Voedingsleer samenvatng
Voedingsleer thema 1
Kennisclip 1: nutritonn; dietary reference values
Een nutriënt is een onderdeel van een voedingsmiddel, KH, eiwit, veten, vitamines, mineralen en
vocht. Macronutriënten: KH, eiwit, veten,
Micronutriënten: vitamines en mineralen. De hoeveelheid nutriënt die je nodig hebt wordt de
aanbevolen hoeveelheid genoemd (nutriënt requirement). Al deze informate staat in de Dietary
Reference Values (voedingsnormen). Hier staat informate over KH, eiwit, vet, voedingsvezel, energie
en water.
Hierbij worden de inname van een nutriënt, fysieke condite van het lichaam en de gezondheid van
een persoon met elkaar in relate gebracht. Dit geef een indicate voor de aanbevolen hoeveelheid.
Dit kan een indicate zijn voor prevente van ziekten, malfuncte van het lichaam en hart en vaten.
De voedingsnormen worden gebruikt door beleidsmakers (EU-leden bijvoorbeeld), om te kijken of de
inname kan worden gerelateerd aan dieetproblemen, voor het plannen van een dieet en het dient
als richtlijn.
Kennisclip 2: Dietary reference intake (voedingsnormen)
Geldt voor een normale verdeling. Dit wordt met een curve weergegeven. EAR: estmated average
requirement: P50. Dat betekent dat wanneer mensen aan de linkerkant van de P50 ziten, ze
ondervoed zijn en erboven dat ze teveel eten (2X SD). 2X SD wordt ook wel de AH genoemd. Dit
betekent dat 98% goed gevoed is en maar 2% defciënt is. Hiervoor is er ook een geschate
energiebehoefe.
De adequate inname houdt in dat er bij een grote groep gezonde mensen is onderzocht hoeveel ze
daadwerkelijk van een bepaalde nutriënt eten en dat is als standaard ingevoerd. Om te zorgen dat je
niet teveel van een bepaalde nutriënt inneemt is er een aanvaardbare bovengrens ingesteld.
De AH geldt voor kinderen vanaf 4 jaar t/m volwassenen en is gebaseerd op een dagelijkse energie-
inname van 2000 kcal.
Kennisclip 3: Diet through life
Wat betekent het feit dat we ouder worden voor ons voedingspatroon? Voor elke leefijdscategorie
verschilt de inname. Iedere persoon heef wel een goede verhouding tussen eiwit, kh, vet, vitamines,
mineralen en water nodig. Bij zwangere moeders is het wel bijvoorbeeld belangrijk dat zij voldoende
calcium binnenkrijgt, dat is goed voor de versterking van de boten van de baby’s. Een pasgeboren
baby kan het beste moedermelk drinken, die bevat stofen die de baby beschermen tegen ziek
worden. Andere babymelk biedt echter ook voldoende stofen die de baby nodig heef, maar kan
hem niet beschermen tegen ziekte. Naarmate een baby ouder wordt, zal het ook andere dingen
moeten eten om gezond te blijven. Dit wordt ‘weaning’ genoemd (spenen).
Bij jongeren zijn de behoefen voor elke persoon verschillend. Ze hebben meer ijzer nodig voor het
ontwikkelen van spieren, bij ongesteldheid hebben meisjes meer ijzer nodig. Om precies te weten
wat je nodig hebt, houd je de voedingsnormen en etketen in de gaten. Naarmate mensen oud
worden, hebben ze minder energie nodig. Alleen goed bewegende ouderen hebben meer nodig.
Ondanks dit, eten ouderen die niet voldoende bewegen alsof ze wel heel veel bewegen.
Kennisclip 4: koolhydraat en voedingsvezel door Erwin Thimister
3 belangrijke polysachariden:
- Glycogeen. Bevat alfa 1,4 en alfa 1,6 bindingen.
