Onderzoeks- en interventiemethodologie -J.A.M. Vennix, zesde editie (juni
2016)
1 Inleiding
Wetenschap en kennis
Wetenschap is kennis van de werkelijkheid. Gericht op generen van nieuwe kennis, gebeurt d.m.v.
wetenschappelijk onderzoek en gebruik makend van methodologieën, methoden en technieken.
Empirisch: “via waarneming bewijsmateriaal verzamelen voor opvattingen die we hebben over hoe
iets is of hoe iets in elkaar zit”
Leren (opdoen van kennis)
1. Instrumenteel → dat wat je vandaag leert ‘morgen bruikbaar is’
a. Nadeel: je kan de opgedane kennis ook alleen maar voor dat doel inzetten
2. Conceptueel → abstracter niveau: je doet een aantal nieuwe inzichten op waarvan je niet
meteen ziet dat ze bruikbaar zijn. Beïnvloedt wel je denken, maar effect daarvan blijkt vaak
pas na langere tijd.
Methodologische kant van onderzoek → de manier waarop binnen de managementwetenschappen
onderzoek wordt verricht. De inhoud staat niet centraal, maar vooral de vraagstukken over de
manier waarop wetenschappelijk onderzoek wordt verricht.
Methodos = ‘de weg waarlangs’
Methode → vraag hoe iets wordt gedaan of gedaan dient te worden
Meerdere mogelijkheden van onderzoek doen → onderzoeker moet beredeneerde onderzoeksopzet
maken
• Een met argumenten onderbouwd voorstel waarom onderzoek precies op deze manier
wordt opgezet
• Methodologische vragen → hoe en waarom
Methodologie = leer van methoden → theorie achter de methoden
Kaplan: begrijpen van proces van onderzoek doen
Waarom methodologie?
1. Historisch besef en hedendaagse opvattingen krijgen een plaats in historische context
2. Er bestaan veel misvattingen over onderliggende assumpties van verschillende
wetenschappen en stromingen → misvattingen worden duidelijker
3. Elk onderzoek gaat impliciet en expliciet uit van bepaalde opvattingen over het karakter van
(sociale) werkelijkheid of de wijze waarop kennis te verkrijgen is over die werkelijkheid
Determinisme = beschouwingswijze → geheel het wereldgebeuren dient te worden geacht als een
gesloten samenhang van oorzaak en gevolg, zodat elke toestand volledig bepaald wordt door het
daaraan voorafgaande
1
,Onderzoek gekoppeld aan belangrijke filosofische vraagstukken → vaak opvatting over mens en
wereld
1. Deterministisch → mens en samenleving gezien als mechanisme onderhevig aan bepaalde
causale wetmatigheden → via onderzoek ontdekken → veranderen van mens en
samenleving
2. Voluntaristisch → mens = iemand met vrije wil die niet per definitie onderhevig is aan
wetmatigheden → weinig zin deterministische wetmatigheden te vinden
Elk onderzoek gaat uit van opvattingen over de aard en kennis en hoe “ware” kennis over de
werkelijkheid gegenereerd kan worden
1. Kwantitatief survey onderzoek (samenhang tussen variabelen of theoretisch veronderstelde
samenhangen)
a. Ervan uitgaan dat gebruikte conceptuele model een vereenvoudigde maar adequate
beschrijving van de werkelijkheid is
2. Interpretatief onderzoek (kwalitatief onderzoek)
a. Conceptuele model doet geen recht aan werkelijkheid → gaat voorbij aan kern
sociale werkelijkheid
Van belang voor een academisch geschoolde onderzoeker
a. Zich er rekenschap van te geven dat er altijd onderliggende aannames zijn
b. Zich bewust zijn van de aannames waar men zelf vanuit gaat
c. In staat zijn deze aannames te expliciteren
d. Vanuit deze aannames te beargumenteren waarom een onderzoek is opgezet zoals opgezet
2 Wetenschap: kennis als product
Wetenschap: opbouwen van kennis van de werkelijkheid
• Niet persé praktisch doel voor ogen (nieuwsgierig)
• Zuiver wetenschappelijk onderzoek (kennis omwille van de kennis)
• Anderen passen die kennis weer toe → toegepast onderzoek
Indeling van kennis
1. Natuurwetenschappelijke kennis (fysica) met elk weer subdisciplines (inhoud)
a. Beschrijvende kennis
i. Is iets het geval?
2. Kennis naar weten (vorm) → wat iets is en waarom het zo werkt
a. Verklarende kennis
i. Waarom iets het geval is?
3. Hoe kan iets veranderd worden?
a. Voorschrijvende (prescriptieve) kennis
Kennis als product: begrippen, uitspraken en theorieën
‘Donder is het gevolg van een elektrische ontlading’
1. Term gevolg verwijst naar causaliteit
2. Donderslag is immers gevolg van ontlading en dus is de ontlading de oorzaak.
3. Is een verklarende uitspraak (uitspraak geeft aan waarom er sprake is van een donderslag)
2
,Taxonomie: een hiërarchisch geordende set van basisbegrippen in een bepaald wetenschapsgebied
• Kat behoort tot klasse katachtigen, klasse zoogdier.
