BLOK 3.1 Gezinnen van Nu
Probleem 7
Leerdoelen:
- Wat is de invloed van adopte op de ontwikkeling van het kind? *alle kopjes uit vignet
- Welke soorten adopte ijn er?
- Wat is de invloed van adopte op de ouders?
NOG AANPASSEN AAN DE HAND VAN AANTEKENIGEN VAN WERKGROEP
Leerdoel 1: Wat is de invloed van adopte op de ontwikkeling van het kind?
Juffer & Tieaan <2012) - H7 uit Gezinnen in soorten
Inleiding
Cijfers: naar schatng ijn er in Nederland ruim 35.000 buitenlandse kinderen geadopteerd sinds eind jaren 60,
terwijl er daarnaast ijn 25.000 binnenlands geadopteerd ijn. De meeste adoptekinderen komen uit het
buitenland, o’n 600 per jaar. De meeste uit het buitenland afomstge adoptekinderen komen uit landen als
China, Colombia, Zuid-Afrika, Ethiopië, India en Haït. De laatste jaren neemt het aantal interlandelijke adoptes
wereldwijd af, terwijl het steeds vaker om ‘special-needs’ adoptekinderen gaat, adoptekinderen met een
medische beperking of een belaste achtergrond. De e afname en het veranderende karakter van interlandelijke
adopte heef de maken met de implementate van het Haags Adopteverdrag <1993) in de landen van
herkomst: voor kinderen die een ge in nodig hebben moet allereerst worden ge ocht in eigen land, en pas als
dat niet lukt mag er worden overgegaan op interlandelijke adopte.
Adopteouders: adopteouders ijn vaak ongewenst kinderloos (800-90%),, de resterende groep adopteert uit
idealistsche moteven (het helpen van een kind dat anders in een kindertehuis moest opgroeien),.
Adopteouders ijn gemiddeld hoger opgeleid en wat ouder dan biologische ouders
- Aanmelden Stchtng Adopte oor ieningen (SA ), > verplichte voorbereidingscursus >
ge insonder oek en opstellen ge insrapport over geschiktheid ouders > bij positef advies:
beginseltoestemming afgegeven door Ministerie van Justte > ouders naar 1 van de 5
bemiddelingsorganisates.
- Wachtjd bedraagt vanaf de aanmelding tot de komst van het kind al vaak ruim 5 jaar en de e
wachtjd kan in de toekomst nog toenemen
Adoptekinderen: de achtergronden van de adoptekinderen lopen sterk uiteen. Sommigen hebben in een
kindertehuis of (pleegge in), gewoond voordat ij geadopteerd werden, anderen moesten op straat ien te
overleven. Bij een grote groep is weinig bekend over de achtergrond (vondeling, informate over hun
geschiedenis ontbreekt of is onjuist),.
- Kinderen tot 6 jaar mogen naar Nederland komen met als uit ondering dat een ouder kind wel mag
meekomen met een jonger broertje of usje.
- Dat kinderen in landen van herkomst worden afgestaan heef verschillende redenen: ongehuwd
moederschap, economische omstandigheden (ondervoeding, verwaarlo ing),, culturele opvatngen
(China: veel meisjes afgestaan),, kinderen met een medisch risico of een handicap, kinderen met
psychosociaal belaste achtergrond
Pedagogische thema’s
1. Zijn de eerste levensjaren bepalend? Sommige wetenschappers vinden dat huidige ervaringen meer gewicht
hebben, terwijl andere wetenschappers een grotere invloed toekennen aan ervaringen in de eerste
kinderjaren.
- Lewis: het gedrag van een kind weerspiegelt vooral de context waarin dat gedrag ich voordoet
huidige ervaringen voorspellen on e ontwikkelingen meer dan gebeurtenissen in het verleden
- Erikson: iedere fase in on e ontwikkeling wordt beïnvloed door wat er plaatsvond in eerdere fasen.
- Bowlby: voortbordurend op de e visie kende Bowlby in de door hem geformuleerde
gehechtheidstheorie een belangrijke rol toe aan owel vroegere als huidige ervaringen. Het huidige
functoneren van het kind was de uitkomst van owel de vroegere aanpassing van het kind als van
nieuwe ervaringen die later plaatsvinden. Er is in de e theorie een belangrijke rol weggelegd voor
vroege gehechtheidsrelates die de latere sociale ontwikkeling van kinderen beïnvloeden terwijl er
, tegelijkertjd interne werkmodellen ontstaan die voortdurend bijgesteld kunnen worden. We dienen
rekening te houden met owel vroegere als huidige ervaringen.
Beide longitudinale adopteonder oeken vonden aanwij ingen dat ervaringen in de eerste kinderjaren van
invloed ijn op de latere ontwikkeling, en ook dat latere gebeurtenissen er ook toe doen.
