OWG acute zorg ziektebeelden
Week 1 Hartinfarct (myocardinfarct)
1. Welk (deel van een) orgaansysteem is door de aandoening ‘getroffen?’
De tractus circulatorius wordt getroffen door een hartinfarct. Deel van hartspier sterft af
door te weinig of geen zuurstof toevoer.
2. Wat zijn de normale functies van het aangedane (deel van het) orgaansysteem?
In het hart vindt prikkelgeleiding plaats, zodat de hartspier zich ritmisch samentrekt.
De hartspier speelt een rol in de kleine en grote circulatie.
De kleine circulatie is de longcirculatie. Vanuit de rechterventrikel wordt zuurstofarm bloed
via de arteriae pulmonales naar de longen vervoerd. De longarteriën zijn de enige arteriën
die zuurstofarm bloed vervoeren. In de longblaasjes wordt zuurstof opgenomen in het
bloed. Het zuurstofrijke bloed wordt vervolgens door de venae pulmonales naar het
linkeratrium vervoerd.
De grote circulatie is de lichaamscirculatie. Zuurstofrijk bloed wordt vanuit de linkerventrikel
via de aorta en de arteriën naar alle delen van het lichaam gepompt. De venen brengen het
zuurstofarme bloed uit de weefsels via de vena cava inferior en vena cava superior weer
terug naar het rechteratrium.
3. In wel opzicht verschilt de bouw van het aangedane orgaansysteem van de bouw van
het gezonde orgaansysteem? (dat wil zeggen: bepaal het pathofysiologisch substraat
van het ziektebeeld)
Bij het deel waar het infarct zich voordoet, wordt het spierweefsel (myocard) niet meer
voorzien van zuurstof, waardoor het spierweefsel zal afsterven.
De hartspier kan door zuurstoftekort niet meer voldoende samentrekken en dit kan gevolgen
hebben voor het rondpompen van het bloed (pompfunctie).
De oorzaak van een myocardinfarct is vaak atherosclerose (slagaderverkalking): de
kransslagaders vernauwen door een opeenhoping van cholesterol, kalk en klontertjes van
bloedplaatjes (plaque). Als in de plaque een scheurtje ontstaat, kan het bloed er niet meer
goed langs. Het gaat in reactie hierop stollen. Hierdoor ontstaat een stolsel dat een
kransslagader of een zijtak ervan plotseling helemaal kan afsluiten, waardoor een deel van
het hartweefsel geen bloed meer ontvangt.
Verminderde of opgeheven bloedtoevoer -> zuurstofgebrek en gebrek aan brandstoffen ->
cel- en weefselbeschadiging en cel- en weefselversterf (necrose). Hoe langer de afsluiting
duurt, hoe meer schade de hartspier oploopt.
4. Wat is de oorzaak van het disfunctioneren van het betreffende orgaansysteem?
Ontstaan acuut hartinfarct
Slagaderverkalking hoeft niet ernstig te zijn. Er ontstaat pas een gevaarlijke situatie als de
beschermlaag van zo’n plaque plotseling openscheurt. De wond die ontstaat wordt, net zoals
,bij elke wond, zo snel mogelijk gedicht. Hierbij ontstaat een bloedprop. Deze bloedprop kan
de kransslagader plotseling [bijna] volledig afsluiten. Als dit de bloedtoevoer in een
kransslagader helemaal afsluit, zal dit een hartinfarct veroorzaken. De bloedprop kan ook
losschieten en verderop in het bloedvat een afsluiting veroorzaken. Het gebied achter de
afsluiting krijgt dan niet genoeg zuurstof. Hierdoor loopt het hart mogelijk schade op.
Vaak lijkt een hartinfarct plotseling te ontstaan. In werkelijkheid gaat hier een lang proces
aan vooraf. Een acute afsluiting van de kransslagader ontstaat meestal op een plek waar de
vaatwand al is beschadigd door atherosclerose (slagaderverkalking].
5. Welke functieverandering kan je daaruit afleiden? (dat wil zeggen: bepaal de
pathofysiologie van het ziektebeeld)
In de eerste dagen is er een risico op complicaties (problemen met bijvoorbeeld uw hart).
Daarom blijft u de eerste dagen nog in het ziekenhuis zodat de verpleging en de arts uw
hartritme in de gaten kunnen houden. Als er dan problemen ontstaan met uw hart, kan de
arts snel ingrijpen. De meest voorkomende problemen zijn hartritmestoornissen en
hartfalen.
