Literatuur Gedrags- en Opvoedingsproblemen: Interventes
Inhoudsopgave
College 1 & 2 Cogniteve Gedragstherapie & Internaliserende problemen............................................2
Richtlijn Stemmingsproblemen in de Jeugdhulp (2015).....................................................................2
Werkkaarten behorende bij de richtlijn Stemmingsproblemen.......................................................10
Van Rooijen (2018). Prevente en behandeling van angst. Wat werkt?............................................10
College 3 & 4 Intensieve ambulante zorg & gezinnen met meervoudige en complexe problemen.....14
Knot-Dickscheit, Thoburn & Knorth (2016). Supportng Children When Providing Services to
Families Experiencing Multple Problems. Perspectves and Evidence.............................................14
Richtlijn Multprobleemgezinnen in de Jeugdhulp (2015)................................................................27
Werkkaarten behorende bij richtlijn Multprobleemgezinnen.........................................................38
Samenwerkend Toezicht Jeugd/Toezicht Sociaal Domein (2016). Leren van Calamiteiten 2.
Veiligheid van kinderen in kwetsbare gezinnen................................................................................38
College 5 Inleiding in de pleegzorg: Internatonale perspecteven, achtergrond en huidige context...44
Leinaweaver (2014). Informal kinship-based fostering around the world: anthropological fndings
..........................................................................................................................................................44
Mason (2008). A children’s standpoint: Needs in out-of-home care................................................45
College 6 De pleegzorgprofessional: voorbereiding, matching en begeleiding....................................48
Colton, Roberts & Williams (2008). The recruitment and retenton of family foster-carers: An
internatonal and cross-cultural analysis..........................................................................................48
Ní Raghallaigh (2015). The negotaton of culture in foster care placements for separated refugee
and asylum seeking young people in Ireland and England...............................................................49
Zeijlmans, López, Grietens, & Knorth (2017). Matching children with foster carers: A literature
review...............................................................................................................................................51
Tilbury & Osmond (2006). Permanency planning in foster care: A research review and guidelines
for practtoners................................................................................................................................53
College 7 Het pleeggezin: dagelijkse zaken, samenwerking en context...............................................57
López, Del Valle, Montserrat & Bravo (2013). Factors associated with family reunifcaton for
children in foster care.......................................................................................................................57
Ellingsen, Shemmings & Størksen (2011). The concept of ‘Family’ among Norwegian adolescents in
long-term foster care........................................................................................................................59
Schofeld, Moldestad, Höjer, Ward, Skilbred, Young & Havik (2011). Managing loss and threatened
identty: Experiences of parents of children growing up in foster care, the perspectves of their
social workers and implicatons for practce.....................................................................................61
College 8 De jeugdige in pleegzorg: Ervaringen, trauma’s en toekomst...............................................64
Chapman, Wall & Barth (2004). Children’s voices: The perceptons of children in foster care.........64
Goemans, Van Geel & Vedder (2015). Over three decades of longitudinal research on the
development of foster children: A meta-analysis.............................................................................66
Greeson et al. (2012). Complex trauma and mental health in children and adolescents placed in
foster care: Findings from the Natonal Child Traumatc Stress Network.........................................68
1
,Literatuur Gedrags- en Opvoedingsproblemen: Interventes
Berzin, Singer & Hokanson (2014). Emerging versus emancipatng: The transiton to adulthood for
youth in foster care..........................................................................................................................69
College 9 Wat is residentile jeugdzorg en hoe kom je er terecht? Defnite, feiten en cijfers.............71
