Beginselen Staatsrecht Rechtsgeleerdheid VU jaar 1
Samenvatting – Beginselen van het Nederlandse staatsrecht
Hoofdstuk I
Wat is er nodig om van een staat te spreken? Daar zijn verschillende kenmerken voor vereist,
namelijk:
o Een gemeenschap van mensen – vaak hebben zij een gemeenschappelijke cultuur en
taal, maar dit is niet noodzakelijk.
o Rechtsgemeenschap – door dwang te handhaven rechtsregels/leefregels, dus, dwang
ter handhaving van de gemeenschapsnormen. (Geweldsmonopolie)
o Territoriale grenzen
o (Vanuit volkenrechtelijks perspectief nog van belang: erkenning door andere staten.
Maar dit is niet noodzakelijk om van een staat te spreken, wel is dit natuurlijk handig
voor handelscontacten voor de staat etc.)
Kenmerken van de rechtsstaat:
o Legaliteitsbeginsel – de overheid mag alleen ingrijpende maatregelen nemen als er een
wettelijke grondslag voor is.
o Scheiding/spreiding van machten/trias politica – het is niet goed als één instantie de
macht heeft in een land. De machten moeten goed verdeeld zijn: wetgevende macht,
uitvoerende macht en rechtsprekende macht. In Nederland loopt dat soms door elkaar.
o Onafhankelijke rechterlijke macht – discussie over het ‘ontslaan’ van rechters.
o Grondrechten – vrijheid van meningsuiting, gelden voor alle burgers.
o (Democratiebeginsel) – volksvertegenwoordiging, controle regering.
Binnen een staat zijn een of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang. Men zegt
dat die organen met gezag zijn bekleed. Dit gezag kan bij één persoon berusten of bij
bepaalde groepen. De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag
beklede organen en de grenzen van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht
noemen.
Om het risico van de altijd dreigende dictatuur te ontgaan, heeft men een middel gevonden dat
redelijk goed heeft gewerkt: dat is de verdeling van het gezag over verschillende organen en
dus over verschillende mensen of groepen van mensen. Doordat ieder orgaan slechts een deel
van het gezag kan uitoefenen, heeft het andere organen nodig. De verschillende organen over
welke het gezag verdeeld is, houden op deze wijze elkaar in evenwicht en er ontstaat een
stelsel dat weliswaar ingewikkeld is, maar dat daartegenover een zekere stabiliteit in de
machtsverhoudingen waarborgt. Checks and balances
De machtenscheiding van Montesquieu hield in dat er drie organen in de staat bestaan. De
koning, het parlement en de rechterlijke macht. Zij oefenen ieder hun eigen functie uit en zijn
onafhankelijk van elkaar.
Grondregels van een democratische staatsorganisatie
1. Legaliteitsbeginsel
Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet
Britse ‘rule of law’, Franse ‘principe de légalité’
2. Verantwoordingsplicht of controle
Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of
zonder dat op die uitoefening controle bestaat. De verantwoordingsplicht of controle
,Beginselen Staatsrecht Rechtsgeleerdheid VU jaar 1
kan voor ieder die bevoegdheden uitoefent een andere vorm hebben: zij behoort voor
niemand afwezig te zijn.
Enkele voorbeelden van verantwoordingsplicht op overheidsorganen:
a. Politieke verantwoordingsplicht – ministers moeten zich verantwoorden tegenover het
parlement, de leden van de gedeputeerde staten tegenover de provinciale staten, de
burgemeester en de wethouders tegenover de gemeenteraad. Het houdt in dat het
bestuurlijke orgaan inlichtingen moet verstrekken, een debat niet mag ontwijken en bij
verlies van vertrouwen moet opstappen (vertrouwensbeginsel).
b. Ambtelijke ondergeschiktheid – ambtenaren die bepaalde bevoegdheden hebben
moeten verantwoording afleggen aan hun chefs.
c. Bestuurlijk toezicht – een bestuursorgaan kan gecontroleerd worden door een hoger
orgaan. De regering heeft namelijk in beperkte mate de bevoegdheid om zich te
bemoeien met het beleid van de gemeentelijke of provinciale organen.
o Je hebt preventief toezicht: goedkeuring vragen aan hoger orgaan voor
bepaalde handeling
o En je hebt repressief toezicht: hoger orgaan kan beslissing van lager
orgaan achteraf ongedaan maken
d. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid – een gezagdrager kan strafrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor zijn daden. Voorbeeld: art. 355 Sr. (medeondertekening
ministers)
De twee grondregels illustreren de samenhang met de kenmerken van de rechtsstaat.
