Hoofdstuk 1 Algemene Inleiding
Doel van belastingheffing
Door belasting te betalen levert iedere burger een bijdrage aan de financiering van de
overheid. Belastingen worden ook steeds vaker gebruikt om bepaald gedrag te stimuleren
(stimulering van startende ondernemers, verkleining van de inkomensverschillen) of juist te
ontmoedigen (roken VS investeren). De overheid kan haar uitgaven op de volgende
manieren dekken:
a. Belastingen; verplichte bijdrage van burgers zonder dat daar een specifieke
tegenprestatie tegenover staat.
b. Retributies: vergoeding die de burger moet betalen omdat hij bepaalde diensten van
de overheid afneemt. Er staat dus een tegenprestatie tegenover.
c. Sociale premies:
• Premie volksverzekeringen (AOW, Anw, AWBZ): worden gebruikt om
uitkeringen te kunnen betalen. Deze volksverzekeringen worden door de
belastingdienst in een gecombineerde aanslag geïnd met de
inkomstenbelasting.
• Premies werknemersverzekeringen (WIA, ZW,Zvw en de WW): komen ten
laste van de werkgever en worden door de belastingdienst geïnd via
aangifte loonheffing (tegen zelfde tarief als inkomstenbelasting).
d. Overige inkomsten (zoals inkomsten van verkoop van gas)
Plaats van het belastingrecht
• Belastingrecht is onderdeel van het publiekrecht, dit recht regelt de verhouding
tussen de overheid en haar burgers. Privaatrecht daarentegen regelt de verhouding
tussen burgers onderling.
• Belastingrecht is eigenlijk een verzameling van wetten die zich allemaal richten op
het heffen van belasting. (Wet IB/ VPB/ LB/ SW successiewet/ OB.
• Materieel en formeel recht:
o De belastingwetten zijn materiële belastingwetten. Ze gaan allemaal in op de
wijze waarop moet worden bepaald hoeveel belasting moet worden betaald.
o Bij formeel belastingrecht gaat het om de wijze waarop wordt geïnd en hoe
dus het materiële belastingrecht wordt gehandhaafd.
o Formele belastingrecht wordt steeds belangrijker. (Steeds vaker wordt
gecontroleerd of de overheid de grenzen van haar bevoegdheden niet
overschrijdt).
Vindplaatsen in het belastingrecht
Vele geschreven en ongeschreven
bronnen.
• Wetgevingen
Wetgever moet de financiële lasten van de overheid zo goed mogelijk verdelen.
1e en 2e kamer houden zich bezig met vervaardigen van wetten op
belastinggebied. Dit is vastgelegd in de grondwet. Beginselen moeten aan
deze wetten ten grondslag liggen. Procederen hiertegen kan nog niet.
De wetgeving dient ter bescherming van de grondrechten.
- Onder verticale werking van grondrechten wordt verstaan de
bescherming van grondrechten in de relatie tussen overheid en
burger.
- Onder horizontale werking wordt verstaan de handhaving van de
grondrechten tussen burgers en/of rechtspersonen onderling.
• Uitvoeringsregelingen- en besluiten
Als er in een wettekst staat dat een en ander nader is vastgelegd in een
algemene maatregel van bestuur, kan dit worden vastgelegd in een
uitvoeringsbesluit. (dit is een voorbeeld van een delegatiebepaling
1
, Staat in een wettekst dat een en ander nader wordt uitgewerkt in een
ministeriële regeling, dan is dit terug te vinden in de uitvoeringsregeling
die bij de desbetreffende wet hoort.
Voor wijzigingen in een wet moet advies aan de raad van state worden
gevraagd, dit duurt lang. Voor opstellen van uitvoeringsbesluit of
uitvoeringsregeling gelden minder formele eisen.-
• Europese richtlijnen
Europese richtlijnen binnen de Europese Unie. Indien iets niet in de
Nederlandse wet is vastgelegd kan een burger zich op deze richtlijn
beroepen, deze heeft dan een rechtstreekse werking. De overheid mag dit
niet, zij hadden de wet maar moeten aanpassen.