Boendermaker, Van Rooijen, Berg & Bartelink (2013). Residentile jeugdzorg: Wat werkt?...........71
Juffer (2012). Het einde van de kindertehuizen in zicht?..................................................................82
College 10 Doelgroep van residentile jeugdzorg: wie komen er in aanraking met dit type
hulpverlening en waarom?...................................................................................................................83
Griffith, Ingram, Barth, Trout, Duppong Hurley, Thompson & Epstein (2009). The family
characteristcs of youth entering a residental care program...........................................................83
Leloux-Opmeer, Kuiper, Swaab, & Scholte (2016). Characteristcs of children in foster care, family-
style group care, and residental care: A scoping review..................................................................85
Mulder, Brand, Bullens & van Marle (2010). Profling serious juvenile offenders in juvenile
insttutons: Change in risk factors in their populaton.....................................................................88
College 11 Het proces van hulpverlening: wat gebeurt er in de residentile jeugdzorg?.....................90
Boendermaker, Van Rooijen, Berg & Bartelink (2013). Residentile jeugdzorg: Wat werkt?...........90
Harder, Knorth & Anglin (2014). Inside the black box: Experiences and perspectves of young
people and professionals in residental youth care..........................................................................90
Hicks, Gibbs, Weatherly & Byford (2009). Management, leadership and resources in children’s
homes: What infuences outcomes in residental child-care setngs?.............................................99
Huefner & Ringle (2012). Examinaton of negatve peer contagion in a residental care setng....101
College 12 Resultaten van de residentile jeugdzorg: hoe effectef is het en wat is van belang voor
succes?...............................................................................................................................................103
Boendermaker, Van Rooijen, Berg & Bartelink (2013). Residentile jeugdzorg: Wat werkt?.........103
De Lange, Addink, Haspels & Geurts (2015). Richtlijn residentile jeugdhulp voor jeugdhulp en
jeugdbescherming. Hoofdstuk 4.....................................................................................................103
Hicks, Gibbs, Weatherly & Byford (2009). Management, leadership and resources in children’s
homes: What infuences outcomes in residental child-care setngs?...........................................105
College 1 & 2 Cognitieve Gedragstherapie &
Internaliserende problemen
Richtlijn Stemmingsproblemen in de Jeugdhulp (2015)
Belangrijkste aanbevelingen
1. Breng voor elke jeugdige in kaart welke risicofactoren, in stand houdende factoren en beschermende
factoren van invloed zijn op het ontstaan en verergeren van stemmingsproblemen.
2. Houd bij het signaleren en vaststellen van stemmingsproblemen rekening met de fase van
ontwikkeling waarin de jeugdige zich bevindt. Signalen van sombere of verdrietge stemmingen,
prikkelbaarheid of verlies van interesse zijn meestal goede voorspellers van stemmingsproblemen.
3. Screen jeugdigen die binnen hoog risicogroepen vallen en/of die een ernstge levensgebeurtenis
hebben meegemaakt altjd op stemmingsproblemen.
4. Bevraag jeugdigen zelf bij het screenen op stemmingsproblemen. Bevraag ook hun ouders.
5. Gebruik een vragenlijst om de problematek vast te stellen: de Youth Self Report (YSR), de Strengths
and Difficultes Questonnaire (SDQ), de S-PSY (Screeningsinstrument PSYchische stoornissen), de Child
Depression Inventory (CDI), de Child Behavior Checklist (CBCL) en/of de Teacher Report Form (TRF).
2
,Literatuur Gedrags- en Opvoedingsproblemen: Interventes
6. Wees erop bedacht dat stemmingsproblemen kunnen verergeren of kunnen schommelen. Evalueer de
ernst van de problematek en het resultaat van de interventes steeds weer opnieuw om verergering
van de problematek tjdig vast te kunnen stellen.
7. Raadpleeg bij ernstge stemmingsproblemen en bij stemmingsstoornissen de huisarts of de
gespecialiseerde zorg over een verwijzing en/of samenwerking. Hoe ernstger de problematek, hoe
sneller er gehandeld moet worden.
8. Schakel de huisarts of gespecialiseerde hulp in bij comorbiditeit, bipolaire problematek en/ of
wanneer je inschat dat je eigen inzet binnen de jeugdhulp en jeugdbescherming te weinig resultaat
geef. Vraag bij twijfel om collegiaal advies van de gespecialiseerde hulp.
9. Houd bij stemmingsproblemen altjd rekening met suïcidedreiging. Gedachten aan suïcide worden niet
altjd geuit en signalen kunnen subtel zijn. Neem signalen van een dreigende suïcide altjd serieus en
wees alert op deze signalen.
