Successiewet en WBR
Hoorcollege 1 – Systematiek van de Successiewet
- Cursus belastingrecht, Schenk- en erfbelasting paragraaf 1.0.0 t/m 2.1.0.D, paragraaf 3.0.0 t/m 3.4.0, paragraaf 9.0.0
t/m 9.2.0, 9.4.0 en paragraaf 10.0.0 t/m 10.1.0.O.
- P. de Beer: ‘De belaste dood’ (Blackboard)
- I.J.F.A. van Vijfeijken en M.M.F.J. van Bakel, Economische bouwstenen voor een doelmatige Successiewet (in:
Rijkersbundel; zie https://www.tilburguniversity.edu/upload/080b5577-db0b-4926-ba8d-
460c638b76a1_Rijkersbundel.pdf).
- I.J.F.A. van Vijfeijken, Het lage tarief en de vrijstelling van erfbelasting: voor wie en waarom?, WFR 2015/344.
Successiewet: de belastingheffing over erven en schenken (Boek 4 en Boek 7).
Schols: erfrecht (boek 4 BW); bepaalt wie erft wanneer iemand overlijdt. Dit is niks fiscaal, puur civiel. Het
vak richt zich alleen maar over de fiscale gevolgen van deze civielrechtelijke handeling.
® Op basis van het woonplaatsbeginsel. Erf- en schenkbelasting wordt slechts geheven als degene
van wie wordt verkregen op het tijdstip van de verkrijging in Nederland woonde. De woonplaats
van de verkrijger is niet van belang!
Waarom heffen we erfbelasting?
• Juridische motieven en economische motieven
o Juridisch motieven =
§ Draagkracht: verrijking van de erfgenamen. Belast je omdat je dit als inkomen
kan zien.
§ Profijtbeginsel: bedragen aan de staat naarmate je profijt hebt van de
overheidsdienst.
o Economische motieven:
§ Welfaristische motieven: maximalisatie van de sociale welvaart.
§ Niet-welfaristische motieven: andere economische motieven dan maximalisatie
van de sociale welvaart.
• Nivellerend.
• Budgettair
• Belastingen mogen niet verstoren, maar erfbelasting verstoort niet want
je overlijden kun je niet voorkomen.
• Bezwaren:
o Er is sprake van dubbele heffing. Het wordt de meest onrechtvaardige belasting
genoemd. De omvang van de nalatenschap wordt dubbel belast, weliswaar bij een
andere persoon.
o Het komt op een verkeerd moment; je bent verdrietig.
o Het is privé, de overheid heeft hier niks mee te maken. Het wordt niet vergaard in het
economisch verkeer, je creëert geen meerwaarde. Het is slechts een
vermogensoverdracht.
Echter zowel uit het oogpunt van doelmatigheid als van rechtvaardigheid valt een hoger effectief
belastingtarief op nalatenschappen goed te verdedigen. Het verstorende effect van successierechten is
niet groter en waarschijnlijk zelfs kleiner dan van belastingen op consumptie en arbeid.
• Enige cijfers:
o Jaarlijks vererft Nederland ongeveer € 15 miljard.
o 6% overlijdt met een negatief vermogen.
o 60% van nalatenschap is kleiner dan € 50.000.
o 87% van de nalatenschap is kleiner dan € 200.000.
o 2% van de nalatenschap is groter dan € 500.000 (denk hierbij aan de partnervrijstelling
van 600.000; raakt dus weinig mensen).
§ Totaal dat bij deze 2% vererft: € 2,8 miljard
§ Gemiddelde nalatenschap € 1,1 miljoen
o Opbrengst 1,6% van totaal aan belastingopbrengsten
1
,Grootste vermogensbestanddeel = woning en spaartegoeden.
Erfbelasting over woning à belasting betalen over iets wat je niet te gelde kan maken. Zorgt dus voor
problemen.
De woning is het grootste probleem en hier zit
dan ook het pijnpunt.
Vermogen wordt geleidelijk aan opgebouwd.
Verbazingwekkend: nalatenschappen naar geslacht
en burgerlijke staat:
• Mannen laten meer vermogen na dan
vrouwen, behalve bij ongehuwde.
• Bij gescheiden mannen en vrouwen wordt
er erg weinig nagelaten à financiële
gevolgen van een scheiding.
Erfbelasting is al eeuwen oud. Het is een zichtbaar feit, in registers wordt bijgehouden wanneer iemand
overlijdt. De heffing was vroeger gebaseerd op uiterlijk gebaseerd à bijv. vroeger heffing o.b.v. aantal
personeel à meer mensen betekent waarschijnlijk veel vermogen.