- Zetmeel. 2 typen: amylose (onvertakte keten, bevat alleen alfa 1,4 bindingen) en
amylopectne (vertakte keten van alfa 1,4 en alfa 1,6 bindingen, afraak via hydrolyse door
amylase op de alfa binding). Een zetmeelmolecuul kan duizenden glucose eenheden
bevaten. Amylose wordt ook wel alfa-amylose genoemd door de alfa binding. Elk molecuul
heef rechtsboven een O atoom. Het eerstvolgende atoom is nummer 1. Als je naar twee
, moleculen kijkt die aan elkaar gebonden zijn, dan zie je dat bij het linker molecuul bij 1 is
gebonden en bij het rechtse molecuul 4. Daarom is dit een alfa 1,4 binding.
- ellulose (niet verteerbaar)
Het verschil tussen amylopectne en glycogeen: glycogeen is sterker vertakt dan amylopectne.
Voedingsvezel: koolhydraten (koolhydraatachtge verbindingen) en lignine (lignine achtge
verbindingen die niet worden verteerd/opgenomen in de dunne darm en door fermentate in de
dikke darm kunnen worden afgebroken. Ze kunnen niet worden verteerd door de verschillende
binding tussen de glucose moleculen (zetmeel heef andere bindingen dan vezel). Dit is een bèta 1,4
binding. De enzymen kennen deze binding niet en kunnen daardoor niet afreken.
Je hebt twee soorten vezels:
- Oplosbaar: pectne en beta-glucan. Deze zijn makkelijk oplosbaar en hebben een positef
efect op diabetes, hart- en vaatziekten, bloedglucose en serumlipiden. Ze komen onder
andere voor in peulvruchten, citrusfruit, gerst en haver.
- Niet- oplosbaar: cellulose, hemicellulose, lignine. Ze lossen minder makkelijk op en hebben
een positef efect op darmperistaltek (divertculits: uitstulping in de darmwand door tekort
aan vezels) en obstpate (divertculose: oplossing voor divertculits, door granen en groente
te eten).
Vezels leveren 2 kcal/gram aan energie.
Glycemische respons:
- Maat voor absorptesnelheid van glucose
- Maat voor de snelheid en normalisering van het bloedsuikergehalte
- Hoge GI betekent een snelle opname, lage GI betekent een langzame opname.
Glycemische index:
- Je volgt de stjging/daling van het bloedglucose gedurende 2 uur na een inname van
standaardhoeveelheid (50g) KH in een voedingsmiddel. Dan druk je dit uit t.o.v. de standaard
van 50g glucose of 50g uit witbrood.
Glycemic load:
- (GI/100) x gram KH in porte voedingsmiddel.
Richtlijn voor de vezelconsumpte samenvatng blz 11-14
Voedingsvezel is een verzamelnaam voor stofen die niet worden verteerd in de dunne darm van de
mens, zoals niet-verteerbare koolhydraten of koolhydraatachtge verbindingen, en
lignine/lignineachtge verbindingen. De efecten van voedingsvezel:
- Versnellen de passage van het voedsel door het maagdarmkanaal
- Vergroten de hoeveelheid ontlastng
- Beïnvloeden de fermentate in de dikke darm
- Verlagen de concentrate van LDL-cholesterol in het bloed
- Hebben een gunstg efect op de glucose- en insulineconcentrates in het bloed
- Beschermt tegen het ontstaan van coronaire hartziekten
- Beschermt tegen het ontstaan van DM type 2
- Voorkomt overgewicht
Voor vezels is de AH voor:
Kinderen 1t/m3 jaar: 2,8gram/MJ
Kinderen 4t/m8 jaar: 3,0g/MJ
Kinderen 9t/m13 jaar: 3,2 g/MJ
Kinderen 14t/m18 jaar: 3,4g/MJ
Volwassenen: 3,4g/MJ (14g/1000kcal)
Voor vezels is er geen AB.