College 1
maandag 13 februari 2023 10:30
Aantekeningen college:
I. Goederenrecht; Plaatsbepaling:
○ Burgerlijk recht --> civiel recht, ius civile (oorspronkelijk recht van de Romeinse burger)
○ Nederlands recht --> deel van de Civil law-familie (op Romeins recht gebaseerd)
○ Justinianus (527-565)
○ Codificatie: Corpus Iuris Civilis
▪ Codex --> keizerlijke verordeningen, lex (wet)
▪ Digesten --> juristenrecht, ius (recht)
▪ Instituten --> onderwijshandboek
▪ Novellen --> nieuwe verordeningen
○ Doorwerking vanaf 1100, vorming van de civiele traditie, receptie van Romeins recht
○ In een systematiek volgens de Instituten
○ Justinianus 533, Instituten 1.12 --> 'Al het recht dat wij toepassen, heeft betrekking of op personen, of op zaken, of op
verbintenissen of op rechtsvorderingen'
○ Hugo de Groot, Inleidinge tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid (1621/31)
○ Simon van Leeuwen, Het Rooms-Hollandse recht (1664)
○ Johannes van der Linden, Koopmanshandboek (1806)
○ En daarna in onze codificaties:
▪ 1809 (Wetboek Napoleon, ingericht voor het Koninkrijk Holland), 1811 (Code civil), 1838 (oud BW) en 1992 (nieuw
BW).
○ 1806 Van der Linden `Het tweede voorwerp van het recht betreft de goederen tot welke personen gerechtigd zijn, of,
met andere woorden, waarop zij een recht hebben. Een recht op een goed is immers een recht waardoor het goed zelf
aan mij verbonden is, zo dat ik het tegen een ieder die het goed houdt, wie dan ook, kan uitoefenen.
○ 2020 Reehuis sr. `Het goederenrecht is dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de
rechtsverhouding tussen een persoon en een goed (...)’
○ Institutensystematiek: personen, zaken, verbintenissen:
▪ BW bestaat uit 10 boeken in systematische ordening:
□ Boek 1 --> personen en familierecht
□ Boek 2 --> rechtspersonen
□ Boek 3 --> vermogensrecht in het algemeen
□ Boek 4 --> erfrecht
□ Boek 5 --> rechten op zaken
□ Boek 6 --> verbintenissenrecht
□ Boek 7 --> bijzondere overeenkomsten
□ Boek 8 --> verkeersmiddelen en vervoer
□ Boek 9 --> intellectuele eigendomsrecht
□ Boek 10 --> internationaal privaatrecht
▪ Het BW is een codificatie (door overheid uitgevaardigde systematische en exclusieve ordening van het geldende
recht)
II. Goederen:
○ Art. 3:1 BW --> goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
○ Sommige zaken zijn registergoederen:
▪ Art. 3:10 BW registergoederen zijn goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde
openbare registers noodzakelijk is.
□ Bijv. art. 3:89 BW --> de voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering geschiedt door een daartoe
bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte, gevolgd door de inschrijving daarvan in de daartoe
bestemde openbare registers.
○ Art. 3:2 BW --> zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, vereisten:
1) Stoffelijk
2) Vatbaar voor beheersing
□ Individualiteit --> van andere objecten af te grenzen = specialiteitsbeginsel
3) Meer criteria? Ethische (Arine van der Steur, Grenzen van rechtsobjecten, proefschrift 2003)
▪ Eenheidsbeginsel --> art. 5:3 BW, voor zover de wet niet anders bepaalt, is de eigenaar van een zaak eigenaar van
al haar bestanddelen.
▪ Art. 3:4 BW --> al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die
zaak. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de
hoofdzaak.
○ Zaken zijn onroerend of roerend:
▪ Art. 3:3 BW --> onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde
P3 Goederenrecht Pagina 1
, ▪ Art. 3:3 BW --> onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde
beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks,
hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
□ Wanneer is sprake van gebouwen of werken die 'duurzaam met de grond verenigd' zijn?
Interpretatie --> wat is de betekenis van de regel? Tekst van de wet, in systeem, met behulp van de
(wets- of rechts) doel, rechtsvergelijking (en hoe kwalificeren we de feiten).
□ HR: Portacabin:
Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn in de zin van art. 3:3 BW, doordat het naar aard
en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven; zie de toelichting op de nota van
wijzigingen bij art. 3.1.1.2 lid 1 ontwerp NBW (Parl. Gesch. Boek 3, blz. 70) (...) = parlementaire
geschiedenis
Kenbaarheid (van bestemming) - `dit vereiste vloeit voort uit het belang dat de zakenrechtelijke
verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn.’ (beginsel).
