zijn. Suikers gehecht aan een eiwit veranderd de vorm van het eiwit en zijn euncte,
wanneer ze binden aan een lipide in een celmembraan, wijzigen suikers de manier waarop cellen
elkaar herkennen.
Stofwisseling (metabolisme)
Glucose speeld de centrale rol in de koolhydraat stoewisseling.
Glucose opslaan als glucogeen
Na een maaltjd, stjgt het bloedglucose en levercellen koppelen glucose moleculen aan elkaar
doormiddel van condensate in lange vertakkende ketens van glucogeen. Wanneer het bloedglucose
daalt, breken de levercellen het glucogeen ae door middel van hydrolyse in enkelvoudige molecules
glucose en geef het de glucoe direct ae aan het bloed.
Glucose wordt dus beschikbaar gesteld om energie te leveren aan de hersenen en andere weeesels
ongeacht oe iemand wel oe niet recentelijk heef gegeten. De lever slaat ongeveer 1/3 van het totale
glucogeen op en laat glucose vrij in het bloed wanneer het nodig is. de spieren slaan het overige
glucose (2/3) op, maar spieren slaan de meeste van hun voorzieningen (glucose) op en gebruiken het
voor zichzele tjdens sporten oe krachtnspanningen. De hersenen slaan een kleinbeetje glucogeen op
als een soort van noodvoorraad voor wanneer er een glucose tekort is. Glucogeen bevat water en
daardoor is het tamelijk omvangrijk. Het lichaam kan maar net genoeg glucogeen opslaan om energie
op korte termijn te leveren – minder dan een dag in rust en een paar uur maximaal tjdens sport.
,Voor de lange termijn energie reserves, voor gebruik in dagen oe weken van voedseltekort, gebruikt
het lichaam zijn overschoten, watervrije brandstoe, vet.
Het gebruik van glucose als energie
Glucose voorziet het werk van de meeste lichaamscellen van brandstoe. Binnen in een cel, kan een
serie van reactes glucose afreken in kleinere eenheden die energie opleveren wanneer het volledig
wordt aegebroken tot koolstoedioxide en water.
Glucose produceren uit eiwitten
Zoals eerder verteld is wordt het glucogeen dat opgeslagen ligt in de lever maar voor een paar uur
opgeslagen en niet voor dagen. Glucose is de voorkeurs vorm van energie voor de hersencellen,
zenuwcellen en voor het aanmaken van rode bloedcellen. Om het glucose te verstrekken in de
hoeveelheid die voldoet aan de energie behoefe van het lichaam, moet je regelmatg koolhydraat
rijke levensmiddelen eten. Toch overleven mensen die zich niet altjd houden aan de koolhydraat
behoefe van het lichaam.
Vet kan geen glucose maken in belangrijke mate. De aminozuren uit eiwiten kunnen gebruikt
worden om glucose te maken tot op een zekere hoogte, maar aminozuren en eiwiten hebben zele al
taken die ze moeten uitvoeren die door de andere macro nutriënten niet kunnen worden uitgevoerd.
Wanneer een persoon niet zijn glucose aanvuld door koolhydraten te eten, worden lichaams eiwiten
aegebroken om glucose te maken om de hersenen en andere speciale cellen van energie te voorzien.
Deze lichaamseiwiten komen voornamelijk voort uit lever en skelet spieren.
Het omzeten van eiwit tot glucose wordt gluconeogenese genoemd – wat leterlijk betekend het
aanmaken van nieuwe glucose. Alleen een adequate inname van koolhydraten kan voorkomen dat
eiwiten gebruikt worden voor energie, deze rol van koolhydraten staat bekent als een eiwit-
sparende acte.
Het maken van ketonen uit vet fragmenten
Een inadequate voorziening van koolhydraten kan het energiehuishouden van het lichaam
verschuiven in een instabiele richtng. et minder koolhydraten die glucose leveren om aan de
energiebehoef van de hersenen te voldoen, neemt vet een alternateve metabole weg; in plaats van
het binnen dringen van de hooedenergie weg, vet eragmenten gecombineerd met een andere
vormen samen ketone lichamen. Ketone lichamen leveren een alternateve energiebron tjdens
uithongering, maar wanneer hun producte het gebruik overschreidt, hoopt het zich op in het bloed,
en veroorzaakt het ketosis. Omdat de meeste ketone lichamen zuren zijn, verstoord ketosis het zuur-
base evenwicht in het lichaam. Om lichaamseiwiten te sparen en ketosis te voorkomen, heef het
lichaam ten minste 50 tot 100 gram koolhydraten per dag nodig.
