Oefenvragen tentamen minor kind in zorg deel 2.
Casus 1: interne problematiek:
1. Wat is de epidemiologie van hartafwijkingen bij kinderen?
Van alle aangeboren afwijkingen bij kinderen gaat het in ongeveer 10% van de gevallen om een
hartafwijking. Ongeveer 1200-1600 kinderen worden geboren met een hartafwijking.
2. Wat kunnen 4 oorzaken zijn van een hartafwijking?
Erfelijke factoren, infecties tijdens zwangerschap, roken, alcohol en drugs, omgevingsfactoren zoals
ondervoeding, straling etc.
3. Benoem de 4 hartkleppen.
Pulmonaalklep, Aortaklep, Mitralisklep, Tricuspidalisklep.
4. Wat zijn de 2 kernsymptomen van een hartafwijking?
Centrale cyanose, Decompensatio Cordis.
5. Wat betekend centrale cyanose?
Centrale cyanose is een alarmerend symptoom en houdt in dat de huid en slijmvliezen blauwpaars
verkleuren. Dit zie je vooral bij tong, lippen en nagelbed.
6. Benoem 4 kenmerken van Decompensatio cordis en vertel waarom deze voorkomen.
Tachypneu, voedingsproblemen, onvoldoende gewichtstoename, tachycardie (cardiomegalie).
7. Welke 4 hartafwijkingen horen bij: niet cyanotisch met longvaatovervulling?
Ventrikelseptumdefect (volume belasting rechter kamer), Atriumseptumdefect (volume belasting rechter
boezem en kamer), Artrioventriculair septumdefect (volume belasting rechter B & K), Open Ductus Botalli
(volume belasting rechter kamer)
VSD: Ventrikel septum defect Bij een VSD zit er een gaatje in het tussenschot tussen de beide hartkamers.
Afhankelijk van de grootte van het gat zal een kind hier veel of weinig last van hebben. Klachten: snelle
ademhaling, transpireren, moeite met drinken groeien slecht, vaak luchtweginfecties. Bij een klein gaatje is
operatief ingrijpen niet noodzakelijk (20/40% sluit spontaan). Door het gaatje stroomt bloed van de linker-
naar de rechterkamer. Dit komt doordat de bloeddruk in de linkerkamer hoger is dan rechts. In de
rechterkamer mengt het zuurstofarme bloed met het zuurstofrijke bloed. Het hart pompt het mengsel naar
de longen.
ASD: Atrium-septum defect Bij een ASD zit er gaatje in het schot tussen de beide boezems van het hart.
Kinderen met een gaatje in het schot tussen de boezems hebben meestal geen klachten. Bij wat oudere
kinderen kan deze afwijking een verhoogde vatbaarheid voor luchtweginfecties en vermoeidheid bij
inspanning geven. Wanneer de afwijking niet verholpen wordt nemen de klachten pas tussen het 20e en
40e levensjaar toe. De meeste kleine defecten sluiten voor de leeftijd van 18 maanden, en ook 40% van de
grotere defecten sluiten spontaan voor het 4e levensjaar. Door het gaatje stroomt bloed van de linker- naar
de rechterboezem
Open ductus Botalli Voor de geboorte is er een verbinding tussen de grote lichaamsslagader (aorta) en de
longslagader. Deze verbinding heet de ductus Botalli en sluit normaal gesproken binnen een paar uren tot
dagen na de geboorte. Een enkele keer gebeurt dit echter niet en kunnen er problemen ontstaan. Kinderen
met een open ductus Botalli hebben vaker last van luchtweginfecties en groeien slecht. Operatief ingrijpen is
dan noodzakelijk
8. Welke 3 hartafwijkingen behoren tot: niet cyanotisch met normale longcirculatie?
Aortastenose (drukbelasting linker kamer), Coarctatio aortae (drukbelasting linker kamer),
Pulmonalisstenose (drukbelasting rechter kamer)
Pulmonalisstenose Bij een Pulmonalisstenose bestaat er een verdikking of vergroeiing van de klep in de slagader die
van de rechter hartkamer naar de longen loopt. Een kleine vernauwing geeft geen klachten, een ernstige vernauwing
geeft vermoeidheidsklachten. Een pulmonalisstenose is via hartkatheterisatie te behandelen.
, 9. Vertel welke 2 hartafwijkingen bij cyanose met longvaatovervulling horen en vertel ook wat er bij deze 2
hartafwijkingen gebeurd.
Tetralogie van Fallot (drukbelasting rechter kamer)
Transpositie van de grote vaten (drukbelasting rechter kamer)
Tetralogie van Fallot Bij een tetralogie van Fallot bestaan er 4 afwijkingen tegelijk: Een VSD, Een
pulmonalisstenose, De spierwand van de rechter kamer is verdikt, De grote lichaamsslagader staat te ver naar
voren.
10. Vertel 6 klinische verschijnselen waar een verpleegkundige op moet letten bij de verzorging van iemand met
een hartafwijking.
Cyanose, ademhalingsproblemen, stuwingsverschijnselen (DC), cardiale problemen, bleke huid, zweten.
11. Benoem 4 behandelingsmogelijkheden bij iemand met een hartafwijking.
Operatieve correctie, medicatie, aanpassen voeding, vochtbalans in de gaten houden.
12. Benoem 4 functies van de nieren
Waterbalans, zoutbalans, bloeddrukregulatie, zuur-base evenwicht, aanmaak erytrocyten, afvalstoffen
uitscheiden.
13. Welke 4 ziekten van de nieren zijn er?
Aderverkalking/embolie (bloedaanvoer), infecties/vergiftiging (nierweefsel), niersteen (urineafvoer), nierkanker.
14. Wat zijn de 3 chronische oorzaken van nierfalen?
Aangeboren (urologisch), erfelijk, HUS (a-typisch).
15. Wat zijn de 4 acute oorzaken van nierfalen?
Sepsis, postoperatief, HUS, na chemo.
16. Noem 5 gevolgen van nierfalen.
Oedeem, anurie, oligurie, anemie, hypertensie, bloedverzuring, jeuk, misselijk, proteïnurie.
17. Wat is de behandeling van acuut/chronisch nierfalen, benoem er 4.
Antihypertensiva, IJzer/EPO, Groeihormoon, Fosfaatbinders, nier-vervangende therapie
18. Waar moet je als verpleegkundige op letten/doen qua handelingen bij iemand met chronisch nierfalen,
benoem er 3.
Vochtbalans bijhouden, RR, urine opvangen, medicatietrouw.
19. Welke overige disciplines zijn er betrokken bij iemand met acuut/chronisch nierfalen, benoem er 4.
Kinderarts-nefroloog, laborante, psycholoog, röntgen.
20. Wat zijn de 3 nierfunctie vervangende therapieën?
Hemodialyse, peritoneaal dialyse, niertransplantatie.
21. Wat betekenen de woorden: pre-emptief (voor dialyse), post mortaal (na de dood), crossover (wissel) en
altruïstische donor (schenking, wachtlijst donor).
22. Wat betekend hemodialyse voor een kind met nierfalen, benoem 4 dingen.
Veel schoolverzuim, streng dieet, veel medicijnen, complicaties.
23. Wat is hemodialyse?
4-5 uur 3x per week bloed reinigen via pomp.
24. Wat is peritoneaal dialyse?
10-12 uur per nacht, medicijnen via katheter.
25. Wat betekent peritoneaal dialyse voor een kind met nierfalen, benoem er 4.
Thuisbehandeling, iedere 4 weken controle, dieet, vochtbeperking.
26. Hoeveel jaar kan je met een getransplanteerde nier doen?