• Window tax à belasting o.b.v. aantal ramen
• Kaartspelbelasting à vrije tijd, dus kun je belasting permitteren
Rechtsgronden:
• Draagkrachtbeginsel: de rechtsgrond van de erf- en schenkbelasting. Minister van Financiën vindt
de Successiewet een aanvulling op de inkomstenbelasting, omdat een erfenis gelijk staat aan een
abnormaal hoog inkomen. Echter, toch commentaar:
o De IB is uitgegroeid tot de heffing naar draagkracht, waardoor er geen ruimte is voor een
aanvullende heffing bij overlijden. Er is immers door de erflater al betaald in de vorm van
IB à dubbele heffing.
o Wanneer de heffing wordt bekeken vanuit de verkrijger dan val dit wel weer te
rechtvaardigen (de verkrijger ziet immers een stijging van de draagkracht).
2
, o Het draagkrachtbeginsel is al eeuwen oud. Vroeger werd de draagkracht afgelezen ut
waarneembare factoren, denk bijv. aan de raambelasting, kaartbelasting. Het was dus
makkelijk om deze te heffen en te controleren.
• Buitenkansbeginsel/beginsel van de bevoorrechte verkrijging: je krijgt ineens zomaar iets in je
schoot geworpen zonder dat je daarvoor bepaalde inspanningen hebt hoeven te leveren. Het
wordt rechtvaardig geacht om belasting te heffen over de bevoorrechte positie. Dit beginsel
wordt vooral aangedragen om het verschil in tarieven en vrijstellingen te rechtvaardigen (je bent
vooral bevoorrecht bij een zeer ver verwijderde of geen familieband).
o Raad van State: ziet geen grondslag meer voor de heffing op basis van het
buitenkansbeginsel. Het heeft zijn betekenis verloren door de gewijzigde
verwachtingspatronen in de hedendaagse samenleving en door de continuïteitsgedachte
ten aanzien van de partner die ten grondslag ligt aan het huidige erfrecht.
• Beginsel van de minste pijn: de erflater heeft geen last van de heffing over zijn nagelaten
vermogen. Bij de verkrijgers is er relatief weinig weerstand, omdat deze toch al gebaat worden
door de verkrijging van vermogen.
o Van Vijfeijken en Gubbels vinden dat het beginsel van de minste pijn geen rechtsgrond
vormt voor de heffing van schenk- en erfbelasting (belastingaanslag verstrekt de pijn van
het verlies van een dierbare).
• Loon naar werken: indien inkomsten uit arbeid worden belast, dan dient hetgeen dat om niet
wordt verkregen zeker belast te worden. Echter dit vermogen is verworven inkomen dat
gespaard is na de gedane uitgaven voor levensonderhoud en er is doorgaans ook IB over betaald.
• Profijtbeginsel: de belastingplichtige die profiteert van de overheidsuitgaven dient ook bij te
dragen aan die overheidsuitgaven.
o Erflater: het woonland van de schenker of erflater heeft bijgedragen aan de vorming van
het vermogen.
o Verkrijger: de overheid maakt het mogelijk dat de verkrijger van een nalatenschap of
schenking zijn eigendomsrechten kan uitoefenen dankzij de bescherming die hij ontvangt
van zijn woonstaat. de wetgeving in NL zorgt ervoor dat de erfgenamen een
nalatenschap krijgen. Je hoeft hiervoor niks te doen, het is wettelijk zo geregeld. Dat de
wetgever dat allemaal mogelijk maakt en de erfgenamen ‘beschermt’ hiervoor moet je
betalen
De belaste dood: belastingheffing op erfenissen Paul de Beer
Successierechten zijn een van de minst populaire vormen van belastingheffing. Toch verdienen ze zowel
uit oogpunt van doelmatigheid als uit rechtvaardigheid meer aandacht dan zij nu krijgen. Hoewel over de
effecten van successierechten op de afweging tussen werken, consumeren en sparen, weinig bekend is, is
het aannemelijk dat de verstorende werking van successierechten relatief beperkt is. In ieder geval is er
geen reden aan te nemen dat de verstoring groter is dan van belastingen op consumptie en werk
(arbeidsinkomen), zodat er vanuit doelmatigheidsoverwegingen ook geen reden voor een lagere
(effectieve) belastingdruk van successierechten dan de belastingdruk op consumptie (BTW, accijnzen,
e.d.) en op arbeidsinkomen (loonbelasting en sociale premies).
