Tentamen Bijzondere Overeenkomsten Major 3.1
Proeftentamen cursusjaar 2017-2018
Het tentamen bestaat uit 9 (casus)vragen.
Totaal 100 punten te verdienen; eindcijfer = aantal punten/10
Alleen een gemotiveerd antwoord kan tot puntenwaardering leiden. Noem relevante
wetsartikelen.
Casus 1 (10 punten)
Marieke de Vries start een interieurwinkel in Zwolle waarbij klanten ook online
interieurartikelen (gordijnen, lampen, stoelen, enz.) kunnen bestellen. Bovendien
kunnen klanten via de site een afspraak maken met Marieke, die dan bij de mensen
thuis langskomt om tegen betaling een interieuradvies te geven. De zaken gaan goed,
waardoor Marieke al snel handen tekort heeft. Zij vraagt een goede vriendin om tegen
betaling twee dagen in de week onder leiding van Marieke de winkel voor haar te doen
en mee te helpen in de administratie. De vriendin gaat akkoord. Doordat het succes van
het bedrijfje van Marieke opvalt, benadert een nieuwe meubelfabrikant van het merk
Idea haar met de vraag of zij wil samenwerken. Zij komen overeen dat Marieke voor
onbepaalde tijd namens de meubelfabrikant via internet en de winkel de meubels van
het merk Idea zal promoten en verkopen, zonder dat zij zelf, economisch bezien, risico
loopt.
Marieke gaat enthousiast aan de slag. Zij plaats enkele meubels van Idea zowel op
haar website als in haar winkel. De meubels van het merk Idea zijn echter in de
omgeving Zwolle geen succes. Sterker nog, in de eerste maanden worden in het geheel
geen meubels van het merk Idea via Marieke verkocht. Meubelfabrikant Idea besluit
daarom zich niet meer te richten op de omgeving Zwolle.
a) Heeft Marieke recht op een vergoeding van de meubelfabrikant Idea voor haar
geleverde diensten? (5 punten)
Er is sprake van een agentuurovereenkomst in de zin van art. 7:428 BW, omdat de
ene partij, meubelfabrikant Idea (principaal), de andere partij, Marieke de Vries
(handelsagent), opdraagt, en deze zich verbindt, voor onbepaalde tijd bij de
totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en ze op naam en
voor rekening van meubelfabrikant (principaal) te sluiten zonder aan deze
ondergeschikt te zijn. (2)
Op grond van art. 7:435 BW heeft Marieke als zijnde handelsagent recht op een
beloning, indien zij bereid is haar verplichtingen na te komen, maar de principaal
in aanzienlijk mindere mate van de diensten van Marieke gebruik heeft gemaakt
dan Marieke als normaal mocht verwachten, tenzij de gedraging van de
meubelfabrikant Idea (principaal) voortvloeit uit omstandigheden welke
redelijkerwijs niet voor zijn rekening komen. (1)
, Van de tenzij-formule is geen sprake. Bovendien is Marieke haar verplichtingen
nagekomen en besluit Idea ineens de koers te wijzigen.
Conclusie: Marieke heeft recht op een vergoeding voor de door haar geleverde
diensten van meubelfabrikant Idea. (2)
Vervolg van de vraag: aangezien Marieke geen meubels van het merk Idea verkoopt,
zegt de meubelfabrikant de overeenkomst rechtsgeldig op. Marieke baalt daarvan. Zij
had gerekend op een omzetstijging door de verkoop van meubels van het merk Idea.
Twee en een half jaar later wordt zij opnieuw benaderd door een andere
meubelfabrikant met de vraag of zij wil samenwerken. Marieke twijfelt of zij vanuit haar
winkel werkzaamheden mag verrichten voor deze meubelfabrikant van het merk Praxia.
In de op schrift gestelde overeenkomst met meubelfabrikant Idea was namelijk het
volgende beding opgenomen:
‘Partij 1, Marieke de Vries, verplicht zich hierbij gedurende drie jaar na het einde van de
overeenkomst met partij 2, meubelfabrikant Idea, geen werkzaamheden te verrichten
voor gelijksoortige partijen als partij 2, meubelfabrikant Idea, in het gebied dat aan partij
1, Marieke de Vries, is toevertrouwd.’
b) Mag Marieke vanuit haar winkel werkzaamheden gaan verrichten voor
meubelfabrikant Praxia? (5 punten)
Er is sprake van agentuurovereenkomst in de zin van art. 7:428 BW, zie antwoord
a).
Een beding dat de handelsagent (Marieke) beperkt in haar vrijheid om na het
einde van de agentuurovereenkomst elders werkzaam te zijn, is op grond van art.
7:443 BW slechts geldig indien:
- op schrift is gesteld (lid 1 sub a).
- het gelijksoortige werkzaamheden betreft in een gelijksoortig gebied (lid 1
sub b).
Aan deze beide vereisten wordt voldoen.
Het beding is echter op grond van art. 7:443 lid 2 BW slechts geldig gedurende
ten hoogste twee jaren na het einde van de overeenkomst. Marieke wordt twee en
een half jaar na het einde van de overeenkomst benaderd. (3)
Deze regel is op grond van art. 7:445 lid 1 BW van dwingend recht.
Conclusie: Marieke mag vanuit haar winkel werkzaamheden gaan verrichten voor
meubelfabrikant Praxia. (2)
Casus 2 (10 punten)
Karel huurt een kamer in een door de Stichting Studentenhuisvesting geëxploiteerd
studentenhuis op het Cibogaterrein in Groningen met medegebruik van keuken en
sanitaire voorzieningen. Op 1 juli 2012 bedraagt de door hem te betalen huurprijs
€350,- per maand. Karel zegt de huurovereenkomst rechtsgeldig op. Met ingang van 1