WSRT Hoorcolleges Blok 4
Hoorcollege 35 - Eaton et al & Borsboom et al
Dimensies en Typen
Verschillen dimensioneel of typologisch? > Voorbeeld lengte: dimensioneel is normale verdeling,
typologisch is bijv lilliputters meenemen
o Andere psychologische voorbeelden: autisme, dyslexie etc
o Praktisch belang: dyslexie interventies zijn ook heel goed voor slechte lezers, maar alleen
hele slechte lezers krijgen die vergoed > alleen slechtste 5% meenemen?
Voorkeur voor dimensionele variabelen
Factor analyse: relaties tussen veel manifeste variabelen reduceren tot enkele latente factoren
o Was 50 jaar lang enige techniek in de psychologie
o Is een statistische techniek voor de toetsing van theorieën
Echter: factor analyse heeft de theorievorming in de psychologie sterk beïnvloed > onze theorieën
zijn aangepast aan onze technische (statistische) mogelijkheden (het heeft namelijk weinig zin om
theorieën op te stellen die je niet kan testen)
Typologische theorie is ook denkbaar: introverte en extraverte mensen is een tweedeling, dat is
dan de theorie
o Bijv conservatie taak Piaget: stadiumgewijze ontwikkeling of plotseling inzicht?
o Veel mogelijke typologische fenomenen: hechtingstypen, persoonlijkheidtypen, geloof etc
Individuele verschillen > theoretisch
o Kwantitatief, continue, dimensioneel, gradueel = factor analyse
o Kwalitatief, discreet, typologisch, discontinue
Nieuwe technieken:
o Categorische latente variabele modellen
o Beschikbaar sinds een jaar of 20
o Typologische psychologische modellen zijn nu even goed testbaar
o Er is dus geen technische reden meer om een dimensioneel model te prefereren
Voorbeeld conservatie taak Piaget: Piaget denkt dat er stadia zijn en dat het typologisch is
Maar zijn er wel goede theoretische redenen voor typologieën?
Er bestaat ook een neiging om te snel in hokjes te denken
Het is verleidelijk classificaties te verzinnen, maar vaak zijn ze nogal arbitrair
Redenen voor typologieën:
o Discrete oorzaak:
Beschadigingen (hersenletsel): bijv na herseninfarct > dan typologische verschillen
Genetisch (gen wel of niet aanwezig): Williams syndroom
Omgeving (schooltype): andere leerstijl dan andere kinderen door school, culturele
verschillen
o Discrete oorzaak niet altijd nodig:
Complexe systemen
Complexe systemen: vele elementen interacteren en bestuderen van complex gedrag > ultieme
complexe systeem is de mens (brein netwerk, immuunsysteem, internet etc)
o Fase overgangen treden op in complexe systemen
o Kleine oorzaken, grote gevolgen: deterministische chaos
o Zelforganisatie, chaos en catastrofes (fase transities): systeem kan lange tijd in stabiele
toestand zitten, en dan opeens verspringt het naar een instabiel iets, bijv celdeling, instorten
van bruggen, woede uitbarstingen, inzicht verkrijgen, verliefd worden, terugvallen in
depressies
Deterministische chaos: gevoelige afhankelijkheid van begincondities
o Verhulst vergelijking exponentiële groei konijntjes
o Butterfly effect: grafieken lopen niet gelijk. Door hele kleine verstoring in het systeem op
lange termijn verschil in gedrag (voorbeeld weer > daarom kan je het niet goed
voorspellen)
1
, Zelforganisatie: schijnbaar spontaan ontstaande globale structuren in systemen waarin vele
simpele deelsystemen lokaal niet lineair interacteren
Kwalitatieve verschillen: complexe systemen worden gekenmerkt door kwalitatief verschillende
toestanden (bijv verandering rups naar vlinder)
o Kwantitatieve verschillen zijn alleen interessant binnen deze kwalitatieve toestanden
Fase transities: fase overgangen (vloeibaar > vast), instortingen, celdeling
o Hiervoor zijn modellen en technieken ontwikkeld die ook toepasbaar zijn in de sociale
wetenschappen
o Criteria voor fase transities:
Bimodaliteit: in precies dezelfde omstandigheden kan het systeem zich in twee elkaar
uitsluitende toestanden bevinden
Hysteresis: wanneer de sprong plaatsvindt hangt af van de geschiedenis van het
systeem, de richting waarin de onafhankelijke variabelen veranderen
o Multistabiele perceptie: voorbeeld kubus op verschillende manieren zien > je kan het niet
allebei tegelijk doen, het switcht > hysteresis in schijnbare beweging
o Conservatie taakje piaget scores: bimodaliteit > verschuiving door de tijd, maar middelpunt
blijft inpopulair
Dus:
Onderscheid dimensioneel (kwantitatief) en typologisch (kwalitatief) is geen kwestie van smaak
Er kunnen goede theoretische redenen zijn voor typologieën
Gebruik in dat geval categorische latente variabelen: latente klassen of mixture componenten
Categorische latente variabelen
Opnieuw onderscheid afhankelijk van het schaalniveau van de manifeste variabelen:
Discrete OV Continue OV
Continue LV Item response modellen Factor modellen
Discrete LV Latente klasse analyse Mixture modellen
Mixture modellen: idee is verdeling van data (bijv lengte) wordt niet beschreven door een
verdeling (bijv normaal) maar door een gewogen som van verdelingen
o Truc: schat parameters van de verdelingen en gewichten zo dat het mixture model zo
goed mogelijk past op de data
Latente klasse model:
o Veronderstel twee of meer onderliggende groepen
o Schat per groep de kans op correct
o Schat de grootte van de groepen
o Onafhankelijkheid per klasse?
Nieuwste ideeën
Combinatie van typologische met dimensionele modellen: eerst kwalitatieve indeling in klassen en
dan kwantitatieve dimensionele analyse binnen klassen
Hoorcollege 36 - Borsboom & Cramer (2013)
Implicaties latente variabele model:
o Stoornis moet eerder zijn dan de symptomen
o Stoornis is de gemeenschappelijke oorzaak van de symptomen
o Symptomen zijn statistisch verwisselbaar
Maar implicaties bij stoornissen:
o Er zijn directie relaties tussen symptomen
o Latere outcome kan niet worden voorspeld van 1 enkel element in het systeem
o Het systeem ontwikkelt bij individuen over tijd
Stel er is een netwerk model: net als een zwerm vogels, geen leider (latente variabele) > causale
relaties tussen variabelen/indicatoren
Netwerken
2