Hoewel successierechten door burgers vaak als uiterst onrechtvaardig worden ervaren, zijn zij vanuit een
meer universeel standpunt bezien juist als heel rechtvaardig aan te merken. Het gaat immers om een
onverdiend inkomen, dat onevenredig ten goede komt aan welgestelde burgers in een levensfase waarin
zij zich op het toppunt van hun financiële mogelijkheden bevinden. Daar komt bij dat belastingheffing op
nalatenschappen een substantieel deel van de oplopende kosten van de vergrijzing zou kunnen dekken.
Daarmee kan de oudere generatie een belangrijke bijdrage leveren aan de betaalbaarheid van de
voorzieningen voor de oude dag. Nu wordt die bijdrage zeer ongelijk over de jongere generatie verdeeld,
maar via hogere successierechten zouden de baten veel evenwichtiger kunnen worden gespreid. De
meest eenvoudige wijze om de belastingen over erfenissen te verhogen en een sterkere herverdelende
werking te bereiken is, door een erfenis als inkomen te beschouwen en deze onder de inkomstenbelasting
te laten vallen.
3
,Economische motieven.
• Welfaristische motieven: zoeken naar welvaart optimalisatie (welvaart moet gemiddeld genomen
het hoogst zijn). Belasting moet zo min mogelijk verstorend werken, dan is de heffing
gerechtvaardigd. Bij erven wordt niks verstoord, maar er kan wel een gedragsverandering
plaatsvinden (niet sparen). Economen hebben een voorkeur voor belastingen die het gedrag van
mensen zo weinig mogelijk verstoren. De meest doelmatige belastingen zijn dus die drukken op
activiteiten die zo min mogelijk gevoelig zijn voor de belastingheffing.
o Bedoelde nalatenschappen
o Onbedoelde nalatenschappen
• Particularistische principe versus universalistische principe.
o Particularistisch principe = het is een morele plicht om te zorgen voor je naasten, in het
bijzonder je kinderen. Het is moreel hoogstaand om het beste voor je kinderen te willen
en hen dus goed verzorgd achter te laten als je overlijdt. Vanuit het perspectief van de
erflater lijkt het uiterst onrechtvaardig dat deze zorg wordt ‘bestraft’ door een
nalatenschap aan kinderen of andere familieleden te belasten (vgl. Zwemmer 2001).
Sommigen beschouwen het ook als een onaanvaardbare inmenging in de private
levenssfeer: de overheid zou zich niet mogen bemoeien met wat zich binnen een gezin
(of familie) afspeelt, dus ook niet met de inkomensoverdrachten binnen een gezin.
Overigens wordt algemeen onderkend dat dit principe geen absolute geldigheid heeft.
Als er sprake is van een ernstige inbreuk op individuele rechten – bijvoorbeeld in geval
van mishandeling of verwaarlozing van partner of kinderen – heeft de overheid wel
degelijk de bevoegdheid of zelfs de plicht om in te grijpen.
o Universalistisch principe = op basis hiervan kan men twee criteria formuleren waaraan
een rechtvaardige samenleving zou moeten voldoen, namelijk dat iedereen aan het
begin van zijn leven vergelijkbare kansen heeft (gelijke startkansen) en dat verschillen die
later tussen mensen ontstaan alleen het resultaat zijn van eigen keuzes, zoals verschillen
in opofferingen en prestaties. Een erfenis is echter een ‘onverdiende’
vermogensoverdracht: de ontvanger heef er doorgaans weinig of niets voor hoeven te
doen (tenzij de erfenis als beloning geldt voor eerder geboden zorg en aandacht). Vanuit
het perspectief van de erflater kan men de erfenis beschouwen als een ‘bevoorrechte
verkrijging’ die niet op een persoonlijke inspanning of verdienste berust (vgl. Zwemmer
2001: 12). Men kan er overigens over twisten of het ‘onverdiende’ karakter van een
erfenis in dit verband relevant is. Bij de heffing van de inkomstenbelasting wordt immers
ook geen rekening gehouden met de mate waarin het inkomen het resultaat is van
persoonlijke inspanningen.
• Meritocratisch principe: de positie van elk individu in zo’n samenleving wordt bepaald o.b.v.
diens ‘merites’, doorgaans ingevuld op basis van opleiding en werkervaring. Een meritocratie is
gericht op kansengelijkheid omdat factoren zoals afkomst, ras en geslacht geen rol (meer) spelen.
Welfaristische motieven.