10. Zet bij stemmingsproblemen een aanbevolen intervente in. Hierbij geldt: hoe eerder hoe beter. Indien
mogelijk, betrek dan de ouders bij de intervente.
11. Betrek de omgeving van de jeugdige waar mogelijk bij de zorg en/of de behandeling. Denk hierbij aan
het gezin en de school.
12. Draag bij aan de samenwerking en afstemming binnen het netwerk van hulpverleners rondom
jeugdigen, door overdracht van sleutelinformate en door afspraken over terugvalprevente.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doelgroep
De Richtlijn Stemmingsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming (inclusief onderbouwing en
werkkaarten), en de onderbouwing ervan, is primair bedoeld voor de jeugdprofessionals. Onder
‘jeugdprofessionals’ worden zowel gedragswetenschappers (psychologen, orthopedagogen of anderen met een
gedragswetenschappelijke opleiding) als hbo-opgeleide professionals verstaan. De richtlijn richt zich primair op
beroepsgeregistreerde jeugdprofessionals.
1.2 Defniie stemmingsproblemen en stemmingsstoornissen
De Richtlijn Stemmingsproblemen voor jeugdhulp en jeugdbescherming is gericht op jeugdigen vanaf zes jaar
met stemmingsproblemen, of bij wie stemmingsproblemen worden vermoed.
Onder de stemmingsproblemen vallen verdriet, somberheid, affectlabiliteit en verliesverwerking. De
stemmingsstoornissen zijn beperkt tot een ‘depressieve stoornis, eenmalige episode’ of een ‘depressieve
stoornis, recidiverend’, tenzij anders aangegeven.
Stemmingsproblemen en stemmingsstoornissen zijn sterk gerelateerd. Stemmingsproblemen of subklinische
depressie kunnen overgaan in stemmingsstoornissen. Stemmingsproblemen en -stoornissen kennen een
episodisch beloop. Voordat er volledig herstel optreedt, is er grote kans op terugval. Na herstel is de kans groot
dat een nieuwe episode van stemmingsproblemen of een stemmingsstoornis zal optreden.
1.3 Beoordeling van wetenschappelijk bewijsmateriaal
Om de kwaliteit van wetenschappelijk bewijsmateriaal te kunnen beoordelen, is de systematek van de
Erkenningscommissie (Jeugd)interventes gevolgd. Volgens deze methode worden bij de beoordeling van het
wetenschappelijke materiaal zeven niveaus onderscheiden. Deze lopen uiteen van ‘zeer sterk bewijs’ tot ‘zeer
zwak bewijs’.
1.4 Betrokkenheid van cliënten bij de ontwikkeling van de richtlijn
Bij het ontwikkelen van de richtlijn zijn cliinten (ouders van jeugdigen die jeugdhulp (hebben) ontvangen)
gedurende het proces betrokken geweest. De cliintentafel is tjdens de ontwikkeling van de richtlijn
geraadpleegd als er vragen waren. Door mee te denken over inhoud en formulering hebben de cliinten een
grote bijdrage geleverd aan de praktsche bruikbaarheid van de richtlijn. De cliintentafel heef geadviseerd om
hulpverlening vanuit de richtlijn te baseren op gedeelde besluitvorming.
1.5 Bijstelling en herziening van de richtlijn
Het is gebruikelijk richtlijnen ongeveer eens in de vijf jaar te herzien, of eerder als daar aanleiding toe is.
1.6 Juridische betekenis van de richtlijn
3
, Literatuur Gedrags- en Opvoedingsproblemen: Interventes
Richtlijnen zijn geen juridische instrumenten. Dat wil zeggen dat ze geen juridische status hebben, zoals een
wet, of zoals regels die op een wet gebaseerd zijn. Ze kunnen wel juridische betekenis hebben. Daarvoor moet
de richtlijn allereerst door de beroepsgroep worden onderschreven.
