Biologie – Hoofdstuk 6: Ecologie en duurzaamheid – 1 -3 +7
Biologie voor jou- Malmberg
Basisstof 1: Organismen en hun omgeving
Elk organisme is afhankelijk van zijn omgeving (bv. van andere organismen, maar ook van
levenloze factoren als licht en water).
milieu = leefomgeving
individu = organisme
Wat is de relatie tussen milieu en organismen? Ze beïnvloeden elkaar. Bv. planten zijn
afhankelijk van water, maar ze geven ook zuurstof af.
ecologie = deel van de biologie dat relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt.
biotische factoren = invloeden van andere levende organismen (bv. dieren, dode dieren,
urine/uitwerpselen, plantenresten, schimmels, bacteriën, nestgelegenheid en
ziekteverwekkers)
abiotische factoren = invloeden van de niet-levende natuur (bv. klimaat, licht, neerslag, lucht,
wind, temperatuur, samenstelling van de bodem en water)
Niveaus van ecologie (relaties organismen en hun milieu) van groot naar klein:
1. biosfeer = alle ecosystemen samen -> gebied in/op/rond de aarde waar leven
mogelijk is: water/bodem/dampkring.
2. ecosysteem = alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen
bv. oceaan, bos, savanne, regenwoud, vijver, sloot, rivier, weiland, Hoge Veluwe etc.
3. levensgemeenschap = alle populaties in een gebied
bv. levensgemeenschap Hoge Veluwe: wilde zwijnen, herten, dassen, eiken etc.
bv. levensgemeenschap bos: eiken, beuken, regenwormen, spitsmuizen, vossen etc.
4. populatie = groep organismen v. dezelfde soort die in een gebied samenleven (bv.
populatie wilde zwijnen, populatie eikenbomen, populatie mensen)
5. organisme/individu = een levend wezen (bv. eik, wild zwijn, mens …)
Alle populaties van een levensgemeenschap beïnvloeden elkaar. Ook de abiotische factoren
hebben invloed op een levensgemeenschap.
biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen
voedselketen = reeks v. soorten waarbij elk soort een voedselbron is voor de volgende soort.
schakel = elke voedselbron in de voedselketen
1
, Let op: Bijna alle voedselketens zien er zo uit:
plant (bv. alg) → planteneters (vlo) → vleeseters (baars) → alleseters (snoek)
voedselweb/net = alle voedselrelaties in een ecosysteem samen (bestaande uit levende org.)
In een ecosysteem is er namelijk nooit maar 1 voedselketen, maar er lopen allerlei
voedselketens door elkaar (voorbeeld web op blz.182)
biomassa van een organisme = totale hoeveelheid energierijke stoffen in dat organisme
(elke organisme bestaat nml. uit verschillende stoffen die energierijk zijn – bv. koolhydraten,
eiwitten, vetten)
totale biomassa voedselketen = biomassa van alle organismen in een schakel bij elkaar
Waarom is de biomassa van een schakel van de voedselketen altijd een piramide?
Omdat de biomassa in elke volgende schakel kleiner wordt (zie afbeelding links hieronder).
accumulatie = ophoping van stoffen in elke volgende schakel van een voedselketen
Hoe ontstaat dit?
Planten nemen stoffen op → nuttige stoffen: mineralen/koolstofdioxide, maar ook onnodige:
giftige zware metalen, zoals kwik, lood, arseen en tin. Deze giftige stoffen ontstaan door
industrie, uitlaatgassen of verbranding van kolen/afval. En planten kunnen ze niet kwijt.
Als een dier de plant eet, komen de stoffen in het dier. Die stoffen komen in het vetweefsel
van dieren terecht. Dieren kunnen die stoffen dus ook niet kwijt.
De stoffen worden steeds weer doorgegeven naar een ander dier. Dieren aan het einde van
de voedselketen hebben dan de meeste giftige stoffen in zich (zie afb. rechts hierboven).
2