• Besluiten (resoluties)
Bij een wetsvoorstel wordt een toelichting gegeven over hoe deze wet
uitgelegd kan worden. Dit kan bijvoorbeeld een minister doen. Ook wel
pseudowetgeving omdat er door belastingdienst, belastingplichtigen en
adviseurs rekening mee gehouden moet worden.
• Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Criteria waaraan een behoorlijk bestuurder moet voldoen:
- Vertrouwensbeginsel -> Moet er op kunnen vertrouwen dat de
belastingdienst haar toezeggingen nakomt. Hier kunnen geen rechten
aan worden ontleent.
- Gelijkheidsbeginsel -> Gelijke gevallen moeten op de zelfde manier
worden behandeld. Indien er ergens een fout is gemaakt kan niet
iedereen ook meteen eisen dat er een fout wordt gemaakt.
• Rechtspraak (jurisprudentie)
Als een belastingplichtige het niet eens is met een opgelegde aanslag kan
hij daartegen bezwaar maken, een bezwaarschrift naar de
belastingdienst. Deze kan vervolgens de aanslag aanpassen. Indien het
zo niet wordt opgelost kan een belastingplichtige in beroep gaan, de
rechter gaat dan bekijken of de wettekst op een juiste manier is toegepast
en er niet in strijd is gehandeld met het algemeen beginsel van behoorlijk
bestuur.
De wet is niet altijd duidelijk , er kan namelijk van verschillende
wetsuitleggingen worden uitgegaan:
Grammaticale uitleg (hoe moet het gelezen worden)
Historische uitleg ( wat is er gezegd bij totstandkoming)
Systematische uitleg (hoe zit de systematiek van de wet in
elkaar)
Teleologische uitleg (bedoeling van de wetgever)
Anticiperende uitleg (maatschappelijke ontwikkelingen op dit
punt).
Na uitspraak van de rechtbank kunnen de betrokkenen nog in hoger
beroep gaan en dus naar het gerechtshof stappen. Deze gaat ook weer in
op de feiten van het geschil.
Als dit niets oplevert kan er nog in cassatie gegaan worden (naar de Hoge
Raad).
Uitspraken van de rechter zijn belangrijk voor andere belastingplichtigen,
er kan namelijk rechten aan ontleent worden. Dezelfde gevallen zullen op
gelijke manier behandeld worden.
Partijen binnen het belastingrecht
• Wetgever
2
1
.
, o 1e en 2e kamer bepalen hoe de belastingheffing in Nederland wordt
vormgegeven, hierbij moeten ze rekening houden met het feit dat Nederland
lid is van de EU. Ook moeten ze rekening houden met de regelgeving in
omringende landen.
• De belastingdienst
o Voornaamste taak: uitvoeren van fiscale regelgeving in het innen van
belastingen en premies die op grond van de Nederlandse wetgeving moeten
worden afgedragen.
Daarnaast verstrekt zij ook veel informatie over de belastingheffing in
Nederland.
o Doelstelling: Compliance, zorgen dat een belastingplichtige zoveel mogelijk de
regelgeving uit zichzelf nakomt. Hiervoor ‘horizontaal toezicht’, aanname dat
de aangiften juist tot stand komen en correct zijn.
o Daarnaast mag de overheid ook toeslagen toekennen aan personen die aan
bepaalde eisen voldoen: Zorgtoeslag, huurtoeslag, kind gebonden budget,
kinderopvang.
• Belastingplichtige
o Wie belastingplichtig is verschilt per wet.
Iedere natuurlijke persoon die in Nederland woont is hier ook
belastingplichtig voor de IB.
Mensen die niet in Nederland wonen maar hier wel enige inkomsten
verkrijgen zijn ook hier belastingplichtig.
Rechtspersonen op grond van VPB.
o Belastingplichtigen hebben rechten en plichten vastgelegd in de AWR
en AWB.
