Samenvatting stof actoren in de rechtshandhaving
Probleem 1.1
Terpstra, J. (2023). Digitalization and Local Policing: Normative Order, Institutional Logics and Street-Level
Bureaucrats’ Strategies, European Journal of Policing Studies
Door het snel toenemende gebruik en de grotere afhankelijkheid van informatie en
communicatietechnologieën in bijna elk aspect van het dagelijks leven reist de vraag wat deze
ontwikkeling voor de politie betekent.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat adoptie van technologie door de politie niet mag worden
gezien als een lineair proces. Deze adoptie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals: weerstand van
politieagenten, angst voor verlies van autonomie en voor sterkere controle van het management.
Digitalisering van de samenleving is niet alleen een kwestie van nieuwe instrumenten die nieuwe
kansen creëren, maar ook van veranderende verwachtingen, bijvoorbeeld dat de politie up-to-date
moet zijn en niet achterop moet raken in het gebruik van technologische middelen en infrastructuren.
In dit artikel ligt de nadruk op het begrijpen van hoe de lokale politie digitale middelen en
hulpmiddelen gebruikt die bij hun dagelijkse werk worden gebruikt. De nadruk ligt op vier
verschillende vormen van digitalisering bij de Nederlandse lokale politie: de verwerking van
informatie, gebruik van sociale media, mobiele applicaties en de nieuwe zichtbaarheid van de politie.
Streetlevel-bureaucratie = de subset van een overheidsinstantie of overheidsinstantie waarbij de
ambtenaren direct contact hebben met het grote publiek
Om te begrijpen hoe de politie digitale technologie gebruikt, is het cruciaal om te zien dat het hier niet alleen
gaat over materiële middelen en technische instrumenten, maar ook over sociale praktijken en hun
institutionele context.
Institutional perspective: volgens dit institutionele perspectief zal de manier waarop de politie digitale
technologie gebruikt en aanpast, afhangen van de beschikbare middelen, interpretatieve schema’s en
normatieve regels.
- Middelen kunnen worden opgevat als de middelen die het gedrag van de organisatie reguleren, zoals
het vaststellen van regels, het monitoren en sanctionering.
- Interpretatieve schema’s bestaan uit kennisvoorraden die door actoren worden toegepast in hun
sociale praktijken.
- Normatieve regels van de politie met haar vanzelfsprekende normen, verwachtingen en scripts op de
werkplek.
The street-level bureaucracy approach >> street-level bureaucrats: werknemers in overheidsdienst die
rechtstreeks in contact staan met burgers en aanzienlijke discretie hebben bij het nemen van beslissingen.
Street-level bureaucraten worden geconfronteerd met verschillende vormen van stress in hun werk en
gebruiken verschillende strategieën om hiermee om te gaan, zoals het creëren van (meer) autonomie,
routiniseren, afromen, vermijden of het ombuigen van de regels.
- Externe stress: bijvoorbeeld door waargenomen risico’s, onzekerheid en gevaar bij het werken op
straat.
- Stress als gevolg van hun relaties met leidinggevenden op het hiërarchische niveau.
Er wordt gevreesd dat door digitalisering er drastische veranderingen zullen plaatsvinden voor street-level
bureaucrats. Maar: zij zullen nog steeds veel beslissingen tijdens persoonlijke ontmoetingen nemen, reikwijdte
van bevoegdheden kan zelf toenemen en zij kunnen nog steeds gebruikelijke coping strategieën toepassen.
Heersende institutionele logica en normatieve orde
1. Patrouillewerk: als eerste hulp en ondersteuning aan burgers in nood en als praktische autoriteit bij de
handhaving van regels.
2. Community policing: te kennen en gekend te worden + vertrouwen
Linneman, T. (2017). Proof of death: Police power and the visual economies of seizure, accumulation and
trophy. Theoretical Criminology, 21(1), 57-77
Trophy shot = visuele zelfpresentatie van een prestatie en/of bezit. Politie wil bijvoorbeeld laten zien dat ze
goed werk verrichten, dat ze macht hebben etc.
,Police trophy shot = weergave van voorrecht van de staat om privé-eigendom te doorzoek, in beslag te nemen
en te verzamelen. Door middel van police trophy shot probeert de politie zichzelf goed te presenteren en het
imago te verbeteren. Sociale media speelt hier tegenwoordig een grote rol bij.
