Hoofdstuk 2
Piaget
Een model die beschrijf hoe mensen de wereld begrijpen door middel van het verzamelen en
organiseren van informate.
Er zijn 4 factoren (biologische rijping, actviteit en sociale ervaringen en equilibratee die met elkaar
interacteren om veranderingen in denken te beïnvloeden
Volgens Piaget zijn er twee basis neigingen, dit is organisatie (combineren, arrangeren, her-
combineren en te herschikken van gedrag en gedachten in samenhangende systemene en adaptie
(aanpassen aan de omgevinge.
Organisate
Schemes= mentale systemen of categorieën van waarnemingen en ervaringen. Het zijn de basis
bouwstenen van het denken.
Adapte
Assimilatie= nieuwe informate in bestaande schemes laten passen
Accommodatie= wijzigen van bestaande schemes of nieuwe schemes aanmaken als antwoord op
nieuwe informate
hoef niet altjd sprake te zijn van beide. Dit is het geval als mensen iets tegenkomen dat te
onbekend is, dat ze het gaan negeren (bijv. een andere taal horen en hier niets mee doene.
Equilibrate
Als we een bepaalde scheme toepassen op een gebeurtenis of situate en de scheme werkt, dan is er
sprake van equilibrate
Equilibratie= zoeken naar een mentale balans tussen cogniteve schemes en informate van de
omgeving
Wanneer een scheme geen bevredigend resultaat produceert is er sprake van disequilibrate.
Disequilibratie= out of balance, wanneer een persoon realiseert dat zijn huidige manier van denken
niet werkt om een probleem te verhelpen of een situate te begrijpen.
Vier stadia van cogniteve ontwikkeling
Sensorimotor stadium (0-2 jaar)
Hier krijgen kinderen object permanance= het begrijpen dat objecten bestaan in de omgeving of ze
het waarnemen of niet. de objecten hoeven niet te zien te zijn
Goal-directed actions= doelbewuste actes naar een doel
Maken gebruik van imitate, geheugen en gedachten.
Beginnen te herkennen dat objecten niet ophouden met bestaan wanneer ze niet te zien/verstopt
zijn
Verschuif van refee actes naar goal-directed actvity.
Pre-operationele stadium (2-7 jaar)
Operations= actes die een persoon uitvoert door deze goed door te denken in plaats van het
letterlijk uitvoeren van de actes
,Pre-operationeel= het stadium voordat een kind de logische mentale operates beheerst.
Semiotic function= het vermogen om symbolen (taal, foto’s, borden of gebarene te gebruiken om
actes of objecten mentaal te vertegenwoordigen.
Omkeerbaar denken= terug denken van eind tot het begin
Conservatie= het principe dat sommige kenmerken van een voorwerp hetzelfde blijven ondanks de
verandering in uiterlijk
Moeite met decentering= focussen op meer dan één aspect tegelijk (bijv. lengte en inhoud, dit zijn 2
dimensiese.
Ook zijn kinderen egocentrisch in deze fase. Ze maken dan ook gebruik van een collectief monoloog=
wanneer kinderen in een groep praten, maar niet met elkaar interacteren of communiceren.
Ontwikkelen geleidelijk het gebruik van taal en het vermogen om te denken in symbolische vorm.
In staat om operates logisch door te denken in één richtng.
Moeilijkheden om iemands anders standpunt te zien/begrijpen.
Concreet operationele stadium (7-11 jaar)
Concrete operaties= mentale taken gelinkt aan concrete objecten en situates
3 basis aspecten van redenering: identiteit (persoon/voorwerp blijf hetzelfde na verloop van tjde,
compensatie (veranderingen in één dimensie kunnen gecompenseerd worden door veranderingen in
een andere en omkeerbaarheid (vermogen om een serie stappen door te denken, deze mentaal
omkeren en terugkeren naar het beginpunte.
Classificatie= objecten bij elkaar nemen en in categorieën indelen
Seriatie= objecten in een opeenvolgende volgorde indelen op basis van één aspect als gewicht,
grootte of volume.
In staat zijn om concrete problemen in logische manieren op te lossen.
Begrijpen de regels van conservate en is in staat om te classifceren en seriateren.
Begrijpt omkeerbaarheid
Formeel operationele stadium (11-volwassenheid)
Deze bereikt niet iedereen. Omdat de taken die bij dit stadium horen, niet altjd gehaald worden.
Formele operatiess mentale taken die abstracte denken en coördinate van een hoeveelheid
variables omvat
Hypothetico-deductive reasoning= een probleemoplossende strategie waarin een individu begint bij
het identfceren van alle factoren die een probleem kunnen beïnvloeden en dan vervolgens
specifeke oplossingen daaruit leidt en systematsch evalueert.
Adolescente egocentrisme= assumpte dat iedereen elkaars gedachtes, gevoelens en zorgen deelt
In staat zijn om abstracte problemen in logische manieren op te lossen.
Wordt steeds meer wetenschappelijk in denken
Ontwikkelt zorgen over sociale onderwerpen of identteit.
,Vygotsky
Socioculturele theorie= benadrukt rol in de ontwikkeling van de coöperateve dialogen tussen
kinderen en leden van de samenleving met meer kennis. Kinderen leren de cultuur van hun
gemeenschap (manieren van denken en gedragene door middel van deze interactes.
