1.) De student benoemt de (eventuele) oorzaken, uitingsvormen, prognose, gevolgen
voor het handelen en behandelmogelijkheden bij een cliënt met DCD.
DCD = Developmental Coördination Disorder
- Lichte problemen in coördineren van bewegingen
Oorzaak
Oorzaak is onbekend, stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen.
Motorische onhandigheid kan genetisch bepaald zijn. Bij sommige kinderen verloopt de
rijping van de hersenen trager of anders dan bij andere kinderen. Deze rijping zorgt ervoor
dat kinderen zich motorisch kunnen ontwikkelen. De stoornissen in de motorisch
vaardigheden kunnen ook het gevolg zijn van een beschadiging van de hersenen of het
zenuwstelsel.
Uitingsvormen
Volgens de DSM is DCD te herkennen aan de volgende kenmerken:
1. De uitvoering van dagelijkse handelingen die motorische coördinatie vereisen, is
beduidend slechter dan verwacht, gezien de leeftijd van een kind en het gemeten
intelligentieniveau. Dit kan tot uiting komen in het later bereiken van motorische mijlpijlen
(zoals lopen, kruipen, zitten), in het laten vallen van voorwerpen,
'houterigheid', slechte prestaties bij sport, of een slecht handschrift.
2. De aandoening beïnvloedt zichtbaar de schoolse prestaties of algemene dagelijkse
activiteiten.
3. De aandoening is niet het gevolg van een medische conditie (zoals cerebrale parese,
verlamming, spierdystrofie), en voldoet niet aan de criteria van een pervasieve
ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS).
Als er sprake is van mentale retardatie (verstandelijke beperking), moeten de motorische
problemen ernstiger zijn dan de problemen die normaal gesproken bij mentale retardatie
voorkomen.
Verschijnselen
- Houterig bewegen, matig evenwicht, vallen
- Lage spierspanning
- Verminderde fijne motoriek
- Onrust in hun lichaam, niet stilzitten, friemelen
- Onduidelijk spreken, soms stotteren
- Laat zindelijk
- Leerproblemen (bv. dyslexie)
- Gedragsproblemen
- Angsten, laag zelfbeeld
Prognose
In verschillende studies is aangetoond dat DCD op latere leeftijd niet spontaan verdwijnt.
Meer dan de helft van de kinderen met DCD ondervindt motorische problemen tot ver in de
pubertijd. DCD is niet te genezen. Soms verminderen de problemen in de puberteit. Veel
kinderen bij wie de problemen niet verminderen leren wel strategieën of
compensatietechnieken om zich te handhaven. De problematiek op zich wordt niet erger met
ouder worden, maar de steeds moeilijker wordende activiteiten zorgen ervoor dat het kind
problemen blijft ervaren of achter loopt op de rest.
Gevolgen voor het handelen
Handelingen die motorische coördinatie vereisen gaan slechter. Problemen met zelfzorg,
beïnvloed de schoolse prestaties, slechte balans en voorwerpen laten vallen. Het kind neemt
minder deel aan activiteiten op school omdat hij onzeker is.
Behandelingsmogelijkheden
De soort therapie hangt af van de motorische problemen, de leeftijd van het kind, zijn
verstandelijke vermogens en de aanwezigheid van eventueel bijkomende stoornissen.
Problemen op gebied van fijn motorische taken, coördinatie of bewegingsonrust.
- Fysiotherapie: bewegingstherapie
- Ergotherapie: werken aan zelfstandigheid en zelfvertrouwen
- Berenmethode
,Sensomotorische training: deze gaat uit van de veronderstelling dat kinderen met DCD
onvoldoende bewegingsgevoel hebben, waardoor zij moeite hebben met het leren van
allerlei vaardigheden.
Sensorische integratie therapie: de sensorische integratie therapie is gebaseerd op de
theorie dat kinderen met DCD niet goed in staat zouden zijn om sensorische informatie uit
verschillende modaliteiten te integreren en om te zetten in doelgerichte handelingen
2. De student benoemt met gebruikmaking van de juiste nomenclatuur: de etiologie,
symptomatologie, diagnostiek, therapie en prognose van DCD.
De student benoemt van DCD de achterliggende anatomie/ fysiologie en eventuele
pathofysiologie en pathologie.