>> Cultuur van narcisme (door het maken van een selfie voel je jezelf beter).
Will to representation: een bepaald willen schetsen > maakt dat agenten soms grenzen overgaan om
acceptatie/erkenning en materiaal gewin te verkrijgen. Trophy shots worden gebruikt om jezelf te
representeren, soms gaat het dus te ver. Je zet een bepaald van jezelf online neer. De politie gaat te ver in
bevoegdheden, om iemand te pakken. Grenzen worden overschrijden. Het is een bepaald doel geworden, de
motivatie om het te doen is jezelf representeren als stoer, cool, etc, ipv de daad zelf.
5 eigenschappen die zowel criminelen als politieagenten vaak bezitten > vervaagde lijn tussen politie en
crimineel:
1. Adrenaline: speelt rol in de beslissingen die je maakt.
2. Wraak: ik pak terug voor wat je hebt gedaan.
3. Acceptatie: iedereen wil geaccepteerd worden door peers.
4. Erkenning: kan zorgen voor zelfverzekerdheid.
5. Winnen: goede willen slechte pakken en slechte willen ermee wegkomen.
Trophy shots >> een middel om duidelijk te maken dat ze een succesvol schot hebben gemaakt, goed voor
Het imago. Cruciaal voor politieagenten om acceptatie en erkenning te krijgen.
Terpstra & Schaap (2013). Police culture, stress conditions and working styles. European Journal of Criminology
10(1), 59-73.
Het standaardmodel van de politiecultuur gaat ervan uit dat interne en externe stress de politiecultuur vormen
en dat deze cultuur bepaalde stijlen van politiewerk bevordert. Dit model is getest op basis van een enquête
onder politieagenten in Nederland. De Nederlandse politie is minder conservatief, het machismo-element is
minder dominant en het fundamentele wantrouwen jegens vreemden is niet zo wijdverbreid.
De vraag die het onderzoek probeert te beantwoorden betreft de mate waarin het standaardmodel van de
politiecultuur van toepassing is op de hedendaagse politieorganisaties in Nederland.
De studie van de politieke cultuur vindt zijn basis in het werk van Westley (1970). Onderzoek uit eind Jaren 40.
Hij beschreef een organisatie die vaak als vijandig werd ervaren. Dit droeg bij aan isolatie, zelfbescherming,
geheimhouding en interne solidariteit, allemaal gezien als centrale waarden onder politieagenten. Volgens
Westley gebruikte de politie niet alleen regelmatig geweld (vooral tegen zwarte mensen); de meeste agenten
vonden dit normaal. Wantrouwen jegens buitenstaanders en cynisme waren voor deze politieagenten bijna
een tweede natuur.
Onderzoek Skolnick: werkpersoonlijkheid >> reactie op gevaren in werk, de problemen en de druk om efficiënt
te werken. Onvoorspelbare dreigingen en gevaren leken aanleiding te geven bij politieagenten tot wantrouwen
t.o.v. hun externe omgeving, wat leidt tot sociaal isolement onder politieagenten.
Door deze onderzoeken maakte Reiner (2010) een bekend overzicht van elementen in de politiecultuur:
Gevoel van missie
Politieagenten hebben de neiging cynisch te zijn over burgers en pessimistisch over hun kansen om de
wereld te verbeteren.
Interne solidariteit in combinatie met sociaal isolement
Agenten op straat hebben de neiging elkaar te steunen in gevallen waarin regels worden overtreden.
Een vorm van pragmatisme: een focus op concrete, praktische activiteiten en een nuchter perspectief.
De politiecultuur is een mechanisme dat politieagenten helpt om te gaan met problemen, gevaren en
spanningen waarmee zij in hun dagelijkse werk worden geconfronteerd.
Het idee van politiecultuur als copingstrategie heeft 2 implicaties:
1. Oorzaak van politiecultuur wordt overwegend als een gemeenschappelijk patroon gezien.
, 2. Het zou kunnen verklaren waarom de politiecultuur zo koppig is en zo zeer resistent tegen
verandering.
