Sociale Wetenschap P3
Inhoud
Week 1 Determinanten overgewicht en Ethiek ..................................................................... 1
Artikel “Dik ben je niet voor de lol” ....................................................................................... 1
Ethiek ........................................................................................................................................... 2
Week 3 Stress ................................................................................................................................. 4
Zimbardo .................................................................................................................................... 4
Stress en het immuunsysteem:............................................................................................ 7
Week 5 Emoties ........................................................................................................................... 11
Week 6 Persoonlijkheid .............................................................................................................. 16
Powerpoint: .......................................................................................................................... 16
Zimbardo............................................................................................................................... 16
Week 8 Cognities ........................................................................................................................ 22
Week 1 Determinanten overgewicht en Ethiek
Determinanten van (on)gezondheid
= alle factoren die de volksgezondheid beïnvloeden.
Persoonsgebonden determinanten van gezondheid kunnen genetisch zijn, maar ook
verworven worden in de loop van het leven. Deze factoren zijn dus zowel genetisch als
verworven. Voorbeelden van persoonsgebonden factoren zijn bloeddruk, serumcholesterol
en overgewicht.
Leefstijlfactoren worden ook wel gedragsfactoren genoemd. Bij leefstijlfactoren gaat het
om gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid
(bijvoorbeeld lichaamsbeweging).
Bij omgevingsfactoren gaat het om zowel de fysieke als de sociale omgeving. fysieke
omgevingsfactoren zijn geluid, straling, luchtverontreiniging en de kwaliteit van het
binnenmilieu. Onderwerpen die gerelateerd zijn aan de sociale omgeving zijn arbeid,
participatie, eenzaamheid en sociaaleconomische status.
Vijf impactvolle determinanten die invloed hebben op de volksgezondheid: Ongezonde
voeding, bewegen, problematisch alcoholgebruik, psychosociale arbeidsbelasting en
luchtkwaliteit.
Artikel “Dik ben je niet voor de lol”
Factoren die van invloed zijn op obesitas:
❖ Genetische afwijking. Het gevolg: het verzadigingssignaal vanuit zijn maagdarmstelsel
wordt niet goed aan de hersenen doorgegeven. Dat resulteert in een constant
hongergevoel.
1
, ❖ Honger- en verzadigingshormonen. Bij de een komen de verzadigingssignalen heel
snel tot stand, bij de ander veel later. In al die signalen kunnen foutjes zitten,
waardoor sommige mensen veel meer trek hebben dan een ander.
❖ Crashdieet. Na een aantal weken schieten de hongerhormonen omhoog en de
verzadigingshormonen omlaag. Het gevolg: je hebt meer trek en tegelijkertijd gaat
de verbranding van de calorieën omlaag.
❖ Fysisch. Alleen al denken aan voeding, in te beelden dat je een hap neemt van zo’n
heerlijke stroopwafel, is genoeg om de productie van hongerhormoon aan te
schakelen. Wat gebeurt er dan? Het insulinegehalte in het bloed schiet omhoog, de
suikerspiegel omlaag, je krijgt trek in zoetigheid.
❖ Cultuur.
❖ Darmen. Bepaalde bacteriesoorten in de darm kunnen obesitas veroorzaken.
❖ Slaaptekort. De hoeveelheid hongerhormonen in het bloed stijgt, je krijgt meer snack-
trek. En je stresssysteem wordt geactiveerd: het hormoon cortisol wordt meer
aangemaakt. En ook dat leidt tot meer overgewicht.”
❖ Bepaalde medicijnen.
❖ Stilzitten
❖ Bruin vet. Bruin vet is het goede vet dat calorieën omzet in warmte. Door te bewegen
is bruin vet te activeren (ook door kou).
❖ Stress. (→ metabool syndroom).
❖ Cortisol geeft een signaal af aan de hersenen waardoor de trek in calorierijk voedsel
stijgt. Snack-trek. En andersom: suikerrijke voeding leidt tot een verhoging van cortisol.
Er ontstaat een vicieuze cirkel.
Obesitas is een complexe ziekte: Genetische aanleg, stress, hongerhormonen, leefstijl en
eetcultuur, slaaptekort, inactief bruin vet en darmflora, crashdieet en medicijnen.
Preventie:
Gezond eten en meer bewegen moet worden gestimuleerd. En er moet iets gedaan worden
aan stoffen in onze leefomgeving die verband houden met obesitas. Daarnaast is onderwijs
en voorlichting cruciaal. Ook de scholen zelf moeten gezonder.