Welfaristische-economen houden zich bezig met het bestuderen van de effecten van een belastingheffing
op de sociale welvaart van belastingbetalers. De welvaart wordt gemeten aan de hand van de
hoeveelheid goederen en diensten die hij verbruikt alsmede de hoeveelheid vrije tijd die hij beschikt. Een
erfbelasting heeft in beginsel een weinig verstorende werking, omdat er door een verhoging niet ineens
meer mensen zullen sterven. Mensen sparen automatisch voor hun oudedag. Indirect heeft het wel een
verstorende werking, omdat mensen hun nalatenschap kunnen verkleinen en meer gaan consumeren.
® Belastingen zijn efficiënter naarmate de activiteiten waarop deze belastingen drukken,
inelastischer zijn. In het licht van de welvaartstheorie is het voor de doelmatigheid dus van belang
om te weten wat het motief van de erflater of schenker is geweest:
• Onbedoelde nalatenschappen: een nalatenschap die onbedoeld en ongepland is. Je was niet van
plan om iets achter te laten, maar je komt eerder dan verwacht te overlijden. Van deze
nalatenschappen kan je 100% belasten, want het verandert je gedrag niet. De erflater zal
ongeacht de hoogte van de belasting zijn ongebruikte vermogen nalaten à geen welvaartsverlies
voor de erflater.
4
, • Bedoelde nalatenschappen: vermogen dat je opbouwt met de bedoeling om het na te laten voor
je nabestaande. Hier kan het wel tot een gedragsverandering leiden:
o Altruïstische nalatenschappen/schenkingen: je vindt het leuk om het iets na te laten of te
schenken aan andere personen (je krijgt er een kick van). Een belasting op zo een
schenking kan de keuze van de donor om te schenken beïnvloeden. Welvaartseconomen
vinden een lager tarief (0%) of zelfs een subsidie hier het beste, omdat je dubbel nut
hebt (werkt welvaartsverhogend). Je hebt zowel nut bij degene die nalaat als degene die
de erfenis/schenking krijgt.
o Nalatenschap/schenking als beloning voor geboden steun: wordt gezien als een beloning
voor de geleverde arbeid. De ontvangen erfenis zou in deze situatie meegenomen
moeten worden in het belastbare inkomen van de ontvanger (in de inkomstenbelasting).
• Bas Jacobs: gemiddeld is 20% onbedoeld dus dan mag je 100% heffen omdat het niet verstoort.
Dus in totaal mag je 20% heffen. Echter beetje rare redenering omdat je eigenlijk per individu
moet kijken.
Dus het motief voor een schenking of nalatenschap is van belang bij de vaststelling van het optimaal
belastingtarief in het licht van de welvaartsmaximalisatie. Onbedoelde nalatenschappen kunnen zwaarder
worden belast, omdat de gedragseffecten van de erflater nihil zijn. Nalatenschappen die positieve externe
effecten met zich meebrengen zouden minder zwaar belast of zelfs gesubsidieerd moeten worden, omdat
deze de sociale welvaart vergroten.
Daarnaast zal bij de bepaling van het optimale belastingtarief ook de hoogte van de heffing op andere
activiteiten meeslepen, is ieder mens uniek en zijn de motieven bij een schenking of nalatenschap niet
meetbaar.
I.J.F.A. van Vijfeijken en M.M.F.J. van Bakel, Economische bouwstenen voor een doelmatige Successiewet
Onder het brede welvaartsbegrip dat welfaristen hanteren, wordt gestreefd naar een maximalisatie van
de welvaart (nut) die individuen ontlenen aan consumptie en vrije tijd. Ter bepaling van het optimale
belastingtarief op schenkingen en nalatenschappen maken economen een onderscheid tussen
onbedoelde en bedoelde nalatenschappen & schenkingen. Vanuit doelmatigheidsredenen is het efficiënt
om een onbedoelde nalatenschap zwaarder te belasten dan een bedoelde nalatenschap. Uit de
empirische datagegevens van de DNB Household Survey kan worden afgeleid dat naarmate de
nalatenschap groter en de erflater ouder is, het onbedoelde deel van een nalatenschap naar verwachting
kleiner zal zijn, waardoor het vanuit welfaristisch oogpunt optimaal is om het erfbelastingtarief voor die
gevallen lager vast te stellen. Nog afgezien van de praktische problemen om de intenties van een erflater
aangaande zijn nalatenschap te achterhalen, leidt deze benadering tot hogere belastingtarieven in
situaties dat de erflater jonger is en de nalatenschap kleiner is. Dit resultaat strookt niet met de
uitkomsten van het onderzoek onder de Nederlandse bevolking waaruit is gebleken dat de grootste
voorkeur bestaat om de verkrijgingen door de partner en kinderen het laagste te belasten.
