RT
- de algemene pathologie en oncologie van de intracraniële tumoren te
beschrijven (etiologie, epidemiologie, stadia, symptomen , prognose!).
stadia: De gradering heeft een schaal van 1 tot 4.
symptomen: Epileptische aanvallen, Gedragsverandering,
Neurologische uitvalsverschijnselen zoals verlamming van een arm, been
of lichaamshelft, Moeite met of uitval van spraak, Evenwichtsproblemen,
Hoofdpijn, misselijkheid en braken.
epidemiologie: Dit betekent dat symptomatische meningeomen in
Nederland voorkomen bij 1,8 per 100.000 mannen en 4,5 per 100.000
vrouwen. Mogelijk wordt de incidentie van meningeomen te laag geschat
door de methode van registreren en ligt de incidentie voor mannen rond
de 2,8 per 100.000 inwoners per jaar en voor vrouwen 13,0 per 100.000
inwoners per jaar.
- de algemene anatomie van de hersenen te beschrijven.
- een beschrijving te geven van de algemeen voorkomende diagnostische
onderzoeken bij hersentumoren.
ct, (MRI) biopt
- een beschrijving te geven van de algemeen voorkomende behandelingen van
hersentumoren.
bestraling, chemo, immunotherapie, operatie en medicijnen
- een beschrijving te geven van de algemeen voorkomende vroege en late
bijwerkingen van radiotherapie van hersentumoren.
korte termijn: vermoeidheid, misselijk, hoofdpijn, kracht- en/of gevoelsverlies, haaruitval,
huidreacties en irritaties aan het oog/oor
· benoemen waar je op let bij het bedenken van een bundelopzet.
waar het doorheen gaat en of dat een parallel of serieel orgaan is en hoeveel dosis het mag
hebben
· een patiënt positioneren waarbij het doelgebied in het in hoofdhalsgebied gelegen is,
op de CT- lokalisator met o.a. het gebruik van lasers en specifieke hulpmiddelen.
boven de ogen en achter de oren
· beargumenteren waarom geen ITA wordt gemeten.
omdat je hoofd in een masker zit dus kan je niet bewegen en dan kan de ITA niet
veranderen
· beargumenteren hoe patiënt / het hoofd gepositioneerd moet worden.
met de kin naar de borst zodat de ogen uit het veld zijn
· beargumenteren waar het CT-referentie punt moet komen en deze markeren
met PB kogeltjes.
boven de oogkas en achter de oren
· beargumenteren welke markeringen moeten worden aangetekend en deze
aantekenen op het fantoom.
de kruising van de lijnen en de lijn op de kin
, · beargumenteren hoe groot het FOV moet zijn (3D denken) en deze instellen op
het topogram
het hele hoofd en een deel van de nek
● uitleggen wat deterministische stralingsschade is.
eterministische effecten; de waarschijnlijkheid en de ernst van de effecten zijn afhankelijk van
de dosis. Vanaf een bepaalde drempeldosis is het lichaam niet meer in staat de straling
geïnduceerde celschade te herstellen, denk bijv. aan rode huid bij langdurige
röntgendoorlichting. Onder de drempeldosis treedt er geen effect op en boven de drempeldosis
neemt met de stralingsdosis de ernst van het effect toe. Het betreft de effecten op korte termijn
na een hoge stralingsdosis.
● het begrip celdood uitleggen.
Bij celdood wordt gesproken over of een cel geen normale proliferatie (delen)
kan volbrengen.
● uitleggen hoe een celoverlevingscurve eruit ziet.
Op de y-as staat het aantal clonogene cellen als percentage van onbestraalde
aantal clonogenen cellen. Is op een logaritmisch schaal. Op de x-as staat de
geabsorbeerde dosis in Gy weergeven. Is op een lineaire schaal
weergegeven.
● beschrijven wat het verschil is tussen serieel en parallel gedrag van
kritieke organen.
serieel is als het beschadigt is dat het orgaan niet meer werkt. parallel werkt
een deel van de orgaan dan niet meer.