Verkeersopvattingen voor nadere invulling van bestemmingscriterium
□ Zeecontainers:
Hof: … dat containers als de onderhavige oorspronkelijk een functie hebben in het vervoer van
roerende zaken en niet naar aard en inrichting bestemd zijn om op dezelfde plaats te blijven ….
HR 5 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4061: …. daarmee heeft het hof immers miskend dat het gaat
om de vraag of de onderhavige containers in de gegeven omstandigheden duurzaam met de grond
verenigd zijn. Daarbij komt het mede aan op de kenbare bedoeling van belanghebbende zoals deze uit
vorenbedoelde omstandigheden blijkt ….
□ Waterwoningen:
HR 9 maart 2012, LJN: BV8198 … Een zaak die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en
drijft, moet worden aangemerkt als een schip in de zin van artikel 8:1 BW en is in het algemeen een
roerende zaak (zie HR 15 januari 2010, nr. 07/13305, LJN BK9136, BNB 2010/80).
○ Art. 3:6 BW --> vermogensrechten zijn rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar
zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of
in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.
▪ Absolute vermogensrechten --> goederenrechtelijke rechten en intellectuele eigendomsrechten (property rights)
▪ Relatieve vermogensrechten --> jegens een persoon (personal rights)
□ Vorderingsrechten --> verbintenis uit overeenkomst (art. 6:1 BW)
○ 533 Instituten 2.2.1 Lichamelijk zijn de zaken die naar hun aard aangeraakt kunnen worden, zoals een perceel grond, een
slaaf, een kledingstuk, goud of zilver, en, kortom, talloze andere zaken; 2.2.2 Onlichamelijke zaken kunnen niet worden
aangeraakt.
○ 1620 Grotius, Inleiding II, I.10. Lichamelijke zaken, die `zinbaar’ zijn met de uiterlijke zinnen (zintuigen), worden
onderscheiden in roerend en onroerend; onlichamelijke zaken
○ BW 1838 – idem
○ Omkering van begrippen: BW 1992 – Art. 3:1 BW Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
III. Rechten op goederen:
○ Rechten op goederen: niet door enkele overeenkomst, maar door vestiging en verkrijging (C.2.3.20 - door levering, niet
door enkele overeenkomst worden eigendomsrechten van zaken verkregen - Diocletaianus 293)
▪ Eigendom --> art. 5:1 BW, dominium
○ Andere goederenrechtelijke rechten:
▪ Vruchtgebruik --> art. 3:201 BW, usufructus
▪ Pand en hypotheek --> art. 3:227 BW, pignus & hypotheca
▪ Erfdienstbaarheid --> art. 5:70 BW, servitus
▪ Erfpacht --> art. 5:85 BW, emphytheusis
▪ Opstal --> art. 5:101 BW, superficies
▪ Appartemensrecht --> art. 5:106 BW (oude zakelijke rechten via overgangswet)
○ Beginselen:
▪ De wet kent een gesloten stelsel van rechten op goederen (of numerus clausus, art. 3:81 BW)
▪ Gesloten stelsel van verkrijging van goederen (art. 3:80 BW)
▪ Absolute werking en dus goederenrechtelijk gevolg (droit de suite) en dus prioriteit (bij beperkte rechten)
▪ Publiciteit of kenbaarheid van goederenrechtelijke verhoudingen
▪ Specialiteitsbeginsel en eenheidsbeginsel
▪ Dwingend recht en dus Nederlands recht (goederenrecht is nationaal)
○ Art. 5:1 BW --> Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
▪ Vermogensrechten 'behoren toe' aan de rechthebbende
▪ Kenmerken eigendom en 'toebehoren':
□ Absoluut, exclusief, meest omvattend, overdraagbaar
▪ Bevoegdheden eigendom:
□ Usus, fructus, abusus - gebruik, opbrengst (vruchten), beschikken (overdragen of bezwaren met beperkt
recht)
□ Te kwalificeren als --> machtsuitoefening of houden/bezitten (art. 3:107 e.v. BW)
P3 Goederenrecht Pagina 2
, □ Te kwalificeren als --> machtsuitoefening of houden/bezitten (art. 3:107 e.v. BW)
□ Bevoegdheid te revindiceren --> art. 5:2 BW, de eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar
zonder recht houdt, op te eisen
□ Bevoegdheid te gebruiken met uitsluiting van een ieder --> art. 5:1 lid 2 BW, de eigenaar heeft bevoegdheid
om de zaak door een ander te laten gebruiken
Bevoegdheid tot gebruik, maar hoever?
