Samenvatti
ng
Strafrecht I
Jaar 1 HvA
,Strafrecht week 1 Hoofdstuk 1
1.1 Eerste kennismaking
Het strafrecht is zonder twijfel een van de meest tot de verbeelding sprekende
rechtsgebieden. Dit blijkt onder andere uit de aandacht die eraan geschonken
wordt in de media. Men ziet politie, uitgaansgeweld, wildplassen, verbodsborden,
gevangenissen, fetsendiefstal en fetsenheling, demonstraties tegen zinloos
geweld, voetbalvandalisme, grafti, gebruik en verkoop van drugs en ga zo maar
door. Mensen worden zo dagelijks, direct of indirect, geconfronteerd met zaken
die strafrechtelijk relevant zijn.
1.2 Plaats van het strafrecht
Voor het strafrecht geldt, eenvoudig gezegd, dat het zich bezighoudt met het
bestrafen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd. Het strafrecht
regelt wie straf kan krijgen en waarvoor. Het strafen gebeurt niet door de
burgers zelf, maar door de overheid. De Staat heeft het monopolie op strafen.
Als twee burgers een civielrechtelijk geschil hebben, dan is dat hun zaak, en niet
een zaak van de overheid. Burgers kunnen elkaar niet dagvaarden voor
gepleegde strafbare feiten. enige die een verdachte van een strafbaar feit voor
de (straf)rechter kan brengen is een ofcier van justitie. Hij is een
vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van
verdachten (het openbaar ministerie). Hij kan een verdachte dagvaarden,
waardoor deze voor zijn daden verantwoording moet afeggen ten overstaan van
een rechter.
1.3 Doelen van strafen
Het opleggen van een straf dient voornamelijk twee doelen: vergelding en
preventie. leedtoevoeging. Dit vergeldingsaspect kan zorgen voor een morele
genoegdoening: de dader heeft kwaad afgeroepen over de samenleving en
daarom roept de samenleving kwaad af over hem. preventie gedachte wordt
minder intuïtief aangevoeld. Deze gaat uit van een eenvoudig principe: mensen
willen geen straf krijgen, dus zullen zij gedrag dat mogelijk tot straf leidt, zoveel
mogelijk proberen te voorkomen. Men onderscheidt twee soorten preventie
speciale en generale preventie. De gedachte achter de speciale preventie is dat
een dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen van het overschrijden
van een strafrechtelijke norm, de volgende keer wel twee keer zal nadenken,
voordat hij nog eens iets dergelijks doet. De leer van de generale preventie heeft
als uitgangspunt dat ook anderen dan de gestrafte lering trekken uit het feit dat
er voor het plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden.
1.4 Materieel strafrecht, formeel strafrecht en sanctierecht
Als gesproken wordt van materieel strafrecht, dan heeft men het over de vraag
wat een strafbaar feit is. Materieel strafrechtelijke vraagstukken hebben
betrekking op de grenzen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het formele
strafrecht wordt ook wel het strafprocesrecht of de strafvordering genoemd. Dit
deel van het strafrecht bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer
een norm van het materiële strafrecht vermoedelijk geregeld is overtreden. Het
sanctierecht ten slotte heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde
strafen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. moet het materiële en
formele strafrecht niet verwarren met wetten in formele en materiële zin. Dit
laatste onderscheid heeft betrekking op de totstandkoming en werking van
wetten.
1.5 Commuun en bijzonder strafrecht
,Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen, duidt men vaak aan als het
commune strafrecht Daarnaast bestaan er veel strafbepalingen in andere wetten.
Deze wetten worden bijzondere strafwetten genoemd en tot men samen het
bijzondere strafrecht In de bijzondere strafwetten treft men strafbepalingen aan
die behoren tot het materiële strafrecht, maar vaak ook bevoegdheden die
behoren tot het formele strafrecht. bestaan echter ook strafwetten die niet in
samenwerking tussen de Sta ten-Generaal en de regering tot stand komen, maar
door lagere openbare lichamen worden vastgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan de algemene plaatselijke verordening (APV) van een
gemeente.
