Blok 1 Sociale Psychologie
Probleem 1 Head in the clouds
(Arousal en emotie)
Arousal is opwinding door een gebeurtenis.
Dit maakt de emotionele reactie intenser,
zowel positief als negatief. Er zijn
verschillende theorieën hierover:
- Commonsens: stimulus -> emotie ->
arousal.
- James-Lange theory: stimulus ->
arousal -> emotie. Kritiek van Cannon
hierop: lichamelijke reacties zijn te
traag voor emoties, er zijn te veel
emoties voor de algemene
lichamelijke reacties.
- Cannon-Bard (deze kwam dus als
kritiek op de James-Lange theorie):
stimulus -> hersenactiviteit -> emotie
+ arousal.
- Schachter-Singer (two factor theory):
stimulus -> arousal -> cognitieve
interpretatie -> emotie
Excitation transfer is het proces waarbij de opwinding van de eerste stimulus
wordt toegevoegd aan de opwinding van de tweede stimulus, maar wordt
toegeschreven aan de tweede stimulus, bijvoorbeeld het experiment met de
achtbaan.
Bij misattribution of arousal gebeurt ongeveer hetzelfde als excitation transfer
maar dit is direct (verschil is dus de tijd ertussen), bijvoorbeeld het experiment
van de brug: brug (stimulus) hartkloppingen (respons) komt door de vrouw
(cognitieve evaluatie) seksuele gevoelens voor de vrouw (emotie).
Amygdala is betrokken bij emoties. Volgens Zillman’s excitations model zijn er
drie factoren aanwezig voor de uiting van emotie (vooral agressie):
- Aangeleerd gedrag, bijvoorbeeld zich ergeren aan langzame mensen in het
verkeer.
- Arousal van andere bron, bijvoorbeeld net gesport hebben dus meer
adrenaline in het lichaam.
- Persoonlijke interpretatie, bijvoorbeeld het idee hebben dat de persoon
expres langzaam rijdt om je te irriteren.
Artikel: Meston & Frohlich ‘Love at frst fright’.
Onderzoeksvraag: ‘Wat is het efect van het residuale zenuwstelsel op percepties
van seksuele aantrekking?’
- Individuelen zonder liefde in achtbaan na ritje foto van andere sekse
aantrekkelijker vinden en eerder op date vragen dan individuelen die nog
in de rij stonden. Aantrekkelijkheid karretjespartner maakt niet uit.
- Individuelen met liefde in achtbaan na ritje hun partner aantrekkelijker
vinden.
1
,Experiment er werd een zwart-witte foto getoond aan mensen die in de rij
stonden, moesten hierover vragen anoniem beantwoorden, zelfde gebeurde bij
mensen die de achtbaan net verlieten.
Resultaten: mensen beoordeelden de foto aantrekkelijker na het ritje, maar
alleen als ze geen romantische partner hadden (naast zich tijdens het ritje).
Kritiek
- Het kan komen door relief, in plaats van misattribution en de opluchting
kan voor een beter humeur zorgen, waardoor de foto aantrekkelijker lijkt.
Artikel: Dutton & Aron ‘Some evidence for heightened sexual attraction under
conditions of high anxiety’.
Onderzoeksvraag: ‘Wordt een aantrekkelijke vrouw als aantrekkelijker gezien
door mannen die haar ontmoeten terwijl ze een sterke emotie (angst) ervaren,
dan door mannen die deze emotie niet ervaren?’
Experiment 1 op twee verschillende bruggen, een normale (control) en een
enge, worden mannen door een vrouwelijke of mannelijke interviewer
ondervraagt en ze moesten een verhaal schrijven, aan de hand van een foto van
een meisje die ze te zien kregen. Ze kregen een briefje met het telefoonnummer.
Als ze meer uitleg wilden, konden ze later terugbellen. De subjecten waren
tussen de 18 en 35 en zonder vrouwelijk gezelschap.
Resultaten: in het geval van de vrouwelijke interviewer werd de hypothese
bevestigd (mannen op de enge brug vonden haar aantrekkelijker), maar in het
geval van de mannelijke interviewer, werd de hypothese niet bevestigd (dus de
mannelijke interviewer werd niet aantrekkelijker bevonden).