◊ Art. 5:1 lid 2 BW --> mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke
voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden
genomen.
◊ Art. 3:13 BW --> Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover
hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen
met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is
verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de
uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die
uitoefening had kunnen komen
◊ Eigendom (en andere goederenrechtelijke rechten) – bevoegdheden niet uitoefenen in strijd met
rechten van anderen en grenzen van wet en ongeschreven recht
Wet - supranationaal, bv onrechtmatig uit een lidstaat uitgevoerde `cultuurgoederen’ - RL 93/7
EG. Of nationaal
◊ Misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW)
◊ Hinder (art. 5:37 BW De eigenaar van een erf ….)
◊ Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt….
◊ Overeenkomst (art. 6:217 BW, zoals een huurovereenkomst tussen eigenaar A en huurder B
◊ Beperkt gerechtigden (zoals eigenaar A die ten behoeve van B een recht van erfpacht heeft
gevestigd)
○ Beperkte rechten --> de rechthebbende kan zijn recht bezwaren met een beperkt recht.
▪ Art. 3:8 BW --> een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het
beperkte recht is bezwaard
▪ Afleiden uit = bezwaren = vestigen = als overdacht van bevoegdheden (art. 3:84 jo 3:98 BW)
□ Art. 3:84 BW --> voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel verricht
door hem die bevoegd is over het goed te beschikken
□ Art. 3:98 BW --> tenzij de wet anders bepaalt, vindt al hetgeen in deze afdeling omtrent de overdracht van
een goed is bepaald, overeenkomstige toepassing op de vestiging, de overdracht en de afstand van een
beperkt recht op een zodanig goed
IV. Verleden en heden - Romeins recht:
○ Romeins recht = de civiele traditie:
▪ E.M. Meijers (1954 – ontwerp BW) – Alle moderne wetboeken in de ban van het Romeinse recht…
▪ Constante doorwerking of receptie sinds 1100, dus:
▪ Begrip van eigen recht (begrippen, regels, systematiek, methode…..)
▪ Begrip van ander recht: rechtsfamilies - rechtsvergelijking
▪ Toekomstig recht: A European Civil Code? Draft Common Frame of Reference?
Aantekeningen literatuur:
Zwaartepunten van het vermogensrecht; Hoofdstuk 1 - Inleiding:
- Vermogen --> het geheel van op geld waardeerbare - althans in de economische sfeer liggende - rechten en verplichtingen die
iemand heeft. Met andere woorden: het geheel van zijn activa en passiva.
○ Actiefposten: eigendomsrechten en vorderingen.
▪ Tegenovergestelde van vordering is een verplichting of schuld.
○ Passiefpost: alle schulden
- Vermogensrecht --> dubbelzinnig want recht heeft dubbele betekenis. Recht kan zowel het geheel aan geldende regels als een
krachtens die regels aan iemand toekomende bevoegdheid. Hierdoor komen we bij het onderscheid tussen objectief recht en
subjectief recht.
○ Objectief recht: het geldende recht, de regels die binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald tijdstip gelden. In
deze zin betekent het vermogensrecht alle regels met betrekking tot de subjectieve rechten en plichten die onderdeel
van een vermogen kunnen vormen.
○ Subjectief recht: de aan iemand toekomende bevoegdheid. In deze zin betekent het vermogensrecht een aan een
bepaald persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen, bijv. een eigendomsrecht of een
vorderingsrecht. Subjectieve rechten zijn te onderscheiden in:
▪ Rechten met betrekking tot goederen (goederenrecht)
▪ Rechten met betrekking tot personen (vermogensrecht)
- Goederenrecht -->het deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een
persoon en een goed, zoals een huis, auto of computer.
○ Rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel tegenover iedereen kan inroepen. Vanwege deze derde werking
noemen we een dergelijk recht een 'absoluut recht'.
P3 Goederenrecht Pagina 3
, noemen we een dergelijk recht een 'absoluut recht'.
- Verbintenissenrecht --> het deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een
persoon en een andere persoon.
○ Rechten die niet tegenover iedereen inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een bepaald persoon, namelijk degene met
wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding staat. Zo'n recht noemen we een 'relatief recht', het is slechts in relatie
tot een bepaald persoon in te roepen.
Zwaartepunten van het vermogensrecht; Hoofdstuk 2 - Absolute rechten op goederen:
- Eigendom (art. 5:1 BW):
○ Eén van de belangrijkste absolute rechten is het eigendom. Eigendom is het meest omvattende recht een persoon op een
zaak kan hebben.