Hij zei dat ontwikkeling de transformate van sociaal gedeelde actviteiten in geïnternaliseerde
processen was.
Elke functe in de culturele ontwikkeling van een kind, komt twee keer tevoorschijn, op sociaal
niveau (tussen mensen, inter-psychologische en later op individueel niveau (binnenin het kind, intra-
psychologische.
Hoge mentale processen zijn co-constructed= een sociaal proces waarin mensen interacteren en
overleggen (meestal verbaale om een verstandhouding te creëeren of een probleem op te lossen. Het
uitkomst product is shaped bij alle partcipanten.
sociale interacte is meer dan invloed, het was de oorsprong van hogere mentale processen zoals
probleem oplossend gedrag
De kennis, ideeën, attudes en waarden van de kinderen ontwikkelen zich door het toe eigenen of
het tot zichzelf nemen van manieren van gedragen en denken die verschaf worden door hun cultuur
en andere leden van hun groep.
Culturele tools
Culturele toolss echte tools (computers, weegschalen, borden etc.e en symboolsystemen (nummers,
taal en grafekene die mensen in een samenleving toestaan om te communiceren, denken,
problemen op te lossen en kennis te creëren.
Kinderen verkrijgen niet alleen de tools, ze transformeren de tools om hun eigen representates,
symbolen, patronen en afspraken te construeren.
Rol van taal en private speech (tegen jezelf pratene
Taal is de meest belangrijke tool, het is kritek voor cogniteve ontwikkeling. Taal is
cultuurafankelijk, zo hebben verschillende talen verschillende woorden voor iets.
Vygotski geloofde dat taal in de vorm van private speech (tegen jezelf pratene de cogniteve
ontwikkeling leidt.
Private speech= zelf-spraak van kinderen, die de manier van denken en actes leidt. Uiteindelijk
worden deze verbalisates geïnternaliseerd als stlle inner speech.
Zelfregulate ontwikkelt in een serie van stages.
1. Het gedrag wordt gereguleerd door anderen door taal en andere signalen te gebruiken. Nee!
2. Het kind leert het gedrag te reguleren van anderen door dezelfde language tools te gebruiken die
hij heef gezien bij anderen. gedrag ouder imiteren: Nee!
3. Uiteindelijk leert het kind om zijn eigen gedrag te reguleren door middel van innerlijke spraak.
Inner speech helpt met probleemoplossend gedrag, regulering van het gedrag etc.
Cognitieve zelfinstructie= het leert lerenden om self-talk te gebruiken om het leren te leiden. Een
voorbeeld is dat kinderen leren om zichzelf te herinneren om langzaam en oplettend te leren.
Zone of proeimal development (zone van naaste ontwikkelinge
, Dit is het gebied tussen het kinds huidige ontwikkelingsniveau ‘zoals bepaald door onafankelijke
probleemoplossing’ en het niveau van ontwikkeling dat het kind kan bereiken ‘door het leiderschap
van volwassenen of in samenwerking met meer capabele peers’.
Dit is een fase waarin een kind een taak onder de knie kan krijgen als er passende hulp en support
wordt gegeven.
Overeenkomsten en verschillen
Zowel Piaget als Vygotsky benadrukten het belang van sociale interactes in cogniteve ontwikkeling,
maar Piaget zag een andere rol voor interacte. Piaget zei vooral dat peers belangrijk waren in de
ontwikkeling en Vygotsky zei dat het mensen waren die meer capabel en gevorderd waren in hun
denken (ouders/lerarene.
Ze zeggen beide dat de constructes van betekenissen van kinderen niet hetzelfde zijn als die van
volwassenen.
Beide benadrukken de rol van het leren en de taal in cogniteve ontwikkeling, maar Vygotsky legde
hier veel meer nadruk op denken hangt af van praten, denken en het kinds socio-culturele
ervaring
Overeenkomst Piaget en Vygotsky op gebied van private speech: taal moet zowel in egocentrische als
probleem-oplossende gebieden worden gebruikt.
Verschillen tussen Piaget en Vygotsky op het gebied van egocentrisch/private speech
Piaget Vygotsky
Ontwikkelingsstoornis Representeert een vertegenwoordigt eeternaliserende
betekenis onvermogen om perspectef gedachte: zijn functe is om met jezelf
te nemen van een ander en te communiceren voor het doel
om zich bezighouden met zelfsturing en eigen regievoering
wederzijdse communicate
Verloop van de Daalt met de leefijd Stjgt bij jonge leefijden en dan neemt
ontwikkeling het hoorbare vermogen geleidelijk af
om een meer interne verbale gedachte
te worden.
Relate tot sociaal Negatef: minst sociaal en Positef: private speech ontwikkelt zich
speech cognitef volwassen kinderen uit de sociale interacte met anderen
gebruiken meer egocentrisch
speech
Relate tot Neemt toe met de moeilijkheid van de
omgevingsconteet taak. Private speech biedt een nutge
zelf sturende functe in situates waarin
meer cogniteve inspanning nodig is om
een oplossing te komen
Piaget:
Ontwikkeling= de acteve constructe van kennis
Leren= de passieve formate van associates
Kinderen bouwen/ construeren hun eigen begrip en baseren dit op wat ze al weten. Cogniteve
ontwikkeling moet voor leren komen