AFP5 – De verpleegkundige in de keten
AFP5
De verpleegkundige in de keten
Maaike Swartjes
0
,AFP5 – De verpleegkundige in de keten
Les 1 - Informatie verzamelen, psychiatrisch onderzoek,
het bio psychosociaal model en
ontwikkelingspsychologie
Leerdoelen
1. Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven
in Clijsen e.a hoofdstuk 1 & 2 van leerboek psychiatrie (Koenen &
Van Piere, 2015) en kan ervaringen, voorkennis benoemen over
psychiatrie binnen de werk-les.
2. Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een
zorgvrager en kan hierbij de verschillende domeinen benoemen voor
observatie.
3. Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet
deze toe te passen binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les.
4. Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio
psychosociaal model en kan dit vertalen naar het stress –
kwetsbaarheidsmodel. Hierdoor kan de student het ontstaan en voortduren
van afhankelijk gedrag verklaren.
5. Kent het verschil tussen classificeren (DSM) en diagnosticeren. De
student kan aangeven wat DSM classificatie is en wat het doel is van de
DSM en wat de voor-en nadelen van de DSM zijn ( classificatiesysteem
voor psychische aandoeningen).
6. Heeft kennis van ontwikkelingspsychologie volgens literatuur
Uitwerking
Heeft kennis van de algemene psychiatrie zoals staat beschreven
in Clijsen e.a hoofdstuk 1 & 2 van leerboek psychiatrie (Koenen & Van Piere,
2015) en kan ervaringen, voorkennis benoemen over psychiatrie binnen
de werk-les.
Verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een
zorgvrager en kan hierbij de verschillende domeinen benoemen voor observatie
Hoofdgroepen
Eerste indrukken
o Uiterlijk (lichamelijke kenmerken, zelfzorg, gelaat, leeftijdsschatting)
o Contact en houding (handdruk, oogcontact, etc.)
o Klachtenpresentatie (lijdensdruk, dramatiseren, detaillistisch, etc.)
o Ziektebesef, ziekte inzicht en ziektegedrag
o Gevoelens en reacties opgewekt bij onderzoeker
Cognitieve functies
o Bewustzijn “toestand van zichzelf en van de omgeving”
o Aandacht en concentratie (afleidbaarheid, waakzaamheid)
o Oriëntatie
o Intellectuele functies (decorumbesef, oordeelsvermogen,
abstractievermogen, intellitentie, taal/rekenen, executieve functies)
o Inprenting en geheugen (lange, korte termijn)
o Voorstelling, waarneming, zelfbeleving, lichaamsbeleving, agnosie
(verlies van het vermogen om te herkennen)
1
,AFP5 – De verpleegkundige in de keten
o Denken (tempo, beloop/samenhang en inhoud)
Affectieve functies
o Stemming en affect (eufoor, dysfoor)
Zichtbare en hoorbare expressie van de emotionele reactie
van de patiënt op externe gebeurtenissen en interne stimuli
zoals gedachten en herinneringen
o Expressie (vlak, afstomping, sterke of zwakke emotionele expressie)
o Somatische stemmings en -angstequivalenten (spierspanning,
blozen, tachycardie, kortademigheid, transpireren, tremor, etc.)
o Pseudoneurologische klachten (overige somatisch niet (geheel)
verklaarbare klachten)
Conatieve functies
o Psychomotoeriek (bijv. tremoren, tics, katatonie)
Bewegingen die (mede) door psychische factoren of
mechanismen worden veroorzaakt of gestuurd
o Mimiek en gestiek (gebaren)
o Spraak (vocale tics, mutisme, echolalie
o Driftleven, wilsleven, gedrag (bijv. ontremming, dwangmatig,
impulsief), motivatie, schaamte
o Persoonlijkheidstrekken (Cluster A vreemd, B dramatisch, C angstig)
o Afweermechanismen (humor, onderdrukken, dissociëren,
verdringen, ageren, projecteren)
Persoonlijkheid
Heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengelveld en weet deze
toe te passen binnen casuïstiek (KBS) in de werk-les
In het psychiatrisch onderzoek worden op een samenhangende, systematische
en consequente wijze de oorzaken, de symptomen, het beloop en de gevolgen
van een mogelijke psychiatrische stoornis bij een patiënt geëvalueerd. Dit
onderzoek moet leiden tot een gericht behandelvoorstel voor een stoornis.
Bestaat uit anamnese, heteroanamnese, psychologische
tests/(neuro)psychologisch onderzoek met gebruik van psychiatrische
meetinstrumenten. Deels uitgevoerd door verpleegkundigen.
Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio
psychosociaal model en kan dit vertalen naar het stress – kwetsbaarheidsmodel.
Hierdoor kan de student het ontstaan en voortduren van afhankelijk gedrag
verklaren
Stresskwetsbaarheidsmodel
1. Je kijkt verder dan de klachten
2. Samenvoegen van factoren die wel/ niet tot de ziektedrempel kunnen
leiden
3. Kwetsbaarheden worden in beeld gebracht
BioPsychoSociaal model
Psychologische factoren
o Stress
o Depressie
o Verdriet
o Wie ben ik
2
, AFP5 – De verpleegkundige in de keten
o Schuldgevoel
o Angst
Biologische factoren
o Ziekte
o Symptomen
o Behandeling
o Erfelijkheid
Sociale factoren
o Familie
o Vrienden
o Werk
o Hobby
o Geld
Interacties tussen biologische, psychologische en socioculturele factoren in de
ontwikkeling van afwijkend gedrag.
Biologisch perspectief
Medisch model
(neurologische) hersenziekte (relatie hersenafwijking en psychische
stoornis)
Intrede van pathologisch anatomisch onderzoek
Monocausaal denken (psychiatrie vanuit één oorzaak)
Biologische grondslagen van afwijkend gedrag
Psychologisch perspectief
Kraeplin afscheiding van psychiatrie en neurologie (beschrijving klinisch
beeld, groepeerde ziektebeelden vanuit gemeenschappelijke patronen van
symptomen ipv individueel)
Freud Psychoanalyse; bewust maken van innerlijke conflicten
Psychodynamische modellen (onbewuste conflicten en motieven als
oorzaak van afwijkend gedrag)
Leer theoretische modellen ( de invloed van leerervaringen op de
ontwikkeling van afwijkend gedrag)
Cognitieve modellen (verkeerd denken als oorzaak van afwijkend gedrag)
Sociologisch perspectief
Maatschappelijke factoren
Oog voor resocialisatie de institutionalisering
De rol die maatschappelijke ziekten als armoede, racisme en langdurige
werkloosheid spelen in het ontstaan van afwijkend gedrag; relaties tussen
afwijkend gedrag en etniciteit, gender, cultuur en sociaaleconomische
klasse.
3