Kritiek:
- Het is mogelijk dat er verschillende populaties over de bruggen komen
(bijvoorbeeld de experimentele groep is meer seksueel) en de
experimentele groep kan avontuurlijker zijn.
Experiment 2 opgezet vanwege de kritiek op het eerste experiment. Ze
gebruikten hierbij mannen die al eerder over de enge brug gelopen waren,
vervolgens even ergens hadden gezeten en lieten die erna weer over de brug
lopen (dit was dus de controlegroep).
Resultaten: de hypothese en het gedrag (het terugbellen) was vergelijkbaar met
experiment 1.
Kritiek:
- Verschillend gedrag van de interviewer zou kunnen leiden tot verschillen in
seksuele aantrekking.
Experiment 3 een experiment in een lab. De subjecten en een vrouwelijke
confederate verwachtten dat ze een hevige of niet-hevige schok zouden krijgen.
Resultaten: er was geen verschil in angst, het lady-in-distress on attraction leek
niet te gebeuren en de sexual imagery was alleen hoger als de man en vrouw
beiden een hoge schok verwachtten.
2
, Probleem 2 Whodunnit?
(Bystander efect)
Het bystander efect is het efect waarbij het geven van hulp in een noodsituatie
wordt beperkt door de aanwezigheid van omstanders. Hoe meer omstanders, hoe
kleiner de kans dat iemand ingrijpt.
Volgens het cognitief model van Latané & Darley worden er vijf stappen
doorlopen om uiteindelijk te bepalen om te gaan helpen in de situatie of niet:
- Noticing: het signaleren van de situatie, dus zien dat er iets gebeurt.
o Stimulus overload: signaleren van een noodsituatie blijft uit.
o Self-concern: aan zichzelf denken, eigen verplichtingen en belangen
(bv op tijd komen).
- Interpreting: de situatie moet geïnterpreteerd worden als een noodsituatie
waar hulp bij nodig is.
o Ambiguity: dubbelzinnigheid (onduidelijk of het bijvoorbeeld om
vechten of stoeien gaat).
o Relation between attacker and victim: de relatie tussen de dader en
slachtofer.
o Pluralistic ignorance: kijken naar wat andere omstanders doen, doen
ze niks dan is er waarschijnlijk niks aan de hand.
- Taking responsibility: zich verantwoordelijk voelen om te helpen of niet of
bedenken wie er verantwoordelijk voor is.
o Lack of competence: niet in staat voelen om te helpen (bijvoorbeeld
te weinig kennis hebben erover).
o Difusion of responsability: het geloof dat anderen zullen of moeten
ingrijpen.
- Deciding how to help: beslissen op welke manier er geholpen moet
worden.
o Evaluation apprehension: de angst om achteraf negatief beoordeeld
te worden.
o Audience inhibition: bang om een slechte indruk te maken op
andere omstanders waardoor er niet op handelen overgegaan
wordt.
o Bystander calculus = cost/reward model (Piliavin): inschatting
maken van de kosten (bijvoorbeeld geld, moeite, tijd) en baten
(bijvoorbeeld schuldgevoel wegnemen, goed gevoel geven, aanzien,
beloning) voor het geven van hulp.
Empathy costs of not helping: empathie met het slachtofer
en negatieve emoties ervaren wanneer je niet helpt.
Personal costs of not helping: kosten voor wanneer je niet
helpt, bijvoorbeeld jezelf beschuldigen of beschuldigd worden.
- Providing help: het werkelijk geven van hulp.
Vier redenen om toch te helpen (Batson):
- Empathy-altruism hypothesis: je helpt sneller als je een groot
inlevingsvermogen hebt, zonder eigenbelang.
- Egoïsme: je wilt verlost zijn van je eigen ongemak dus biedt hulp.
- Collectivisme: voor de ene groep kan iets positief uitpakken, voor de
andere niet.
- Principisme: morele normen volgen.
Andere factoren die hulpgedrag beïnvloeden:
3