Krachtens het legaliteitsbeginsel is de basis van alle bindende besluiten de wet of Grondwet.
Zo worden niet alleen de rechtszekerheid en het gelijkheidsbeginsel bevorderd, want daarvoor
zou een autoritair vastgestelde regel voldoende zijn. Door te eisen dat de bevoegdheid is
verankerd in een wet of de Grondwet wordt de inbreng van het volk gegarandeerd. Ook bij de
tweede hoofdregel (controle) zie je de samenhang tussen bescherming en zeggenschap.
Machtenscheiding dient in de eerste plaats ter voorkoming van machtsmisbruik. Maar het feit
dat ministers gecontroleerd worden door het parlement en dat rechters zich moeten houden
aan de wet, waarborgt ook dat het volk via zijn vertegenwoordigers ‘inspraak’ blijft houden.
Hoofdstuk II
Bronnen van het staatsrecht
o Grondwet
o Ongeschreven regels (denk aan de vertrouwensregel)
o Aantal geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van
bestuur
o De grondwet
Onze Grondwet is een ‘rigid constitution’, dat wil zeggen een Grondwet die moeilijker te
wijzigen is dan een gewone wet. De Grondwet is bestemd om beginselen te geven, die de
grondslag voor wetgeving en bestuur moeten zijn. Dat betekent dat in vele gevallen deze
grondslagen in lagere regelingen zullen moeten worden uitgewerkt. Grondwettelijke delegatie
(hoe te zien): ‘bij of krachtens de wet’ (1), gebruik werkwoord ‘regelen’/’regels’ (2), ‘uit
kracht van een wet’ (3).
, Beginselen Staatsrecht Rechtsgeleerdheid VU jaar 1
o Ongeschreven staatsrecht
Het is nodig om naast de geschreven grondwettelijke regels ook regels van ongeschreven
staatsrecht aan te nemen. Zonder deze laatste regels die grotendeels betrekking hebben op de
verhouding van parlement, bewindslieden en Koning, zou de werkelijke functionering van ons
staatsstelsel buiten het staatsrecht om gaan.
Hoofdstuk III
De staat wordt territoriaal bepaald door zijn grenzen. Binnen dat gebied oefent de staat gezag
uit ten opzichte van alle menselijk handelen dat aan dat gezag onderhevig is. De staat is
soeverein op zijn grondgebied.
De territoriale werking van het staatsrecht, uitzondering = als inwoners buiten het
grondgebied verblijven, blijft er een band bestaan tussen de staat en die inwoners. Het
Nederlandse strafrecht blijft bijvoorbeeld voor een deel van toepassing op Nederlanders die in
het buitenland zijn.
De zeegrenzen worden geregeld in het Zeerechtverdrag. Dat verdrag is sinds 2014 voor het
gehele Koninkrijk in werking getreden.
o Territoriale zee – volledige rechtsmacht
o Exclusieve economische zone – recht op visserij en grondstoffen, geen Nederlandse
regels
o Continentaal plat
o Volle zee – geen enkele rechtsmacht
Het Nederlanderschap – Nederlanders hebben bepaalde rechten die vreemdelingen in
Nederland missen. Enkele verschillen:
o Kiesrecht – alleen Nederlanders hebben actief (kiezen) en passief kiesrecht
(verkiesbaar stellen). Vreemdelingen hebben wel kiesrecht bij gemeenteraden (art. 130
Gw)
o Benoembaarheid – art. 3 Gw. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare
dienst benoembaar, vreemdelingen hebben dit gelijkheidsrecht niet, art. 45 lid 4 EU-
Werkingsverdrag.
o Uitlevering – uitlevering van op Nederlands grondgebied verblijvende personen die
elders een strafbaar feit hebben begaan, mag volgens art. 2 lid 3 van de Grondwet
slechts geschieden krachtens verdrag. Zie ook art. 4 Uitleveringswet.
o Sociale grondrechten – een aantal van de sociale grondrechten geldt alleen voor
Nederlanders. Bijv. (illegale) vreemdelingen in beginsel uitgesloten van bijstand. Ook
kunnen vreemdelingen niet zomaar in Nederland werken, daar is een vergunning voor
nodig.
Het typische recht van de Nederlander is het recht om in Nederland te wonen. De wet
formuleert dit nergens, maar het is af te leiden uit de volkenrechtelijke gewoonte dat een land
verplicht is zijn onderdanen op te nemen.
Hoe verkrijg je Nederlanderschap?
o Verkrijging van rechtswege – door geboorte. De plaats van de geboorte is niet
bepalend voor de nationaliteit. (Art. 3,4,5 RWN)