Stress-coping-interpretatie > enkele beperkingen:
- Verklaring berust op cirkelredenering: verklaart niet de oorsprong, verandering en diversiteit van de
politiecultuur.
- Er wordt niet veel aandacht besteed aan de actieve inbreng van politieagenten in de productie en
verandering van de politiecultuur.
- Weinig interesse in de gevolgen van verschillen in politiewerk voor de politiecultuur.
- Onterechte perceptie van homogeniteit > de relatie tussen het concept van politiecultuur en
verschillende werkstijlen is niet altijd duidelijk.
Het standaardmodel gaat ervan uit dat waargenomen interne en externe stress resulteert in de politiecultuur
en dat de politiecultuur impact heeft op de werkstijlen van politieagenten. Hoe sterker de ervaren stress, hoe
duidelijker de politiecultuur zal zijn
Nederlandse politiecultuur:
Een krachtig gevoel van missie om normen van goed en kwaad te handhaven en de zwakkeren te
beschermen.
Aantrekkelijkheid van werk zit in actie en opwinding.
Wantreden jegens de buitenwereld.
Nadruk op onderlinge solidariteit tussen collega’s.
Verschil met standaardmodel: Nederlandse politieagenten zijn vaak niet conservatief en delen over het
algemeen niet het idee dat politiewerk alleen een mannenbaan zou moeten zijn. Er zijn dus zowel verschillen
als overeenkomsten.
Van Halderen, R. C. & Van Gelderen, B. R. (2020). Het spanningsveld tussen regels en ruimte: een onderzoek
naar taakgerelateerd ongeoorloofd handelen binnen de Nederlandse politie. Tijdschrift voor Veiligheid, 19(4), 3
– 21.
De politie heeft als missie waakzaam en dienstbaar te zijn aan de waarden van de rechtsstaat. Ze vervult deze
missie onder meer door ongeoorloofde en onwettige gedragingen van anderen te stoppen, in te grijpen bij
noodsituaties en samen te werken met veiligheidspartners. De politie dient hierbij moedig, betrouwbaar,
integer en verbindend te acteren. Politiemedewerkers worden gestimuleerd om te handelen naar eigen
deskundigheid en aansturing is gebaseerd op vertrouwen.
Taakgerelateerd ongeoorloofd handelen (TOH): het overtreden van regels en formele afspraken met het
oogmerk te handelen op een manier die ten goede komt aan de politiële taakuitvoering. Bij het begrip TOH
gaat het om schendingen die ogenschijnlijk, of in de perceptie van de politieagent, ten minste gunstige kort
termijneffecten hebben voor de organisatie en/of de samenleving.
- Anne Faber: Michael P. werd onmenselijk behandelend maar doordat hij twee dagen na zijn
aanhouding een bekentenis had afgelegd waren er geen gevolgen voor het arrestatieteam.
Dirty Harry problems: situaties waarbij het naleven van de regels niet zou leiden tot een gewenste uitkomst. In
de praktijk kan dit bijvoorbeeld tot uiting komen in onwettige oplossingen, zoals staande houdingen en
fouilleringen zonder dat hier een directe juridische grondslag voor is.
Noble cause corruption: het schenden van fundamentele rechten ten behoeve van morele overwegingen. Het
besluit om een regel te overtreden zou te maken hebben met het directe nut van de schending. In het geval
van de politie zou nut veelal gaan om het verminderen van iets negatiefs, zoals het terugdringen van
criminaliteit.
Op drie punten verschilt TOH van noble cause corruption:
1. Morele dilemma’s in het werk en de intentie om het ‘juiste’ na te streven spelen bij TOH een minder
belangrijke rol. Noble cause corruption kan worden herkend aan de intentie die eraan ten grondslag
ligt, maar deze intentie is ook direct de verklaring voor het fenomeen. TOH biedt ruimte voor andere
verklaringen, zoals het hebben van onvoldoende kennis van wet- en regelgeving, geconfronteerd
worden met groepsdruk binnen de organisatie of handelen in opdracht van een leidinggevende.
