Het effect van tijdelijke onthouding versus tijdelijke vermindering op het gewoontegebruik van de
smartphone
Naam:
Studentnummer:
Cursus: Onderzoekspracticum Experimenteel Onderzoek (PB0422)
Examinatoren:
Inleverdatum: 12/01/2024
, Abstract
Smartphones zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Echter, meer en meer mensen hebben
last van hun eigen smartphonegebruik (Radtke et al., 2022) en zoeken naar een manier om hun gebruik te
beperken.
In dit onderzoek wordt enerzijds gekeken naar de doeltreffendheid van twee verschillende soorten
interventies en anderzijds naar de impact van alternatieve digitale apparatuur op deze interventies. De mogelijke
impact van het persoonlijkheidskenmerk zelfcontrole in aanmerking genomen, wordt verwacht dat de
interventie tijdelijke afbouw (sweet-spot-interventie) doeltreffender werkt dan de interventie tijdelijke
ontzegging (Brailovskaia et al., 2023) en dat het blijven gebruiken van alternatieve digitale apparatuur de
effectiviteit van de twee interventies verzwakt. De steekproef bestaat uit 540 Nederlanders (18 – 49 jaar) die
worden opgedeeld in 3x2 condities. De SDU Device Tracker meet hun afname in ontgrendelingen van de
smartphone. Voorafgaand aan de manipulatie vullen de participanten de Brief Self-control Scale in (Tangney et
al., 2004) en het computerprogramma Jamovi voert de statistische analyse uit.
Ten eerste tonen de bevindingen aan dat er een verband is tussen het persoonlijkheidskenmerk
zelfcontrole en de daling in het gemiddeld aantal ontgrendelingen. Ten tweede is de tijdelijke interventie
doeltreffender in de afbouw van het gemiddeld aantal ontgrendelingen. Tenslotte neemt de doeltreffendheid
beduidend toe wanneer er een onthouding is van het gebruik van alternatieve digitale apparatuur.
Dit onderzoek vult niet alleen de reeds bestaande kennis over het verminderen van problematisch
smartphonegebruik aan, maar kan hulpverleners ook ondersteunen bij het ontwikkelen van gespecifieerde sweet
spot-interventies.
,Het effect van tijdelijke onthouding versus tijdelijke vermindering op het gewoontegebruik van de smartphone
Smartphones zijn tegenwoordig voor veel mensen een essentieel onderdeel van het dagelijks leven. In
2019 gebruikte 82,5% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder een smartphone om te internetten en in 2022
verstuurde meer dan 88% van diezelfde bevolkingsgroep berichten via Whatsapp (CBS, 2019, 2022). De toegang
tot mobiel internet heeft geleid tot de ontwikkeling van verschillende applicaties en functies voor mobiele
telefoons. Naast bellen, kun je met smartphones foto’s en video’s maken, e-mails verzenden, bankzaken regelen
en het nieuws bekijken. Mensen hebben via hun smartphone toegang tot sociale media en kunnen er spellen op
spelen. Ondanks de positieve aspecten van smartphones is er een groeiende groep gebruikers die hun eigen
gebruik als storend, ongezond, overmatig en/of problematisch ervaart (Radtke et al., 2022). Om een gezonde
balans te vinden tussen smartphonegebruik en het offline leven, zoeken sommige gebruikers naar strategieën en
hulpmiddelen om hun smartphonegebruik te minderen. Deze strategieën variëren van het gebruik van mobiele
applicaties die helpen bij het controleren van gebruik en zelfhulpboeken tot de jaarlijkse ‘National Day of
Unplugging’ en zelfs digitale detoxreizen (Radtke et al., 2022; Syvertsen, 2017).
De vraag naar initiatieven om smartphonegebruik te minderen, suggereert dat het gedrag moeilijk te
veranderen is. Dit is in lijn met de bevinding dat overmatig gebruik zichzelf lijkt te versterken (Montag et al.,
2015). Een ander, gerelateerd perspectief op overmatig smartphonegebruik stelt dat het een vorm van
gewoontegedrag is dat vrijwel automatisch en onbewust wordt uitgevoerd (Shaw et al., 2018). Dit wordt verder
ondersteund door de observatie dat bepaalde gedragingen, zoals automatisch naar de telefoon grijpen of
meldingen controleren, deels onbewust van aard lijken te zijn (Billieux et al., 2008; Brailovskaia et al., 2023). Als
smartphonegebruik inderdaad voornamelijk gewoontegedrag is, dan ondersteunt de wetenschappelijke
literatuur indirect de stelling dat het niet gemakkelijk te veranderen is. Het is algemeen aanvaard dat onbewuste
gedragspatronen die voortkomen uit gewoonte niet eenvoudig te doorbreken zijn (Montag et al., 2015).