2. Heef vroege verwaarlozing <levens)lange gevolgen? Het ontwikkelende brein tjdens de eerste kinderjaren
is gevoelig voor de input die het krijgt vanuit de omgeving en past ich hieraan aan. Wanneer er maar eer
weinig stmuli ijn in de omgeving waarin het kind opgroeit, stellen de hersenen ich hierop in en worden en
minder neurobiologische verbindingen aangelegd. Dit kan betekenen dat vroege verwaarlo ing die een kind
meemaakt voorafgaan aan ijn adopte, de hersenen heef veranderd.
Bij de Roterdamse studie had ruim de helf van de geadopteerden te maken gehad met vroege deprivate en
werden er langdurige gevolgen gevonden, tot in de volwassenheid. Tegelijkertjd bleek de overgrote
meerderheid normaal te functoneren, wat erop wijst dat er ook veel herstel en inhaalgroei heef
plaatsgevonden. Geadopteerden ontwikkelen ich als groep iets minder goed, maar wel beter dan op grond
van hun risicovolle geschiedenis verwacht ou kunnen worden veerkracht.
3. Herstelkansen en inhaalgroei: trends in adopteonder oek:
- Enkele decennia geleden begon adopteonder oek met het vaststellen van de risico’s bij adopte, er
werd onder ocht of adoptekinderen ich minder goed ontwikkelden dan hun niet-geadopteerde
leefijdsgenoten.
- Tweede trend: het onder oeken van de inhaalgroei die adoptekinderen meemaken vanaf hun
aankomst in het adoptege in, of door het vergelijken van de ontwikkeling van adoptekinderen met
kinderen die in een kindertehuis waren achtergebleven.
- Derde trend: wetenschappers ijn op oek gegaan naar de onderliggende processen en mechanismen
die kunnen verklaren waarom het ene adoptekind ich goed ontwikkelt terwijl het andere adoptekind
emotonele of gedragsproblemen heef of een afwijkende ontwikkeling vertoont.
erschillende meta-analyses hebben aangetoond dat adoptekinderen vergeleken met kinderen die in tehui en
moeten opgroeien een spectaculaire inhaalgroei laten ien op alle ontwikkelingsgebieden: gehechtheid, groei,
cogniteve ontwikkeling en IQ etc. De achterstanden worden echter niet helemaal ingehaald, met name op het
gebied van gedesorganiseerde gehechtheid en schoolprestates. Ook vaker beroep gedaan op klinische
hulpverlening en speciaal onderwijs dan voor niet-geadopteerde kinderen.
4. Kun je van het kind van een ander houden? olgens de gehechtheidstheorie gaat een kind ich hechten aan
de ouder die hem ver orgt en dagelijks met hem omgaat. Kinderen die gewend ijn aan steun en bescherming
van hun ouders ontwikkelen een veilige hechtng. Kinderen van wie ouders regelmatg niet beschikbaar ijn, ijn
vaak onveilig gehecht. Er ijn 3 typen onveilige gehechtheid, waarvan onveilig-gedesorganiseerde gehechtheid
het meest orgwekkend is. De ouders ijn op het elfde moment een bron van angst en de enige mogelijkheid
tot het vinden van troost. anuit evolutonaire overtuigingen ouden ouders minder kunnen investeren in een
kind dat niet hun genenpakket heef en dus geen genen al doorgeven aan de volgende generate. Hrdy stelt
echter dat de mens altjd gebruik heef gemaakt van hulpouders.
In de Leidse studie bleken adoptekinderen ich even vaak veilig te hechten aan hun adopteouders als niet-
geadopteerde kinderen aan hun biologische ouders. Het ontstaan van een ouder-kind gehechtheidsrelate is
dus niet afankelijk van bloedbanden (sluit aan bij visie van Hrdy),.
5. Thuis in twee culturen? Tijdens de groei naar de volwassenheid gaan adoptekinderen besefen dat e er
anders uit ien dan hun ouders en leefijdsgenoten en kunnen ij ich afvragen hoe hun biologische ouders eruit
ien. Naast nieuwsgierigheid naar de biologische familie is de geadopteerde vaak ook geïnteresseerd in de
cultuur van ijn land van herkomst.
Beide studies laten ien dat de culturele dimensie ook van invloed is op de ontwikkeling. Ze ijn be ig met hun
andere afomst, huidskleur en het land van herkomst. Lang niet iedereen gaat op oek naar eigen familie (2/3 e
deel niet),.
Twee longitudinale adoptestudies
Zo’n 25 jaar geleden starten er in Nederland twee longitudinale studies waarin de ontwikkeling van
geadopteerden langdurig werd gevolgd
Leidse Longitudinale Adoptestudie <LLAS): in de e studie werden 160 interlandelijk geadopteerde kinderen
gevolgd vanaf hun komst naar Nederland in het eerste levensjaar tot aan de adolescente. Adoptege innen
werden random geworven (kinderen uit Sri Lanka, Zuid-Korea en Colombia die op heel jonge leefijd in het
adoptege in kwamen, gemiddeld o’n 11 weken oud),. Adoptege innen hadden gemiddelde
sociaaleconomische achtergrond. In de eerste fase van het onder oek starte toen het kind 6 maanden oud
was, en was gericht op het verhogen van ouderlijke sensitviteit met het doel om een veilige