, 2. De normen die geschonden moeten worden om te kunnen spreken van noble cause corruption
worden in de literatuur beperkt geëxpliciteerd. Het gaat hoofdzakelijk om de schending van wetgeving
(m.n. het formele strafrecht), maar soms wordt er ook gewezen op interne procedures (die vaak niet
worden toegelicht) en het bestaan van juridisch grijze gebieden. Om onduidelijkheid te voorkomen
wordt gesteld dat TOH concreet duidt op handelingen die strijdig zijn met algemeen geldende regels
en formele afspraken die door een autoriteit kenbaar zijn gemaakt en waarbij een schending kan
worden gesanctioneerd op basis van wet- en regelgeving.
3. In de literatuur wordt noble cause corruption gerelateerd aan rechtshandhaving. TOH richt zich op het
handhaven van de rechtsorde (waaronder het opsporen van strafbare feiten en het handhaven van de
openbare orde vallen) en het verlenen van hulp.
Een belangrijk onderdeel van TOH is het rationaliseren van schendingen. Het is verbonden met het individuele
besluitvormingsproces en het verantwoorden van het handelen binnen de organisatie. Een politieagent kan het
handelen voor zichzelf ‘goedpraten’ om negatieve emoties, zoals schuld, te verminderen. Rationalisaties dienen
ook om de eigen reputatie te beschermen of zelfs positief te bekrachtigen. Voorbeelden van rationalisaties zijn
het bagatelliseren van de gevolgen (‘het had nog erger kunnen zijn’), het ontkennen van verantwoordelijkheid
(‘ik kan moeilijk tegen haar verzoek ingaan’) en het benadrukken van hogere morele doelen (‘een veilige
samenleving creëer je niet met schone handen’). Rationalisaties kunnen de drempel verlagen voor het plegen
van nieuwe en zelfs ernstigere schendingen.
In het onderzoek kwamen diverse uitingsvormen van TOH naar voren. Uiteenlopende casussen en werkwijzen
zijn in beeld gebracht. Deze zijn ingedeeld in veertig uitingsvormen die vervolgens konden worden gegroepeerd
in zestien onderliggende categorieën. Ter illustratie van de uitingsvormen van TOH worden de categorieën
doorzoeking, geweldstoepassing en verkeerscontrole nader beschreven. Het zijn categorieën die een goede
indruk geven van TOH in de onderzochte politiepraktijk en die in de onderzoeksdata met enige frequentie aan
de orde waren.
Doorzoeking: het bleek voor te komen dat agenten doorzoekingen deden terwijl een juridische basis
daarvoor afwezig of in ieder geval zeer discutabel was. Het kon op eigen initiatief gebeuren, maar het
werd bij situaties waarin sprake was van huiselijk geweld ook met toestemming van de leiding van de
politie en het Openbaar Ministerie uitgevoerd.
Geweldstoepassing: categorie met de meeste casussen. Het is een ingewikkelde categorie, omdat het
niet altijd eenvoudig is om te bepalen of het toegepaste geweld de taak dient en bijvoorbeeld geen
persoonlijke reactie is op een provocatie of belediging. Zodoende zijn er in het onderzoek ook
twijfelgevallen in kaart gebracht, maar ook diverse casussen waarin er wel duidelijk te veel of onnodig
geweld is ingezet in het belang van de taak.
Verkeerscontrole: bevindt zich soms in een juridisch schemergebied. Controles kunnen selectief
worden ingezet en ogenschijnlijk primair een opsporingsdoel dienen. Etnisch profileren lijkt soms aan
de orde te zijn. Tevens kunnen controles op gespannen voet staan met het verbod op détournement
de pouvoir en het vereiste van correcte bejegening die geldt voor bestuursorganen.
Het onderzoek toont aan dat TOH voorkomt binnen de Nederlandse politie. Er zijn categorieën van
uitingsvormen gevormd die betrekking hebben op relatief alledaagse handelingen van politieagenten. Op
hoofdlijnen blijkt onder meer dat er overdadig, informeel en selectief kan worden gehandeld, waarbij
bevoegdheden en middelen niet altijd op de juiste wijze worden ingezet.
Vijf hoofdlijnen TOH:
Toegewijd en overdadig handelen
Niet handelen en informeel handelen
Oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en middelen
Selectief optreden
Verbale/schriftelijke beïnvloeding
Factoren die bijdragen aan TOH
Individuele besluitvormingsproces
Kennis en vaardigheden
Leiderschap
Organisatiecultuur