Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters:
● Aan het begin van de zin. Bij een apostrof, krijgt het tweede woord een hoofdletter
● Bij persoonsnamen en initialen (Hendrik de Jong, meneer H. de Jong, meneer De
Jong, mevrouw Van der Pol, G.A. de Ridder)
● Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten (Uitgeverij Podium,
Google)
● Bij aardrijkskundige namen, namen van merken, historische gebeurtenissen,
straatnamen, hemellichamen, gebouwen, feestdagen, titels van boeken en films etc.
Je gebruikt géén hoofdletters bij:
● Soorten (spa rood), historische periodes (de middeleeuwen), afleidingen van
feestdagen, maanden, dagen, jaargetijden, windstreken, religies en afleidingen van
religies (rooms-katholieke)
Aanhalingstekens’’ (alle leestekens schrijf je binnen de aanhalingstekens):
● Bij een citaat
● Bij directe rede
● Om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal
● Als je het woord zelf bedoeld en niet de betekenis
Let op: bij het weergeven van gedachten gebruik je geen aanhalingstekens
Punt. :
● Aan het eind van een mededelende zin
● Bij afkortingen
Let op: initiaalwoorden (pc, NS) en letterwoorden (TROS, pin) zonder punten. Maten en
gewichten zonder punt: mg, dm, cl.
Vraagteken? :
● Aan het einde van een letterlijk gestelde vraag
Uitroepteken! :
● Aan het einde van een zin met een bevel of uitroep:
Komma’s, :
● Voor- en na een bijstelling
● Tussen twee persoonsvormen
● Tussen de onderdelen van een opsomming
● Voor en na een aanspreking of tussenwerpsel
● Voor een voegwoord waarmee de bijzin begint
Puntkomma; (betekent ‘en’):
● Zinnen die sterk met elkaar samenhangen
● Tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat:
Dubbele punt:
● Een opsomming aan te kondigen
, ● Een verklaring aan te kondigen
● Directe reden aan te kondigen
Let op: na een dubbele punt volgt geen hoofdletter, behalve bij de directe rede.
Haakjes() :
● Informatie die je geeft als toelichting, uitleg of voorbeeld, plaats je tussen haakjes
Beletselteken… :
● Onderbreking of pauze aan te geven
● Aan het eind van een zin die niet af is; kan de lezer de zin zelf aanvullen
● Om onvolledige citaten aan te duiden
—-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meervoudsvormen
Meervoud op -s
● Vaste –s als de uitspraak hetzelfde blijft (tafels)
● Uitspraakproblemen te voorkomen (piano’s) → bij woorden die eindigen op a, i, o, u
of y (maar niet: smileys, essays, milieus → geen uitspraakprobleem)
Meervoud op -(e)n
● Schrijf aan woorden vast (boeken)
● Let op klinker weglating, medeklinker verandering en medeklinkerverdubbeling
(scholen, brieven, lessen) bij -es, -et, -ik, -it, verdubbelt de laatste medeklinker niet
Meervoud op -ie
● Krijgen soms een -s (provincies) maar soms alleen -(ë)n (poriën
● Klemtoon op -ie dan meervoud op -ën (melodieën)
● Klemtoon niet op -ie dan meervoud op -n (bacteriën)
Meervoud op -ee
● Soms een -s, soms -ën (abonnees, feeën)
Meervoud op -eren
● Aantal woorden hebben een meervoud op eren: ei – eieren
Vreemde meervoudsvormen
● Woorden uit het Latijn hebben vaak twee meervouden: de Latijnse én de
Nederlandse meervoudsvorm. (chemicus – chemici)
● Er zijn ook woorden met 2 meervoudsvormen (gedachtes - gedachten)
—-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verkleinwoorden
● –je, -kje, -pje, -tje of –etje achter het zelfstandig naamwoord (bloempje, kastje)
● Korte klanken worden soms lang (blad – blaadje)
● Woorden die eindigen op een lange klinker:
- o -a, -o, -u, verdubbel de klinker (paraplu – parapluutje)
- -é Verdubbel de klinker, laat accent weg (logé – logeetje)
- -i De –i wordt –ie (kiwi – kiwietje)
- -y Krijgt een apostrof (baby – baby’tje)
● Afkortingen krijgen een apostrof (tv – tv’tje)
—-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tussenklank in samenstellingen