○ Het genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar:
▪ Het genotsrecht: Art. 5:2 lid 1 BW --> het staat de eigenaar vrij met uitsluiting van eenieder van de zaak gebruik te
maken. De eigenaar heeft het recht op vrije genot van de zaak en kan anderen van dit genot buitensluiten. De
eigenaar kan anderen ook het genot van de zaak toestaan.
▪ Het beschikkingsrecht: De eigenaar is met uitsluiting van anderen bevoegd om over de zaak te beschikken. Dit
houdt in dat als regel alleen de eigenaar een ander de eigenaar van die zaak kan maken. Daarnaast heeft de
eigenaar ook het recht om het beschikkingsrecht door een ander te laten uitoefenen.
○ Beperkingen aan het recht van de eigenaar, art. 5:1 lid 2 BW:
1) Beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen
2) Beperking van het recht van de eigenaar door de wet
3) Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht, regels van betamelijk gedrag, het mag niet
maatschappelijk onaanvaardbaar zijn. Hier vallen twee dingen onder:
a. Misbruik van (eigendoms)recht (art. 3:13 lid 1 BW):
Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen (lid 2):
1) Met geen ander doel dan een ander te schaden --> HR: Watertoren
2) Met een ander doel dan waarvoor zij is verleend --> kan niet voorkomen bij eigendom, eigendom is
geen doelgebonden recht.
3) Ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het
belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen
(belangenafweging) --> HR: Grensoverschrijdende garage
b. Hinder (onder andere in art. 5:37 BW, neemt art. 6:162 BW als maatstaf) --> HR: Kraaien en roeken
○ Het eigendomsrecht is een absoluut recht --> In beginsel kan de eigenaar zijn eigendomsrecht tegenover iedereen
handhaven. De rechtswetenschap spreekt daarom van een 'absoluut recht'.
○ Het eigendomsrecht kent een exclusief karakter --> art. 5:1 lid 2 BW bepaalt dat het uitgangspunt is dat de eigenaar 'met
uitsluiting van eenieder' de bevoegdheid toekomt tot het vrije gebruik van de zaak. Hiermee kent het eigendomsrecht
een exclusief karakter. De eigenaar kan zijn recht tegenover een ieder handhaven, het heeft absolute werking.
○ Zaaksgevolg (droit de suite):
▪ Art. 5:2 BW geeft de eigenaar de bevoegdheid zijn zaak van eenieder die haar zonder recht houdt op te eisen, dit
noemen we revindicatie. Indien de zaak uit de macht van de eigenaar raakt, volgt zijn recht de zaak. Dit noemen
we zaaksgevolg, ofwel droit de suite.
○ Separatist in faillissement (droit de préférence):
▪ De eigenaar kan de aan hem toebehorende zaak opeisen indien zij zich onder een failliete persoon bevindt. De
eigenaar is op grond van de absolute werking van zijn recht 'separatist'. De eigenaar heeft een 'droit de
préférence'.
○ Verschil eigendomsrecht en vorderingsrecht:
▪ Eigendomsrecht:
1) Werking: recht van de eigenaar --> absoluut subjectief vermogensrecht
Kan in beginsel tegen iedereen uitgeoefend worden. Deze absoluutheid uit zich middels het
zaaksgevolg (droit de suite) en de positie van separatist (droit de préférence).
2) Object: altijd een zaak
3) (Subjectief) vermogensrecht
--> een subjectief recht dat aan deze kenmerken voldoet is een zakelijk recht.
▪ Vorderingsrecht:
1) Werking: recht van de schuldeiser --> relatief subjectief vermogensrecht
Kan enkel uitgeoefend worden tegenover een bepaald persoon.
2) Object: altijd een prestatie
3) (Subjectief) vermogensrecht
○ Op grond van art. 5:3 jo 5:4 BW omvat het eigendom ook de bestanddelen. Wanneer iets een bestanddeel is hangt af van
art. 3:4 BW, er zijn verschillende mogelijkheden:
▪ Lid 1 --> verkeersopvatting:
□ HR: Dépex / Curatoren Bergel c.s. , kan het als één zaak gezien worden?
1) Gebouw en apparatuur zijn in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd; of
2) Bij ontbreken van de apparatuur moet het gebouw als onvoltooid worden beschouwd.
--> er mag niet worden gekeken naar de rol (functie) die de apparatuur vervult in het productieproces.
P3 Goederenrecht Pagina 4