BLOK 3.1 Gezinnen van Nu
Probleem 1
Leerdoelen:
- Is gedrag aangeleerd of aangeboren (nature/nurture)?
- Welk theorieën/stromingen zijn er over het nature-nurture debat?
- Hoe onderzoek je of iets aangeboren of aangeleerd is?
Leerdoel 1: wat is het nature/nurture debat?
Levering, B. (2009). Nature nurture: basisdilemma met beperkte praktsshe betekenis.
Hoe levend is het eeuwige nature-nurture debat?
De meest recente opleving van dit debat ontstond in 1998 rond het verschijnen van het boek ‘The nurture
assumptonn’ van Harris.’ Volgens haar was het sinds jaar en dag in de wetenschap algemeen geaccepteerd dat
de respectevelijke bijdrage van de erfelijkheid en de opvoeding aan het uiteindelijke ontwikkelingsresultaat op
50/50 neerkwam.’ Uit haar eigen onderzoek bleek dat de 50% bijdrage uit de omgeving niet kwam door de
invloed van de ouders, maar de invloed van leefijdsgenoten van de kinderen.’ De ‘nurture assumptonn’, de
aanname dat het bij de omgevingsinvloed vooral om invloed van de opvoeder ging was weerlegd.’ Want, vanaf
de puberteit hadden ze eigenlijk niks meer te vertellen en hadden de leefijdsgenoten het voor het zeggen.’
Einde aan de begripsverwarring en de betekenis voor de praktjk
Als wij over opvoeding spreken hebben we het over het begeleiden van kinderen richtng volwassenheid.’
Opvoeden is veel opener naar de toekomst toe dan onder de term nurture kan worden begrepen.’ Nature-
nurture staat dus niet zomaar voor erfelijkheid tegenover opvoeden/jeugdzorg.’ Nature-nurture staat eerder
voor erfelijkheid tegenover omgeving/milieu.’ Vanuit het kind gezien: aanleg en ervaring.’ Ook verwant is
aangeboren vs. aangeleerd, maar die tegenstelling levert problemen op want het kind leert ook al voor de
geboorte.’ Ontwikkeling is een complex product van nature en nurture.’ Het merkwaardige van het nature-
nurture debat is dat de tegenstelling een veel geringere betekenis heef voor het praktsch handelen dan de
meeste leken te denken.’ Het is namelijk niet zo dat zodra je weet in hoeverre erfelijkheid en omgeving
verantwoordelijk zijn voor het uiteindelijke resultaat, je dan weet hoe je moet handelen.’
Wat onveranderbaar leek, bleek toch veranderbaar
Het gaat in het nature-nurture debat in de eerste plaats over feitelijke veranderbaarheid.’ Het uitgangspunt
daarbij is vanzelfsprekend dat de natuur altjd hetzelfde blijf en niet te veranderen zou zijn, maar dat
uitgangspunt is onhoudbaar.’ Manieren waarop erfelijkheid minder onveranderlijk bleek te zijn:
1.’ Sshoolsusses van kinderen hing samen met erfelijk privilege.’ Niet erfelijke factoren zoals intelligente
(nature), maar sociale factoren zoals rijkdom en de invloed daarvan op onderwijs (nurture), waren belangrijk.’
Kinderen begonnen hun schoolcarrière met ongelijke kansen en het enige wat het onderwijssysteem leek te
doen was maatschappelijke ongelijkheid reproduceren.’ Vanaf begin jaren n’60: niet sociale afomst zou
instroomniveau in het onderwijs moeten bepalen, maar de individuele geschiktheid (meritosratssh model).’
Eind jaren n’70 bleek dat van gelijke kansen nog altjd geen sprake was de reprodustethese: onderwijs kan
als systeem niet aan verandering van de maatschappelijke verhoudingen bijdragen, maar kan die verhoudingen
eigenlijk alleen maar onveranderd doorgeven.’ Ondanks het gebrek aan succes wordt het gelijke kansenbeleid
nog altjd ingezet in onze tjd en men doet zijn best om de taalachterstanden van peuters en kleuters van
allochtone afomst weg te werken.’