De pompfunctie en het prikkelgeleidingssysteem van het hart kunnen worden aangetast
door de vorming van littekenweefsel in de hartspier.
6. Hoe kunnen de klachten en symptomen van het ziektebeeld vanuit de gegevens bij 2,
3 en 4 verklaard worden?
De symptomen zijn:
Heftig drukkende pijn op de borst. Deze kan uitstralen naar de kaken, armen en de rug en
kan uren duren. De pijn gaat vaak gepaard met zweten, misselijkheid en angst. Deze pijn kan
uitstralen naar bovenarmen, hals, kaak, rug en maagstreek en dit kan samengaan met
zweten, misselijkheid of braken.
Angina Pectoris (hartkramp) is de pijn die u krijgt als een deel van de hartspier minder
zuurstof krijgt dan nodig is. Dit zuurstofgebrek ontstaat meestal door een vernauwing van de
kransslagaders van het hart.
Bij vrouwen, oudere patiënten en mensen met diabetes mellitus zijn de symptomen minder
duidelijk. Bij deze groepen gaat het vaak om één of meer van de volgende klachten:
- Pijn in de bovenbuik, kaak, nek of rug
- Pijn tussen de schouderbladen
- Kortademigheid
- Extreme moeheid
- Duizeligheid
- Onrustig gevoel, angst en snelle ademhaling
- Misselijkheid of braken
Neem uw klachten serieus. Als ze langer dan 5 minuten duren, bel 112.
7. Welke onderzoeken kan een arts (laten) verrichten om – uitgaande van de klachten
van een patiënt – de afwijkingen op het spoort te komen?
, - ECG (hartfilmpje) -> onderzoek naar de elektrische werking van het hart
- Bloedonderzoek
- Echocardiografie -> Bij een echo van het hart maken we met behulp van
hoogfrequente geluidsgolven afbeeldingen van het hart. Op een beeldscherm kijken
we naar de bewegingen van de hartspier, de kamers, de boezems en de kleppen van
het hart. Hiervan worden foto’s, filmpjes en berekeningen gemaakt.
- Hartkatheterisatie -> onderzoek om vernauwingen of verstopping in de kransslagader
op te sporen.
- Inspanningsonderzoek -> doorbloeding van de hartspier bij inspanning
- MRI -> delen van het lichaam in beeld brengen door magnetische technieken.
8. Wat zullen de bevindingen zijn bij deze onderzoeken?
Op een ECG is een acuut hartinfarct te herkennen aan een afwijking in het lijnstukje tussen
het QRS-complex en de T-top, ofwel het ST-segment. Dit lijnstukje is tijdens een hartinfarct
hoger dan normaal.
Een stijging in de troponineconcentratie is kenmerkend voor een acuut myocardinfarct.
9. Welke maatregelen kunnen genomen worden om de klachten tegen te gaan? (dat wil
zeggen: welke therapie kan er met behulp van bijvoorbeeld leefregels, medicijnen of
ingrepen toegepast worden?)
- Medicatie: ACE-remmers, bètablokkers, bloedverdunners en cholesterolverlagende
medicatie.
- Dotterbehandeling: ernstige vernauwing in de krasslagader weer openen.
- Bypass operatie: omleiding langs vernauwde of afgesloten bloedvaten van de
kransslagader.
- Hartrevalidatie: revalidatie traject na een hartinfarct.
10. Bij de mogelijkheid tot het inzetten van medicatie: werk van 3 medicijnen de
indicaties, contra-indicaties en belangrijkste bijwerkingen uit.
Metoprolol: is een bètablokker. Het verlaagt de hartslag en hierbij ook de bloeddruk.
Mogelijke bijwerkingen zijn: vermoeidheid (10 tot 30%), duizeligheid, maagdarmklachten,
hoofdpijn, koude handen en voeten, hartkloppingen en kortademigheid (1 tot 10%)
Indicaties:
- Oraal
- Hypertensie bij volwassenen en kinderen van 6–18 jaar.
- Onderhoudsbehandeling van angina pectoris.
- Hartritmestoornissen zoals supraventriculaire tachycardie, verhoogde ventriculaire
frequentie bij atriumfibrilleren en ventriculaire extrasystole.
- Na een myocardinfarct, indien veel kans aanwezig is dat re-infarcering of plotselinge
dood optreedt (o.a. groot infarct, ernstige vroege aritmieën).
- Mild tot ernstig chronisch hartfalen (NYHA-klasse II–IV) met verminderde systolische
ventrikelfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) als aanvulling op ACE-remmers, diuretica en