Glucose gebruiken om vet te maken.
Nadat er voldaan wordt aan de onmiddelijke energie behoefe en het vullen van de glucogeen
opslag plekken ( lever: 100g, spieren: 350 – 450g), moet het lichaam een manier vinden om het
overige glucose te verwerken. Wanneer glucose overvloedig aanwezig is, verschuif het energie-
metabolisme om meer glucose te gebruiken in plaats van vet. Wanneer dat niet genoeg is om de
glucose balans te herstellen, breekt de lever glucose moleculen ae in kleinere molecule en zet ze
weer in elkaar tot een meer permanente vorm van opgeslagen energie: vet.
, Dus wanneer koolhydraten overvloedig aanwezig zijn, wordt vet oe behouden oe aangemaakt. Het vet
verplaatst zich naar de vetweeesels van het lichaam om opgeslagen te worden. In tegenstelling tot de
levercellen, welke net genoeg glucogeen kan opslaan om te voldoen aan de energiebehoefe van
minder dan een dag, vetcellen kunnen onbeperkt vet opslaan.
De constantheid van de bloedglucose
Elke lichaamscel is tot op zekere hoogte afankelijk van glucose voor zijn brandtstoe, hersencellen en
de rest van het zenuwstelsel is uitsluitend afankelijk van glucose voor de energie. De actviteiten
van deze cellen houden nooit op, en ze hebben maar een beperkte opslagruimte voor glucose. Dag
en nacht trekken ze glucose uit de voorraad in de vloeistoe om hun heen weg. Om de voorraad in
stand te houden, een gestage stroom van bloed verplaatst zich langs de cellen. Het bloed brengt
glucose naar de cellen, verkregen uit de dunne darm (uit voedingsmiddelen) oe de lever ( door
glucogeen ae te breken oe via gluconeogenesis).
Handhaving van glucose homeostase
Om optmaal te eunctoneren, moet het lichaam het bloed glucose handhaven binnen de grenzen die
de cellen toestaan om zichzele te voeden. Als het bloedglucose zakt onder het normale kan een
persoon duizelig worden en zich zwak voelen; wanneer het stjgt boven het normale kan een persoon
vermoeid worden. Als deze extreme schommelingen onbehandeld blijven kan dat eataal zijn.
De regulerende hormonen
Bloedglucose homeostase wordt voornamelijk geregeld door twee hormonen: insuline verplaatst
glucose vanuit het bloed in de cellen, en glucagon haalt glucose uit de opslag wanneer dat nodig is.
Na een maaltjd, wanneer het bloed glucose stjgt, speciale cellen van de pancreas reageren
Door insuline afescheiden in het bloed. Over het algemeen komt de hoeveelheid aegescheide
insuline overeen met de stjging in glucose. Als de circulerende insuline contact maakt met de
lichaamscellen, receptoren reageren door glucose uit het bloed de celen binnen te leiden. De meeste
cellen nemen alleen de glucose op die ze meteen kunnen gebruiken als energie, maar de lever en
spiercellen kunnen de kleine glucose eenheden samenvoegen tot lange vertakte ketens glycogeen
om op te slaan. De levercellen kan het overtollige glucose omzeten tot vet, zodat het kan worden
getransporteerd naar andere cellen. dus keert het verhoogde bloedglucose terug naar een normaal
niveau als het overtollige glucose wordt opgeslagen als glycogeen en vet.
Wanneer het bloed glucose daalt (zoals gebeurdt tussen maaltjden) andere speciale cellen van de
aalvleesklier reageren door glucagon ae te scheiden in het bloed. Glucagon verhoogd de bloed
glucose door de lever een signaal te geven dat het zijn glucogeen voorraadt moet afreken en
glucose moet vrijlaten in het bloed, voor het gebruik van alle andere lichaamscellen.
Een ander hormoon dat de lever een signaal stuurt om glucose vrij te laten is het ‘’vecht of vlucht’’
hormoon epinefrine. Wanneer iemand stress ervaart , zorgt epineerine ervoor dat de lichaamscellen
genoeg brandstoe heef voor noodgevallen. Onder de vele rollen in het lichaam, werkt epineerine om
glucose vrij te maken in het bloed door glucogeen uit de lever ae te breken.
Balanceren binnen het normale gebied
De handhaving van een normaal bloed glucose is afankelijk van voedingssmiddelen en hormonen.
Wanneer het bloed glucose onder het normale niveau valt zakt, kan voedingsmiddelen het weer
aanvullen, in de aewezigheid van voedingsmiddelen, kan glucagon de lever een signaal sturen dat het