Je leert in je leven de begrippen op de juiste manier te gebruiken (ouders, onderwijs), maar toch zal
je ze soms verkeerd gebruiken.
Begrippen kunnen op allerlei manieren worden onderverdeeld
a. Individueel en universeel
b. Empirisch en niet-empirisch
Individueel en universeel
Individuele begrippen → verwijzen naar één bepaald voorwerp of object
Universele (algemene) begrippen → verwijzen naar een klasse van objecten
• Komen tot stand door abstractie, door af te zien van het bijzondere en te concentreren op
het algemene of het gemeenschappelijke (bv stoelen, maar kruk niet aangezien het geen
rugleuning heeft)
• Met behulp van universele begrippen maken we categorieën
• Voordeel abstraheren: abstracte begrip omvat meer dan het individuele
• Nadeel: verlies aan detail
Verschillende onderzoekstradities
• Empirisch-analytische onderzoekstraditie
o Streven: algemene uitspraken en vinden van wetmatigheden in sociale werkelijkheid
o Sterk geënt op natuurwetenschappelijke onderzoeksmodel, nadruk op kwantificering
o Geïnspireerd door logisch positivisme en kritisch rationalisme
o Niet alleen universele uitspraken, maar ook algemene wetmatigheden ontdekken
(altijd als X het geval is, dan zal Y ook het geval zijn)
▪ Nomothetisch: (filosoof Windelband) wetgevend, wetten stellend, algemene
regels gevend, universele begrippen zijn belangrijk, uitspraken voor zoveel
mogelijk, liefst alle gevallen
Empirische en niet-empirische begrippen
Empirische begrippen
• Iets dat direct in de werkelijkheid waarneembaar is
• Zaken met zintuiglijke waarneming
• De Groot: ‘… of onmiddellijk op waarneembaarheden stoelen (c.q. ‘meetbaar’ zijn) of daaruit,
via slechts enkele, volstrekt duidelijke stappen, kunnen worden afgeleid’ (Vb. boom, stoel)
Niet-empirische begrippen
• Verwijzen niet naar zintuiglijke werkelijkheid
• 2 soorten
o Logische/mathematische begrippen
▪ Komen los van de waarneming tot stand, (bv predicaat, cirkel), niet-
ervaringsgebonden
3
, o Hypothetische begrippen (of verklaringsbegrippen)
▪ Veronderstellen bestaan van iets ‘dat niet waarneembaar is noch op
doorzichtige wijze uit waarnemingsfeiten kan worden afgeleid en/of er toe
kan worden herleid’ (vb. elektrische ontlading, intelligentie, zwaartekracht
en sociale klasse → bedoeling: verklaren empirische verschijnselen)
Uitspraken in soorten
Uitspraken zijn in te delen in categorieën (let op: gaat om vorm van beweringen, niet de inhoud!!!)
1. Singulier, particulier, universeel
2. Analytisch en synthetisch
3. Feitelijk en normatief
4. Statisch en dynamisch
5. Beschrijvend en verklarend
1. Singulier, particulier, universeel
Onderscheid bereik en domein (het aantal gevallen waarop de uitspraak betrekking heeft).
Singulier
• Betrekking op één object (bv. deze persoon is neurotisch)
Universeel
• Algemeen; geldt niet voor één subject of enkele subjecten, maar voor alle subjecten in een
categorie (bv. alle mensen zijn sterfelijk)
• Vaak in een wat minder expliciete vorm (niet altijd wordt het woord ‘alle’ gebruikt, maar het
wordt wel bedoeld (bv. politici zijn corrupt))
• Formeel geformuleerd
o Voor alle X geldt: indien X een Y (politicus) is, dan is x ook (een) Z (corrupt)
o = universele conditionele (als-dan) uitspraak
o X is subject, Y is predicaat
Particuliere uitspraken
• Zitten tussen singuliere en universele uitspraken in
• ‘Sommige’-uitspraken
• Betrekking op een beperkt aantal objecten (bv. sommige organisaties hebben een
bureaucratische structuur)
• Formeel geformuleerd: er is tenminste één X die ook Y is/heeft
2. Analytische en synthetische uitspraken.
Analytische uitspraken:
• Wiskunde en logica bevatten uitspraken die zonder empirische inhoud zijn → of een
dergelijke uitspraak on- of waar is, is niet na te gaan met behulp van empirische waarneming
• Waar op grond van zijn logische vorm → logische of tautologische uitspraken
o Bv. driehoek heeft 3 zijden of iemand die niet gehuwd is, is ongehuwd (Geurts)
▪ Per definitie waar, eigenlijk tautologisch→ kan niet weerlegd worden
▪ Zegt alleen niets over de empirische werkelijkheid → empirisch inhoudsloos
• A-priori uitspraken
4