Pluriforme samenleving-
Paragraaf 1-
Hoofdvraag: Waarmee hangen cultuurverschillen samen?
Pluriforme samenleving: samenleving waarin veel verschillen tussen mensen bestaan in
levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.
Cultuur: alle waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een
groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
Waarden en normen zijn belangrijke cultuurkenmerken
Functies cultuur:
- Socialisatiefunctie (het bepaald een deel van je persoonlijkheid)
- Gemeenschappelijk referentiekader (hierdoor begrijpen ze elkaar beter en kunnen
makkelijker gedachten en gevoelens uitwisselen)
- Gedragsregulerend (stuurt gedrag van mensen zodat dat geordend en voorspelbaar
verloopt)
Dominante cultuur: alle waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken die de
meerderheid van de bevolking met elkaar deelt en als vanzelfsprekend beschouwd.
Subcultuur: binnen een groep wijken sommige waarden, normen, gewoonten en andere
cultuurkenmerken af van de dominante cultuur
Culturele diversiteit: veel verschillende subculturen en levensstijlen
Culturele diversiteit hangt samen met diverse factoren, zes daarvan zijn:
- Woonomgeving (stad meer anonimiteit, dorp meer onderlinge betrokkenheid)
- Generatie (verschil in referentiekader tussen ouderen en jongeren -> wederzijds onbegrip)
- Maatschappelijke positie (opleiding, beroep, inkomen, sociale manieren, taalgebruik, etc.)
- Gender (gebruikt om culturele verschillen tussen mannen en vrouwen aan te duiden. Dit
heeft niet alleen te maken met persoonlijke keuzes, maar ook met rolpatronen: algemene
verwachtingen en opvattingen over hoe iemand zich hoort te gedragen)
- Migratieachtergrond (door migratie leven mensen samen met uiteenlopende etnische
achtergronden. Vooral in grote steden is er grote diversiteit aan etnische subculturen:
mensen voelen zich onderling verbonden door hun land van herkomst en de daarbij horende
waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken)
- Godsdienst en levensbeschouwing (bij elke godsdienst horen specifieke waarden en normen,
gebruiken en feestdagen)
Culturen liggen niet vast, ze kunnen veranderen. Sommige cultuurkenmerken veranderen niet en
andere wel.
Veranderingen vinden vaak plaats onder invloed van subculturen en tegenculturen.
Tegenculturen: groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur en die willen
veranderen.
Sociale cohesie: mensen voelen dat ze bij elkaar horen en onderling sterk verbonden zijn
Sterke sociale cohesie -> mensen houden rekening met elkaar, doen dingen voor de gemeenschap
en er is meer vertrouwen
Zwakke sociale cohesie -> wantrouwen, mensen zijn minder bereid zich voor elkaar en het algemeen
belang in te zetten
, Paragraaf 2-
Hoofdvraag: waarin verschillen culturen van elkaar?
Het belangrijkste kenmerk van een cultuur wordt telkens aan nieuwe leden overgedragen via
socialisatie: het proces waarbij iemand bewust en onbewust de waarden, normen en en andere
cultuurkenmerken van een groep of groepen waar hij bij hoort, aanleert
Socialiserende instituties: groepen en organisaties die specifieke waarden, normen en gewoonten
overdragen (bijvoorbeeld: gezin, media, school, overheid).
Socialisatie vindt plaats via:
- Imitatie (nadoen van andere)
- Informatie (denk aan informele en formele regels)
Sociale controle: de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende
normen te houden
- formeel: gebaseerd op formele regels (politie kijkt of fietsen verlichting hebben)
- Informeel: gebaseerd op informele regels (ouders letten erop of je je zieke oma een kaartje
stuurt; vrienden zeggen het als je je asociaal gedraagt)
Sociale controle vindt plaats in sancties:
- Positief: goed cijfer voor je toets (formeel), compliment (informeel)
- Negatief: boete (formeel), aangesproken worden op racistische grap (informeel)
Uiteindelijk leidt socialisatie tot internalisatie: mensen maken zich waarden, normen en gewoonten
eigen en gedragen zich automatisch zoals hun omgeving van hen verwacht. (Niet altijd zo)
Persoonlijke identiteit: beeld dat iemand van zichzelf heeft
Sociale identiteit: het deel van je zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waarmee je je
verbonden voelt
We zijn dus een mengeling van aangeboren eigenschappen en aangeleerde cultuurkenmerken.
Het socialisatieproces verloopt overal op de wereld grotendeels hetzelfde. Wat er overgedragen
wordt, verschilt echter per cultuur.
Dimensies van Geert Hofstede:
- Grote versus kleine machtsafstand
- Individualisme (banden tussen mensen zijn vrij los) versus collectivisme (sterke, hechte
groep)
- Masculiniteit versus feminiteit (rolverdeling tussen vrouwen en mannen)
- Lage versus hoge onzekerheidsverzekering
- Gerichtheid op lange termijn versus korte termijn
Cultuurrelativisme: culturen zijn gelijkwaardig aan elkaar, het gedrag van de leden van een
cultuurgroep kan je alleen beoordelen naar de maatstaven van die cultuur
Cultuuruniversalisme: er bestaan universele waarden die voor iedereen, waar dan ook op de
wereld, gelden.
Mensen hangen in het dagelijks leven niet zozeer aan de ene of andere visie aan.
Etnocentrisme: een manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van
alles en alle andere daaraan afmeet.