• Belastingadviseur
o Sommige mensen zijn niet in staat om hun eigen aangifte in te vullen, deze
kunnen dan soms terecht bij de Belastingdienst voor hulp bij aangifte
(HUBA).
o Anderen kunnen terecht bij professionele belastingadviseurs, deze helpen
dan met de aangifte, verzorgen de communicatie met de belastingdienst en
adviseren hun klanten over hoe belastingen te ontwijken zijn (dit mag,
ontduiken niet).
o Beroepsorganisaties: NOB, NOAB.
• Belastingrechter o Als de belastingdienst en belastingplichtige van mening
verschillen over de wijze waarop de belastingwetgeving moet worden toegepast
kunnen ze dit voorleggen aan de belastingrechter,
o Bezwaar -> Aanpassing -> Beroep bij rechter -> Beroep bij gerechtshof ->
hoge Raad.
2
1
.
, Hoofdstuk 3 Raamwerk Wet IB
Inleiding
Bij het uitvoeren van belastingwetten staan de volgende onderwerpen
centraal:
o Wie is belasting verschuldigd? Belastingplicht
o Waarover moet worden betaald? Grondslag
o Hoeveel moet worden betaald? Tarief
Belastingplicht
o Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke
personen (Art 1.1 IB)
o Iedere Nederlander is belastingplichtig voor inkomstenbelasting, belasting
verschuldigd ben je daarentegen pas als je ook daadwerkelijk inkomen
geniet.
o Volgens het woonplaatsbeginsel (2.1 lid 1 IB) moet een
binnenlandsbelastingplichtige altijd inkomstenbelasting betalen over hun
inkomen, waar dan ook ter wereld zij deze hebben genoten.
o Niet-inwoners van Nederland die wel Nederlands inkomen genieten vallen
ook onder de belastingplicht voor de IB. Zij zijn slechts belastingplichtig voor
het inkomen dat ze in Nederland hebben genoten (Oorsprongsbeginsel).
Belastingverdragen: Combinatie van woonplaatsbeginsel en oorsprongsbeginsel kan
leiden tot dubbele belastingheffing. Inkomen dat niet in eigen land is genoten wordt
dan dubbel belast. Bij het sluiten van verdragen wordt dit verlicht. Zo wordt de
belasting vaak met (buitenlands/ binnenlands) x verschuldigde belasting verminderd.
Woonplaats:
Art 4 AWR: Woonplaats moet worden bepaald aan de hand van feitelijke
omstandigheden. Er moet gekeken worden waar het sociaal en economisch middelpunt
van iemands leven ligt.
Woonplaatsficties: (art 2.2 IB)
o Iemand die ophoud in Nederland te wonen en binnen een jaar weer in Nederland
gaat wonen blijft binnenlands belastingplichtig als hij in dat jaar niet elders heeft
gewoond of als inwoner belastingplichtig was in een lidstaat van de EU of andere
aangewezen mogendheid.
o Diplomatenfunctie: Nederlanders die als ambtenaar in buitenland gaan werken
worden voor IB geacht in Nederland te wonen.
Keuzerecht buitenlandse belastingplichtigen
Net over de grens gaan wonen, maar in Nederland blijven werken.
o Principe: Loon blijft belast in Nederland, maar mogelijke hypotheekrente aftrek mag
niet verminderd worden op loon.
o Keuze: buitenlands belastingplichtigen mogen kiezen voor belastingheffing alsof ze
binnenlands belastingplichtig zijn (2.5 IB). Indien dit na verloop van tijd niet meer
gekozen wordt gaan de voordelen van de voorafgaande 8 jaren teniet.
Inkomen en tarieven
Wet IB gaat uit van ‘drieboxenstelsel’ waarbij van elk van de boxen per kalenderjaar een
afzonderlijk belastbaar inkomen wordt gerekend (art 2.3 IB).
Box 1: Werk & Woning (Winst onderneming, loon, ROW/Stage)
Art 3.1 IB o Progressief tarief. (art
2.10 en 2.10a IB)
o Verschil tussen wel AOW- en niet AOW gerechtigden, laatste groep hebben de
lagere schijven korting. (Geen premies).
2
1
.