Uitgangspunt is dat richtlijnen door de jeugdprofessional worden toegepast. Ze vormen immers de uitdrukking
van wat er in het werkveld door de beroepsgroep als goed professioneel handelen wordt beschouwd. Daarom
worden ze ook wel een ‘veldnorm’ genoemd. Richtlijnen zijn dus niet vrijblijvend, maar ook geen ‘dictaat’. Dat
wil zeggen dat ze niet bindend zijn: de jeugdprofessional kan ervan afwijken. Hij móet er zelfs van afwijken als
daarmee – naar zijn oordeel – de belangen van de cliint beter zijn gediend. Correct gebruik van richtlijnen
vooronderstelt dus het nodige vakmanschap. Het is daarom van groot belang dat de beroepsbeoefenaar kan
motveren waarom hij van de richtlijn is afgeweken.
1.7 Gedeelde besluitvorming
Het is van groot belang dat de jeugdprofessional ouders en jeugdige uitnodigt tot samenwerking en hen
gedurende het hele hulpproces bij de besluitvorming betrekt. Acteve deelname van ouders en jeugdige
bevordert namelijk het effect van de hulpverlening. Uitgangspunt is dan ook dat de wensen en verwachtngen
van de ouders en jeugdigen leidend zijn.
Nu kunnen ouders en jeugdige pas echt als volwaardig partner meedenken en meepraten als zij voldoende
geïnformeerd zijn. De richtlijn kan hierbij helpen.
Professionals, ouders én jeugdige hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om het hulpproces te laten
slagen. Zij moeten dus samenwerken.
Gedeelde besluitvorming is dus zowel in het vrijwillige als in het gedwongen kader van toepassing. In het
gedwongen kader kunnen er wel minder keuzeoptes zijn, of kunnen er aan bepaalde keuzes andere
voorwaarden of consequentes zijn verbonden. Dit maakt het hulpproces gecompliceerd, maar onderstreept
het belang van een goede samenwerking.
De professional moet zijn overwegingen en beslissingen zorgvuldig kunnen onderbouwen. Hij hoort hiervan
aantekening te maken in het cliintdossier
1.8 Diversiteit
Om een goede werkrelate te kunnen opbouwen, is goed contact met zowel de ouder(s) als de jeugdige van
belang. Nu vinden niet alle ouders (en jeugdigen) het even makkelijk hulpverleners te vertrouwen. Neem
daarom voldoende tjd om dit vertrouwen te winnen. Houd er rekening mee dat ouders een ander
referentekader kunnen hebben dan jijzelf.
1.9 Veranderingen in de zorg voor jeugd
Het kan voorkomen dat in de ene gemeente bepaalde interventes wel worden aangeboden en in de andere
gemeente niet. Ook kan het aanbod binnen gemeenten per jaar verschillen. Bovendien kan het voorkomen dat
aanbevolen interventes (voor onbepaalde tjd) helemaal niet beschikbaar zijn. Zoek in zo’n geval naar
alternatef aanbod dat gericht is op beschermende of risicofactoren bij het gezin. Meld daarnaast lacunes in het
hulpaanbod bij de manager van de instelling. Gebruik de Richtlijn Stemmingsproblemen voor jeugdhulp en
jeugdbescherming daarbij als onderbouwing.
Hoofdstuk 2 Risico- en in stand houdende factoren
2.1 Welke risico-, in stand houdende en beschermende factoren met betrekking tot stemmingsproblemen
zijn er?
Risico- en in stand houdende factoren zijn factoren die een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de
jeugdige. Beschermende factoren kunnen de invloed van risicofactoren beperken. Bekend is dat het risico op
een stemmingsstoornis voornamelijk wordt gevormd door een interacte van erfelijke en omgevingsfactoren
(zoals psychosociale omstandigheden of levensgebeurtenissen), maar dat dit interacte-effect door
beschermende factoren kan worden afgezwakt.
Meestal zijn het twee of drie psychosociale risicofactoren die leiden tot een eerste depressieve episode.
Levensgebeurtenissen, zoals het verlies van een ouder of ander familielid, echtscheiding van de ouders,
verhuizing of wisseling van school, ernstge ziekte en mishandeling of seksueel misbruik, zijn belangrijke
ontwrichtende factoren. Bij jeugdigen met een hoog risico op een depressie is een levensgebeurtenis in vijfig
tot zeventg procent van de gevallen de directe aanleiding voor een acute depressie.
4