Ethiek
Ethiek is het geheel van gedachten over en visies op de gedragsregels die mensen
tegenover elkaar en tegenover de natuurlijke omgeving in acht moeten nemen.
De rol van hulpvrager en hulpgever zijn beide verschillend: gesproken wordt van een
complementaire of aanvullende relatie.
In de complementaire relatie is er een verdeling in boodschappen die gecommuniceerd
worden.
Hospitalisatie van de patiënt (hij doet en mag niets zelf meer, de hulpverlener neemt de
ander alles uit de handen).
Verschuiven van complementair gedrag naar symmetrisch gedrag zijn om verschillende
redenen mogelijk (bijvoorbeeld een behandelaar die een vakgenoot of ervaren patiënt
behandeld, hulpverleners die zelf patiënt zijn geweest. De manier waarop
gezondheidsmedewerkers met de wensen en rechten van hun patiënten omgaan kan in een
aantal verhoudingen worden geaccentueerd:
1) Paternalistisch model. Gezondheidsmedewerker bepaalt het medisch of
verpleegkundig beleid op grond van eigen opvattingen en oordelen omtrent
hetgeen het beste is voor de patiënt (= directiviteit).
2
, 2) Mechanisch model. Gezondheidsmedewerker stelt de mogelijkheden voor als keuze
aan de patiënt zonder eigen voorkeur te laten meespelen (= non-directiviteit).
3) Gelijkwaardigheidsmodel. Er wordt in gemeenschappelijk overleg besluiten genomen
en uitgevoerd (= non-directivieit).
4) Contractmodel. Wederzijdse overeenkomst over het verdelen van taken en
verantwoordelijkheden tussen arts en de patiënt.
Beide bepalen de aard van de relatie.
Voor therapieontrouw zijn verschillende redenen te noemen: opvattingen van de patiënt,
gebrek aan wilskracht, druk vanuit de omgeving, belemmerende emoties, gebrek aan
praktische mogelijkheden, matige therapeutische relatie.
4 rollen voor de hulpverlener:
1. Vertrouwensfiguur – toont begrip, stimuleert vrijuit te praten en schept duidelijkheid en
rust in het contact.
2. Detective – zoekt gebreken in het doen en denken van de cliënt, en heeft oog voor
achterliggende motieven bij vragen of opmerkingen.
3. Docent – legt dingen uit, geeft informatie of stelt een andere visie voor om naar de
feiten te kijken.
4. Coach – de hulpverlener begeleidt op de achtergrond het doen en laten van de
cliënt in de praktijk, geeft suggesties ter verbetering en traint hem zo nodig in nieuw
gedrag.
Artsen moeten in de omgang met ziekenhuismedewerkers afstand doen van een
symmetrische of gelijkwaardige relatie. Een hulpverleningsrelatie is geen vriendschapsrelatie.
Ondanks het feit dat wederzijds vertrouwen de basis vormt enzovoort, wordt de relatie
beëindigd wanneer het doel van de behandeling, de probleemoplossing, bereikt is.
Inhoudsaspect= het onderwerp van het hulpverlenerscontact.
Betrekkingsaspect= zegt iets over de wijze waarop hulpvrager en hulpverlener met elkaar
omgaan (de relatie).
➔ Neutraal: “Wat is de reden van uw komst?” en “Waar komt u voor?”.
➔ Complementair: “Wat kan ik voor u betekenen?” en “Wat zijn uw problemen?”.
Overdracht= de hulpvrager draagt herinneringen uit het verleden en onderliggende
fantasieën over op de behandelaar in het heden (kan positief of negatief zijn).
Tegenoverdracht= de reactie van de behandelaar op zowel de overdracht als andere
kenmerken van de hulpvrager.
Het is belangrijk om het begrip “overdracht” goed te begrijpen, je eigen tegenoverdracht te
ontdekken en de behandelingsrelatie zo neutraal mogelijk te houden.
Ethische beginselen in de gezondheidszorg:
▪ Niet schaden. Van de hulpverlener wordt verwacht dat hij ter zake deskundig is.
Diploma’s, certificaten en bullen moeten borg staan voor voldoende deskundigheid
in het vak waarin hulp wordt verleend.
▪ Respect voor de autonomie van de hulpvrager. Een patiënt heeft, wanneer hij geen
gevaar voor zichzelf of anderen is en bij volle bewustzijn is, de vrijheid zich al of niet
met hulp in te laten. En wanneer hij daarvoor kiest, heeft hij recht op alle informatie
over diagnose, alternatieve behandeling, risico’s bij de behandeling, en voor- en
nadelen van alternatieve behandelingen.
3