Op basis van dit uitgangspunt is er onderzoek gedaan naar interventies om smartphonegebruik
aanhoudend te verminderen. Veel van deze interventies zijn gedragsgericht en behelzen een tijdelijke
onderbreking van het smartphonegebruik (Radtke et al., 2022). Hoewel gedragsgerichte interventies over het
algemeen potentie hebben om smartphonegebruik te veranderen, is het de vraag welke interventievorm het
meest effectief is (Elhai et al., 2016; Kent et al., 2021; Radtke et al., 2022). Met name is het van belang om te
onderzoeken of volledige onthouding van smartphonegebruik ook na afloop van de interventie tot blijvende
gedragsverandering leidt bij gebruikers (zie Radtke et al., 2022, voor een aantal voorbeelden). De meeste
gebruikers willen namelijk niet helemaal stoppen met hun smartphone gebruiken, maar willen leren hun
smartphone beheerst te gebruiken of willen hun gebruik consistent minderen. Op dit moment is het nog niet
duidelijk genoeg of een periode van volledige onthouding effectiever is dan een interventie die gericht is op het
gecontroleerd verminderen van gewoontegedrag. Hoewel volledige onthouding effectief kan zijn bij het
doorbreken van gewoonte- of verslavingsgedrag, wordt het vaak als intensief ervaren door gebruikers
(Brailovskaia et al., 2020).
, Een interventie gericht op het aanleren van gewenst gedrag lijkt een effectief alternatief (He & Luo,
2017). Recente literatuur wijst op het belang van zogenaamde ‘sweet spot’-interventies. ‘Sweet spot’-
interventies richten zich op het vinden van een gebalanceerd gebruik (He & Luo, 2017; Radtke et al., 2022). De
sweet spot verwijst naar het punt waarop de gebruiker de voordelen van de smartphone ervaart zonder last te
hebben van nadelige gevolgen. Een recent veldexperiment van Brailovskaia et al. (2023) ondersteunt de waarde
van ‘sweet spot’-interventies: in vergelijking met volledige onthouding had een interventie gericht op het
verminderen van smartphonegebruik meer en langduriger positieve effecten op het psychologisch en fysiek
welzijn, evenals op het zelfgerapporteerde smartphonegebruik van gebruikers die gemotiveerd zijn om het
gebruik te verminderen.
De bevindingen van Brailovskaia et al. (2023) zijn veelbelovend en vormen een uitgangspunt om de
huidige inzichten te verfijnen. Het onderzoek dat we in dit artikel beschrijven, draagt bij aan de huidige literatuur
door zich te richten op een aantal verdiepende aspecten. Ten eerste is het onduidelijk hoe effectief de ‘sweet-
spot’-interventie en de onthoudingsinterventie zijn in het veranderen van het (onbewuste) gewoontegedrag van
de gebruiker na afloop van de interventie. Door specifiek te kijken naar gewoontegedrag kunnen we inzicht
krijgen in het mogelijke proces van gedragsverandering.
Daarnaast is het de vraag of smartphonegebruik voldoende effectief veranderd kan worden als de
interventie zich niet ook richt op het verminderen van digitaal gebruik in het algemeen. Veel interventies laten
ruimte om smartphonegebruik deels te vervangen door alternatieve digitale apparatuur, zoals laptops, tablets of
gamecomputers (Brailovskaia et al., 2023; Meier & Reinecke, 2020; Radtke et al., 2022). Om effectieve
interventies te ontwikkelen is het noodzakelijk om te bepalen of het voldoende is om deze alleen te richten op
het smartphonegebruik of dat ook de bredere digitale omgeving moet worden meegenomen om gewoontes te
doorbreken. In de huidige studie onderzoeken we daarom of het gebruik van dergelijke alternatieve digitale
apparatuur het effect van een interventie gericht op smartphonegebruik versterkt of verzwakt. Om die reden
manipuleren we in dit onderzoek niet alleen het gebruik van smartphones, maar ook het gebruik van alternatieve
digitale apparatuur. Daarmee kan worden verduidelijkt of gewoontegebruik van de smartphone effectief
veranderd kan worden zonder ook het digitaal gebruik in het algemeen aan te pakken.
Ten slotte verschillen mensen in hoe gemakkelijk ze gewoontegedrag kunnen doorbreken. Het
persoonlijkheidskenmerk zelfcontrole lijkt nauw samen te hangen met gewoontegedrag. Een gebrek aan
zelfcontrole hangt samen met het willen vervullen van korte-termijn behoeftes in plaats van lange-termijn
doelen en met gewoontegedrag dat zonder inspanning gebeurt (Baumeister et al., 2007). Zo blijkt uit onderzoek
dat zelfcontrole negatief samenhangt met het aanhouden van ongezond gewoontegedrag, zoals het eten van
ongezonde snacks (Adriaanse et al., 2014) en positief samenhangt met het aanhouden van gezond
gewoontegedrag, zoals sporten (Gillebaart & Adriaanse, 2017). Het is aannemelijk dat zelfcontrole ook een rol
speelt bij het in stand houden van gewoontegedrag omtrent smartphonegebruik. Om de effecten van de
interventie nauwkeuriger te kunnen bepalen is het belangrijk om rekening te houden met individuele verschillen
in zelfcontrole.