DCD = Developmental Coördination Disorder
- Problemen in het dagelijks leven op het gebied van motorisch handelen (eventueel
dyspraxie)
- Lichte stoornissen
- 5-10% van de kinderen heeft DCD (meer jongens)
- Moeite met handelingen als lopen/rennen, schrijven, vangen van een bal enzovoort
- Late mijlpalen
- Beïnvloeding van het leven in negatieve zin
- Geen gevolg van andere stoornis
Dagelijks leven
- Zich aankleden
- Eetvaardigheid: hanteren van bestek
- Complexe vaardigheden: fietsen, zwemmen
- Vrijetijdsactiviteiten: knutselen, knippen
- Sport- en spelactiviteiten
- Schrijven
- Tekenen
- Tempoproblemen
- Lichamelijke opvoeding
- Spel & sport in groepsverband
Sociaal emotionele implicaties
- Minderwaardigheid in motorische competentie
- Beperkt gevoel van eigenwaarde
- Minder participatie sport en spel
- Depressie
- Beperking in sociale vaardigheid: primair of secundair
Etiologie
- Familiale factoren
• 30% meest verklarende factoren
in 2 studies
- Pre- en perinatale risicofactoren
• (Maternaal roken, pre- en
dysmaturiteit, lage Apgarscores)
Rol cerebellum bij motorische activiteit:
- Coördinatie
- Sensomotorische integratie
- Motor learning
- Timing
- Cognitie
,Diagnostiek
- Door observatie en testen (motorisch en cognitief)
- Revalidatie of kinderarts/ kinderneuroloog
- Kinderfysiotherapeut, logopedie en ergotherapie
Eventueel bijkomende stoornissen
Nogal eens: ADD, ADHD (50%), ASS,
Soms verstandelijke beperking
Neurologische problemen als dyspraxie
Volwassenen met DCD
Problematische activiteiten op volwassen leeftijd:
- Huishouden
- Autorijden
- Tempo bij beroepstaken
- Nieuwe taken of procedures bij beroepstaken
Langetermijneffecten gezondheid
- Beperkte fysieke conditie
- Obesitas
- Coronaire aandoeningen (kransslagader aandoening)
- Foute keuze van studierichting
- Foute beroepskeuze
- Concentratiezwakte
- Eigenwaarde
- Beroep op hulpverlening?
Prognose
Controls ADHD
135
125
115
5 10 15 20
Age (years)
, 3.) De student beschrijft wat dyspraxie inhoudt en wat het verschil is tussen DCD en
dyspraxie.
Praxis – praktijk
- Ideevorming Wat ga ik doen?
- Planning Hoe ga ik het doen?
- Uitvoering Ik doe het
DCD versus Dyspraxie
Elke motorische vaardigheid bestaat uit 3 componenten
- Idee vorming
- De Planning, de organisatie
- De Uitvoering, de coördinatie
Dyspraxie: ideevorming of organisatie is moeilijk, de coördinatie bij de uitvoering is goed,
moeite om te plannen en coördineren van motorische handelingen.
DCD: coördinatie is slecht, het kind kan de handelingen bedenken/plannen.
4.) De student benoemt met gebruikmaking van juiste nomenclatuur de diverse
neurologische onderzoeken en geeft aan: wat de achterliggende redenen zijn, wat het
inhoudt en wat ermee aangetoond of uitgesloten kan worden.
De student benoemt van de betreffende onderzoeken de achterliggende
(patho)fysiologie.
De arts richt het onderzoek op:
- Motoriek
- Coördinatie
- Sensibiliteit
- Mentale status
- Hersenzenuw
Motoriek
CMN = Centraal motorisch neuron
PMN = Perifeer motorisch neuron
Centraal: een stukje van de motorische hersenschors piramidebaan tot aan de motorisch
voorhoorncel.
Perifeer: begint bij de motorisch voorhoorncel naar de voorwortel, hierna gaat het via de
zenuw tot en met het motorisch eindplaatje. Bij een aandoening aan de PMN zien we dat
een spier niet meer aangestuurd wordt: atrofie (zonder voeding) en hypotonie (verlaagde
spierspanning)
Aandoeningen van de verhoorncellen wil nog weleens samengaan met fasciculatie (kleine
spiertrekking).
Kracht
Krachtoefeningen in de bovenste extremiteiten
Test van Barre: ogen dicht, strekt armen voor zich uit met handpalmen naar boven. Als de
arm uitzakt naar pronatie (handpalm naar beneden) stand hebben de mensen een kleine
beroerte gehad.
Tonus – spierspanning (hoof of laag)
Hypertonie = hoge spierspanning
Hypotonie = lage spierspanning
Rigiditeit = spierstijfheid
Atrofie – dunner worden van spieren
Atrofie is een afname van weefsel- en orgaanmassa. Zie je vooral bij PMN (perifeer
motorisch neuroN) en spieraandoeningen. Je kan volledig geïmmobiliseerd raken.