De macro-economische benadering van de welfaristen leidt op het niveau van het individu tot een
ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Een kind dat erft van zijn jong overleden vader betaalt tegen
een hoger tarief erfbelasting dan een kind dat erft van zijn vader die op 90-jarige leeftijd overlijdt. In beide
gevallen realiseert het kind eenzelfde draagkrachtvermeerdering.
Ook indien een kind erft van een zeer vermogende ouder is dit kind op basis van de welfaristische visie
minder erfbelasting verschuldigd dan het kind dat erft van een niet vermogende ouder. De heffing op
basis van welfaristische motieven doet afbreuk aan de gelijkheidsnorm. Dit is verklaarbaar omdat de
welfaristen de totale maatschappelijke welvaart als uitgangspunt nemen. Het totale nut wordt bepaald
door alle individuele nutsfuncties van de belastingbetalers samen te voegen. Indien door een heffing het
nut van de een meer toeneemt dan het nut van de ander afneemt, bestaat vanuit welfaristisch oogpunt
geen bezwaar tegen deze heffing. Een dergelijke heffing kan echter wel leiden tot schending van de
gelijkheidsnorm. Deze norm wordt immers per definitie aangelegd op het niveau van het individu.
Wij onderschrijven de overtuiging van Rijkers dat welfaristische uitgangspunten tot ongerijmde gevolgen
leidt. Een heffing die louter wordt gebaseerd op welfaristische motieven kan eenvoudig leiden tot
schending van het gelijkheidsbeginsel en schending van dit beginsel zal op haar beurt aanleiding geven tot
maatschappelijke weerstand.
5
, Onderzoek DNB-Household Survey
“Wij hebben geen vooropgesteld plan om een erfenis aan onze kinderen na te laten”.
à naarmate de nalatenschap groter is, hoe meer hij bedoeld is. Eigenlijk wel logisch. Dit zou
betekenen dat je kleine nalatenschappen zwaarder moet belasten dan grote. Dit is heel
tegenstrijdig met het draagkrachtbeginsel.
“Wij willen onze kinderen een behoorlijke erfenis nalaten ongeacht of ze nu wel of niet goed op onze oude
dag voor ons zorgen”.
à Als mensen ouder worden laten ze meer na dan wanneer ze jonger zijn. Hoe meer iemand nalaat
hoe meer het bedoeld is. Naarmate het toeneemt zou je eigenlijk inkomstenbelasting moeten heffen
en bij de lage eigenlijk erfbelasting. Jongeren moet je dus zwaarder belasten in vergelijking met de
ouderen o.b.v. het welfaristisch motief.
Dit is Pim
Pim is 7 weken. Pim haalde het AD want zijn vader ging een BV oprichten en zette alle aandelen op naam
van Pim. De aandeelhouder is dus 7 weken oud. Dit deed hij zodat al het vermogen onbelast naar Pim ging
als hij dood gaat. Zodra Pim 18 is heeft hij het echter wel voor het zeggen.
® Particularistisch principe = zorgen voor je nabestaande; mijn kind moet mijn vermogen krijgen en
het liefst zonder belastingheffing.
En dit is Sting.
Sting heeft al zijn kinderen onterfd, omdat hij vindt dat ze het zelf moeten doen. Iedereen moet gelijke
kansen hebben. Vooral in de VS is het bij de vermogende mensen een trend om hun kinderen te onterven.
De kinderen krijgen een goede opleiding, goede netwerk, etc. De rest moeten ze zelf doen.
® Universalistisch principe = iedereen in het leven moet gelijke kansen hebben. Idealiter zou je hier
100% op kunnen heffen.
Niet-welfaristische motieven: hierbij speelt niet zozeer de welvaartsmaximalisatie een rol, maar andere
economische redenen om al dan niet te heffen over schenkingen en nalatenschappen.
• Equality of opportunity: ieder individu start zijn leven met een gelijk en eerlijk deel van de
middelen die de maatschappij beschikbaar stelt. Geërfd vermogen levert ongerechtvaardigde
voordelen op. Daarnaast is het van belang van wie de nalatenschap wordt ontvangen. Erfenissen
van ouders moeten zwaarder worden belast dan die van vrienden of echtgenoten; deze personen
zijn immers gekozen (geboren worden in een rijke familie is puur geluk).
6