2.’ De tweede manier waarop de erfelijkheid minder onveranderlijk bleek te zijn dan men eerst dacht, heef
betrekking op de genetsche basis aan eigenschappen die een kind bij de concepte van vader en moeder
meekrijgt.’ Van eeneiige tweelingen die in verschillende milieus opgroeiden werd aangenomen dat de erfelijke
basis precies dezelfde was en dat de verschillen in ontwikkeling op latere leefijd dus volstrekt aan omgeving
(nurture) kon worden toegeschreven.’ Genetsche manipulate is in de landbouw een beproefde techniek en
niemand twijfelt eraan of die bij de mens op den duur ook toepasbaar zijn.’ Wel twijfelt men eraan of het een
goede zaak zou zijn om die weg op te gaan.’ Van de onveranderlijkheid van de genetsche basis is volstrekt geen
sprake meer: of de erfelijke basis nog net zo onveranderlijk is als een halve eeuw geleden, vraagt niemand zich
meer af.’
, Leenders, F. (2001). Aangeboren of aangeleerd.
De vrees bestaat dat ‘aangeborenn’ onveranderbaarheid impliceert.’
- Aangeboren in ruime zin: alle invloeden die tot en met de geboorte werkzaam zijn en het
ontwikkelingsverloop van het individu bepalen.’ Hieronder vallen zowel alle erfelijke factoren
(informate in genen en chromosomen), maar ook invloeden tjdens de zwangerschap (infectes etc.’)
en invloeden tjdens de geboorte (zuurstofekort).’
- Aangeboren in enge zin: de erfelijke informate zoals vastgelegd in genen en chromosomen die tot
uitdrukking komt in de biologische uitrustng.’ De kleinste drager van erfelijke informate is een gen,
bestaande uit een complex eiwit (DNA).’ Strengen van genen worden wel aangeduid als shromosomen.’
Het geheel aan geërfd genetsch materiaal van een individu noemt men het genotype.’ De genetsche
informate drukt zich uit op een bepaalde manier in observeerbare eigenschappen van een persoon,
het fenotype.’ Niet alle in het genotype aanwezige informate komt tot stand in het fenotype.’
Genetsche info kan worden onderdrukt door andere genetsche informate (recessief of dominant
gen).’ Behalve de erfelijke aanleg hebben ook omgevings-, voedings- en rijpingsfactoren een
belangrijke invloed op het fenotype.’
Leerdoel 2: Welke theorieën/stromingen zijn er over het nature-nurture debat?
Levering, B. (2009). Nature nurture: basisdilemma met beperkte praktsshe betekenis.
Nature-nurture: een lange geschiedenis
John Locke probeerde aan te tonen dat de aangeboren ideeën die René Decartes had aangenomen, niet
bestonden, om zo te kunnen aantonen dat alle kennis uit ervaring moest komen (tabula rasa).’ Op het probleem
van Molyneux, dat antwoord zocht op de vraag of bepaalde ideeën waren aangeboren of niet, is geen
defniteve oplossing gevonden.’
Van der Horst, F., Lusassen, N., Kok, R., Sentse, M., Jooren, L., & Luijk, M. (2016). Het gezin in historissh
perspestef.
Pedagogische stromingen: humanisme, verlichtng, romantek
Humanisme (1400-1650) (COMBINATIE): vrijheid van de menselijke wil.’ Kenmerkt zich door een
individualistsche benadering waarbij werd ingewerkt op eergevoel en werd aangespoord tot compettei
lichamelijk strafen was overbodig.’ Ze legden verder veel nadruk op leren.’ Erasmus is hiervan een voorbeeld.’ Hij
was overtuigd van het belang van onderwijs voor jonge kinderen.’ Hij vond het belangrijk dat kinderen zo vroeg
mogelijk beginnen met leren.’ Vaders moesten opvoeden, moeders moesten zorgen.’ Kinderen leren vooral door
imitate waardoor een goede opvoedomgeving belangrijk is.’
De verlishtng (1650-1800) (NURTURE): kennis en rede is belangrijk.’ Men moet vertrouwen in eigen denken en
handelen en het eigen verstandi dit kon ook want de mens werd gezien als van nature goed.’ Ze hadden een
groot vertrouwen in de geestelijke zelfstandigheid van de mens.’ Voor opvoeding kon echter niet alleen
vertrouwd worden op kennis, er moest een duidelijk opvoedingsdoel zijn.’ John Locke is een voorbeeld uit de
verlichtng.’ Hij zei dat een kind bij de geboorte een onbeschreven blad is (tabula rasa).’ Locke verwierp het idee
dat er aangeboren ideeën zijn of dat aanleg zou bepalen hoever iemand het kon schoppen: hij ging uit van
kennis door ervaring.’