1.6 de opbouw van het wetboek van Strafrecht en het Wetboek van
Strafvordering
Het Wetboek van Strafrecht bestaat uit drie hoofdwonden delen, die 'boeken'
worden genoemd. Boek I regelt de algemene leerstukken van materieel
strafrecht, zoals strafuitsluitingsgronden en poging. Boek II en Boek III bevatten
uitsluitend strafbepalingen: omschrijvingen van gedrag dat strafbaar is, met
daarbij een aanduiding van de maximale strafen die mogen worden opgelegd.
Het onderscheid tussen deze boeken heeft uitsluitend te maken met de ernst van
de delicten: in Boek II worden alleen misdrijven strafbaar gesteld en Boek III
bevat uitsluitend overtredingen.
Ook het Wetboek van Strafvordering is ingedeeld in boeken, titels en afdelingen.
Dit wetboek bestaat uit zes boeken. Daarvan zijn de eerste drie boeken voor dit
studieboek het meest van In Boek I ('Algemeene bepalingen') worden de
belangrijkste bevoegdheden tijdens het opsporingsonderzoek geregeld. Boek II
(‘Straf. vordering in eersten aanleg') regelt de vervolgingsbeslissing van de
ofcier van justitie en de hele procedure voor de berechting van een verdachte
door de rechtbank. Boek III is geheel gewijd aan rechtsmiddelen.
, Strafrecht week 1 Hoofdstuk 2
2.1 Plaats en structuur van strafbepalingen
De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een delictsomschrijving,
een kwalifcatie-aanduiding en een strafbedreiging. De delictsomschrijving geeft
aan welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft willen stellen. De
strafbedreiging bepaalt welke soort straf mag worden opgelegd en wat het
maximum daarbij is. Niet alle strafbepalingen kennen een dergelijke duidelijke
omschrijving van het strafbare gedrag en een kwalifcatie-aanduiding. In veel
artikelen uit het Wetboek van Strafrecht ontbreekt de kwalifcatie-aanduiding of
wordt deze geacht besloten te liggen in de delictsomschrijving. In de bijzondere
wetten, zijn de strafbepalingen vaak volgens een ander stramien opgebouwd. De
delictsomschrijving en de strafbedreiging zijn in veel bijzondere wetten ’uit elkaar
getrokken’, waarbij de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier
geformuleerd is als een gedraging, maar als een verbod.
2.2 De opbouw van het strafbare feit in vier componenten
vier componenten, zijn:
1. menselijke gedraging (MG)
2. wettelijke delictsomschrijving (DO)
3. wederrechtelijkheid. (W)
4. schuld (als verwijtbaarheid daarom afgekort als V’)
Ad 1. De menselijke gedraging
Als eerste voorwaarde voor strafbaarheid geldt dat er sprake moet zijn van een
menselijke gedraging. Verder moet het hier gaan om een menselijke gedraging.
Ad 2. De wettelijke delictsomschrijving
Als tweede voorwaarde voor strafbaarheid geldt dat de menselijke gedraging
vallen binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. pe feitelijke
gedraging moet een juridische duiding. een juridisch etiket krijgen
2.3 Legaliteit en interpretatie
Het eerste lid. van artikel 1 Sr luidt:
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.
bepaling brengt onder andere tot uitdrukking dat strafbepalingen altijd in het
geschreven recht terug te vinden moeten zijn. Dit noemt men wel het
legaliteitsbeginsel. Omdat zonder een geschreven strafbepaling nooit
strafbaarheid kan “bestaan, moet de rechter in een vonnis ook altijd precies
aangeven waar in wet het feit dat de verdachte heeft gepleegd strafbaar is
gesteld. De betekenis van het verbod van terugwerkende kracht komt ook
duidelijk naar voren bij strafbaarstellingen met betrekking tot nieuwe verdovende
middelen. \/oor het interpreteren van wetstermen bestaat een aantal methoden.
De belangrijkste interpretatiemethoden zijn:
1. Wetshistorische interpretatie. Om te kunnen bepalen wat de inhoud is een
wetsbepaling, wordt gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de
bepaling in kwestie. Meestal wordt dan gekeken naar de Kamerstukken, zoals
de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel.