Samenvatting HC Nieren & Urinewegen Iris Schoonderwaldt
Hoorcollege 1: Introductie en overzicht
Relatie met de andere blokken
• Basisprincipes
o Molecuul > cel > weefsel > organisme
▪ Orgaan specifieke functies vereisen aanpassingen
o Verschillen tussen diersoorten en geslacht
▪ In bouw, functie, en disfunctie
o Belang homeostase
▪ Volume
▪ Samenstelling (water, elektrolyten, zuur-base balans, eiwitten)
▪ Hormoonhuishouding
• Orgaansystemen
o Bloedvormende organen (erythropoëtine → aanmaak rode bloedcellen)
o Respiratie (regulatie zuur-base balans)
o Digestie (braken → oorzaak en/of gevolg nierfalen)
o Stofwisseling en endocrinologie (regulatie vocht en mineraal balans)
o Voortplanting (voortplantingsapparaat REU!!)
Nieren en urinewegen
• Bouw
o Verschillen (diersoort, M/V, normaal/afwijkend)
o Beeldvorming (macroscopie, microscopie, röntgenfoto’s, echografie)
• Functie i.c.m. diagnostiek
o Nieren
▪ Glomeruli: klarend vermogen
• GFR → wanneer azotemie?
▪ Tubuli: secretie/absorptie
• Wanneer afwijkend s.g./glucosurie (proteïnurie?)
• Hypo- OF hyperkaliëmie
o Urinewegen
▪ Onderdelen
• Ureteren vs. urethra: transport
• Urineblaas (of niet?): opslag
• Directe omgeving
▪ Onderzoek
• Preparaten: locatie (consistentie en bereikbaarheid?)
• Urineonderzoek: algemeen incLisief sediment
• Lichamelijk onderzoek: NU en geslachtsapparaat
• Rol in homeostase
o Zuur-base balans, waterbalans, kalium homeostase
• Symptomen i.c.m. therapie
o Nieren
▪ Pu/Pd, oedemen
o Afvoerende urinewegen
▪ Incontinentie (PASSIEF urineverlies), dysurie (+/- ACTIEF urine’’verlies?’’)
1
,Samenvatting HC Nieren & Urinewegen Iris Schoonderwaldt
Probleemgerichte aanpak:
• Waarneming – interpretatie – plan
o Definities?
o Prioriteren
o Overzichtelijke interpretatie (DDx)
o Serieel (vs. parallel)
o Patiënt (vs. getallen, emoties, etc.)
• Symptomen
o Vertaal waarneming eigenaar naar beter gedefinieerde term (en vice versa!)
▪ Afwijkend plasgedrag
• Pu/Pd of pollakisurie
• Dysurie (strangurie)
▪ Braken
▪ Oedeemvorming/ascites
o Laboratoriumuitslagen interpreteren m.b.v. context
▪ Referentiekader kan variëren
• Diersoort/geslacht/leeftijd
• Afname omstandigheden/conservering/techniek
▪ Papieren waarde → klinische relevantie
• Symptomen, invloed voeding, medicatie etc.
• Sensitiviteit/specificiteit
• Interpretatie
o Differentieel diagnose
o Stapsgewijs doorlopen
o Prioriteren aan de hand van
▪ Signalement
▪ AI/anamnese
▪ Lichamelijk onderzoek
▪ (Aanvullende diagnostiek??)
• Plan
o Diagnostiek vs. behandeling
o Op basis van DDx
o Kosten-baten analyse
Globale DDx verminderde nierfunctie
2
,Samenvatting HC Nieren & Urinewegen Iris Schoonderwaldt
Hoorcollege 2A: Ontwikkeling, bouw en functie nieren en urinewegen
Functies van de nieren
• Excretie
o Metabolieten, medicijnen, toxinen
• Homeostase
o Volume, osmolariteit, elektrolyten, bloed pH (continu zuur uitscheiden)
• Endocrien
o Erythropoëtine (aanmaak rode bloedcellen), renine (RAAS), prostaglandine, calcitriol
(vit. D)
Ontwikkeling van de nieren
Dit is voor een deel herhaling van OW! Als het niet helemaal duidelijk is kun je de hoorcolleges van
OW terugkijken.
Van het urineapparaat zijn er drie
voorloper stadia: de pronephros,
mesonephros en metanephros. De
metanephros wordt de definitieve,
functionele nier in het volwassen dier. De
mesonephros is het stadium wat hiervoor
zit, en is functioneel tijdens het
embryonale leven. Tijdens het adulte
leven is deze niet meer functioneel.
Helemaal in het begin heb je de
pronephros. Deze is belangrijk omdat hij
het begin vormt, en zo de verdere
ontwikkeling van het urogenitaal
apparaat aanstuurt. In zoogdieren wordt
hij verder alleen niet functioneel. De
lagere vertebraten (bijv. vissen) hebben
in een bepaald levensstadium wél een
functioneel pronephros.
De pronephros ontwikkeld zich craniaal in het dier (in de nekregio) in de urogenitale lijst. In het
middelste deel ontstaat de mesonephros. In het bekkengebied ontstaat de metanephros. Deze gaat
dus uiteindelijk de definitieve nier vormen.
Ontwikkeling metanephros
Hoe ontstaat die uiteindelijke nier? Je had de oernierbuis (ductus mesonephricus), die de urine van
de embryonale mesonephros afvoerde. Uit
het distale deel van die oernierbuis
ontstaat uiteindelijk een knopje, de
ureterknop. Deze groeit in de richting van
de urogenitale lijst, richting een klompje
van nog vrij ongedifferentieerde cellen. Dit
klompje cellen wordt het metanefrogeen
blasteem genoemd. Dit gaat de
metanephros vormen. Als de ureterknop
in dat metanefrogeen blasteem aankomt,
gaat hij zich vertakken.
3
, Samenvatting HC Nieren & Urinewegen Iris Schoonderwaldt
We gaan nu naar het uiteinde van één zo’n vertakking
kijken. Het uiteinde van de ureterknop zorgt ervoor
dat de cellen in dat metanefrogeen blasteem zich gaan
organiseren. Eerst vormen ze een blaasje, welke een
kommavorm krijgt. Uiteindelijk wordt dit meer een
buisjesvorm. Dat buisje gaat uitgroeien. Hieruit
ontstaat de proximale tubulus, de Lis van Henle en de
distale tubulus. Die buisjes sluiten zich vervolgens aan
op de ureterknop.
Dus wat vormt nu wat:
• Ureterknop vormt verzamelbuizen, en
nierbekken en kelkjes
• Metanefrogeen blasteem vormt nefronen, en
interstitium en kapsel
Uiteindelijk krijg je de ureterknop die een heel aantal
keer vertakt is, met daar rondom allemaal aangesloten
buisjes. Die buisjes zitten als het ware in lobben.
Gedurende de ontwikkeling gaan deze
lobben fuseren, waardoor de nieren aan de
buitenkant glad worden. De mate van deze
fusie is diersoortafhankelijk, en gebeurt
van buiten naar binnen.
Bij zeezoogdieren heeft er nauwelijks fusie
opgetreden. Bij het rund zijn de kleine
lobjes als iets meer versmolten tot grotere
lobjes, maar er is nog geen echt
nierbekken. Bij mens en varken lijkt het
aan de buitenkant al helemaal gefuseerd,
maar van binnen zie je dat de fusie nog
niet helemaal compleet is. Bij o.a. paard is
de fusie helemaal compleet.
De nier die onder varken en mens staat is fout. Deze nier is namelijk van een kat. Je kunt de nieren
van een kat goed herkennen doordat je de bloedvaten onder het kapsel door ziet schijnen. De nieren
van een paard zijn ook goed te herkennen vanwege de hartvorm.
De nieren ontstaan in het bekkengebied.
Uiteindelijk komen ze thoracolumbaal
terecht. Ze moeten dus naar craniaal
migreren. De rechter nier komt het meest
craniaal te liggen. Eén dier vormt een
uitzondering op deze regel. Bij het varken
liggen de nieren ongeveer symmetrisch.
4