● -- vanuit het ICRU 62/83 rapport de termen : irridiated volume (IR), NTCP en PRV te
kunnen beschrijven.
irridiated volume (IR) is het weefselvolume dat een dosis ontvangt die als voldoende wordt
beschouwd in relatie tot normale weefseltolerantie
Normal Tissue Complication Propability (NTCP): NTCP is de kans op ernstige schade in
gezond weefsel Bij seriële organen is het Dmax een graadmeter voor de NTCP. Bij parallelle
organen is de Dgem een graadmeter voor de NTCP. therapeutische breedte
PRV
● aan te geven welke OAR’s zich in het hoofdhals gebied bevinden.
lens, netvlies, oogzenuw (kruising), hersenstam en hypofyse
● de OAR’ s in het hoofdhals gebied te kunnen indelen in seriële dan wel parallelle
organen.
structuur tolerantiedosis Serieel of parallel Complicatie bij overschrijding tolerantie dosis
orgaan/ structuur
Hersenstam Dmax ≤ 56 Gy Serieel Necrose/ Infarct -> Uitval, dood
Chiasma Dmax ≤ 56 Gy Serieel Blind
Slikspieren Dmean ≤ 45 Gy parallel Functie beperking
Ogen Dmean < 45 Gy parrallel Blind
Traanklier Dmean ≤ 26 Gy parallel
Lens Dmax ≤ 8 Gy Serieel Cataract (staar)
Mandibula/onderkaak Dmax ≤ 70 Gy serieel Botnecrose
Nervus opticus Dmax ≤ 56 Gy Serieel Neuritis (oogontsteking)/ Blind
Mondholte Dmean ≤ 26 Gy parallel Mucositis (ontstekingsreactie in de mond)/
Xerostomie (droge mond)/ Smaakverlies/ Cariës
, (gaatjes)
Glandula Dmean ≤ 26 Gy parallel Xerostomie (droge mond)
parotis/speekselklier
Netvlies Dmax ≤ 54 Gy Serieel Blind
Glandula submandibularis/ Dmean ≤ 39 Gy parallel Xerostomie (droge mond)
speekselklier
Tong Dmean ≤ 45 Gy parallel Xerostomie (droge mond) Infecties
Kaakkopje gewricht Zo laag mogelijk serieel Trismus (kaak moeilijk bewegen)
cerebrum Dmean/ Dmax hoofdpijn/misselijk
cerebellum Dmean/ Dmax hoofdpijn/misselijk
traanklier Dmean parallel droge ogen
● de dosiscriteria in de tolerantietabel van OAR in het hoofhalsgebied te kunnen
verklaren aan de hand van de indeling op basis van serieel dan wel parallel orgaan.
Dmax is bij serieel orgaan want het mag nergens hoger dan een bepaalde dosis want dan
doet het orgaan het niet meer. Dmean is bij een parralel orgaan want dan maakt niet uit of
een gebied een hoge dosis krijgt want dan doet alleen dat stukje het niet meer
=· beschrijven welke multi modality modaliteit van belang is voor de intekening van de
hersenstructuren.
MRI
--· de verschillende factoren te benoemen die de dosisverdeling beïnvloeden zoals
bijvoorbeeld de bundelopzet en fotonenergie.
de grootte van de bundel, de richting van de bundel, de hoeveelheid bundels en de energie
van de bundel
· de afkortingen en termen SAD, SSD en MU (ME) te kunnen omschrijven.
SSD: sourse skin distance=bron huid afstand
SAD: sourse axis distance=bron centrum afstand
MU (ME): monitor eenheid, bij een veldgrootte 10 x 10 cm : 1 cGy = 1 ME
1. een beschrijving geven van de verschillende hulpmiddelen die op de moulage gemaakt
worden die nodig zijn tijdens de bestraling.
maskers, hoofdkussens en lode bescherming
2. uitleggen wat de functie van verschillende individuele hulpmiddelen is (fluorkapjes,
WEM, positioneringshulpstukken).
weefsel-equivalent materiaal, afgekort WEM, een oranje of paarse flap in allerlei vormen en
maten. Dit kunnen gebruiken we om de dosisverdeling te beïnvloeden.
4. uitleggen waarvoor een masker wordt gebruikt.
zodat iemand stil blijft liggen
5. uitleggen waar een masker aan moet voldoen.
het moet strak zitten
6. de verschillende soorten maskers te benoemen met de voor en nadelen hiervan.
3 puntsmasker: het is wat vrijer. het is niet zo stabiel
5 puntsmasker: het stabiler. het is duurder
7. de procedure voor het vervaardigen van het masker in een stappenplan verwoorden.
● doet de masker 3 minuten in heet water
● haalt de masker uit het water en droogt hem af
● doet de masker op het gezicht
● laat het 10 minuten uit harden