Materieel Strafrecht samenvatni tentamens
HC1 inleidini bijzondere delicten
2.1.2. Het hof heef bewezenverklaard dat: hij in de periode van 24 juli 2012 tot en met 27 juli 2012
in Nederland openlijk tentoon heef iesteld op zijn website ienaamd www.[...].nl de voliende
tekst: "Liquidate Rute dreiit. In de krinien van de redacte van [...].nl wordt openlijk over de
dood van Mark Rute iesproken. Hoewel eiienrichtni afiekeurd moet worden, is de
standrechtelijke execute van Mark Rute misschien wel de verstandiiste beslissini. Hoe anders
kan worden voorkomen dat Rute zich na de verkiezinien van 12 september 2012 voldoende
iesteund voelt om de voliende ladini kansloze asielzoekers te verwelkomen en zo ons land kapot
maakt", zijnde een ieschrif waarin tot enii strafaar feit of tot iewelddadii optreden teien het
openbaar iezai wordt opieruid en waarvan hij ernstie reden had om te vermoeden dat in dit
ieschrif zodaniie opruiini voorkwam.
2.1.3. Deze bewezenverklarini steunt op de voliende bewijsmiddelen: a. de verklarini van de
verdachte ter terechtzitni in hoier beroep, voor zover inhoudende: "Ik heb op 24 juli 2012 de in
de tenlasteleiiini opienomen tekst ieplaatst op de aliemeen toeiankelijke website www.[...].nl.
Het is juist dat ik in 2011 ook al eens ben veroordeeld voor bedreiiini van Rute."
b. een uitdraai van de tekst zoals deze op 24 juli 2012 op de internetsite www.[...].nl is ieplaatst:
"Liquidate Rute dreiit. In de krinien van de redacte van www.[...].nl wordt openlijk over de
dood van Mark Rute iesproken. Hoewel eiienrichtni afiekeurd moet worden, is de
standrechtelijke execute van Mark Rute misschien wel de verstandiiste beslissini. Hoe anders
kan worden voorkomen dat Rute zich na de verkiezinien van 12 september 2012 voldoende
iesteund voelt om de voliende ladini kansloze asielzoekers te verwelkomen en zo ons land kapot
maakt."
c. een proces-verbaal van polite, voor zover inhoudende als verklarini van [betrokkene 1]: "Ik
werk als beveiliiinisambtenaar op het Ministerie van Aliemene Zaken te 's-Gravenhaie. In deze
functe ben ik door minister-president Rute iemachtid tot het doen van aaniife. 4 Een persoon
[verdachte] heef op zijn website www.[...].nl de voliende tekst ieplaatst: zie bewijsmiddel b. De
minister-president voelt zich door dit bericht ernsti bedreiid. Daarbij komt het feit dat
[verdachte] al meerdere malen uitnien heef iedaan in de richtni van Rute. Dit waren uitnien
ielijkend op het bovenstaande bericht."
4. Beoordelini van het tweede middel
4.1. Het middel klaait over de motverini van hetieen is bewezenverklaard.
4.2. De tenlasteleiiini en de bewezenverklarini zijn toeiesneden op art. 132, eerste lid, Sr: "Hij
die een ieschrif of afeeldini waarin tot enii strafaar feit of tot iewelddadii optreden teien het
openbaar iezai wordt opieruid, …, openlijk tentoonstelt …, wordt, indien hij weet of ernstie
reden heef te vermoeden dat in het ieschrif of de afeeldini zodaniie opruiini voorkomt,
iestraf met ievanienisstraf van ten hooiste drie jaren of ieldboete van de vierde cateiorie."
4.3. Het middel behelst de klacht dat uit de iebeziide bewijsmiddelen niet zonder meer kan volien
"dat de standrechtelijke execute van M. Rute op irond van de aliemene ervarini of onder
bepaalde ieieven omstandiiheden redelijkerwijze waarschijnlijk te achten is". …”
Vraai 4 Heef het cassatemiddel kans van slaien?
Het middel gaat ervan uit dat voor een veroordeling ter zake van het delict van art. 132, eerste lid, Sr
is vereist dat komt vast te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafaar eit o
,het gewelddadig optreden – in casu de execute van Rute zal plaatsvinden. Die opvatng is onjuist.
Voor strafaarheid/bewezenverklaring is voldoende dat een opruiend geschrif ten toon wordt
gesteld. Dat is het geval. Meer is niet vereist, dus ook niet enig concreet gevaar voor ‘executee.
het waarschijnlijk is, dus o er gevaar bestaat dat het eit waartoe wordt opgeruid ook wordt
gepleegd, is irrelevant. Het gaat in andere woorden om een abstract ievaarzetnisdelict
Vraai 4 (3 punten)
Wat bedoelt Machielse hiermee? Met andere woorden: waarom zou de
rechtvaardiiinisirond ‘ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid’ juist in het
ordeninisrecht – en dus kennelijk niet (of minder) in het klassieke strafrecht – van belani
zijn?
Antwoord:
Ten eerste komt ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (hierna: ovmw) als
rechtvaardigingsgrond pas in beeld indien de krenking o concrete gevaarzetng van het rechtsgoed
géén bestanddeel is. Is het dat namelijk wel, dan zal, indien de gedraging het rechtsgoed juist dient,
de delictsomschrijving al niet vervuld zijn en bestaat dus geen behoefe aan ovmw als
rechtvaardigingsgrond. In het klassieke stra recht is bij veel delicten de krenking o gevaarzetng een
bestanddeel en is die behoefe er dus niet. En waar dat niet het geval is, terwijl de gedraging het
rechtsgoed dient, kan de rechter vaak door createve (restricteve) interpretate van de
delictsbestanddelen de gedraging buiten het bereik van de delictsomschrijving houden (denk aan
kraken en huisvredebreuk) – ook dan bestaat dus geen behoefe aan ovmw. In het ordeningsrecht
gaat het daarentegen veelal om abstracte gevaarzetngsdelicten. Voor strafaarheid is niet nodig dat
het rechtsgoed gekrenkt o (concreet) in gevaar is gebracht; de enkele gedraging is strafaar.
Ten tweede is in het ordeninisrecht, anders dan in het klassieke stra recht, veel minder ruimte voor
de genoemde createve interpretate van de delictsbestanddelen. Dat hangt samen met het vaak
technische karakter van het ordeningsrecht. Dan is er voor de rechter doorgaans geen ruimte om
‘create e te interpreteren zodanig dat gedragingen die het achterliggende rechtsgoed juist dienen,
erbuiten te houden. Beide actoren maken dat in het ordeningsrecht zich gemakkelijker dan in het
klassieke stra recht de situate voor kan doen dat een gedraging, hoewel strafaar gesteld, toch het
achterliggende rechtsgoed (milieu, eerlijke concurrente, volksgezondheid enz.) dient. En dan komt –
in theorie althans ovmw als rechtvaardigingsgrond in beeld. Daarmee is overigens niet gezegd dat
een beroep hierop snel kans van slagen heef.
Art. 157 onder 2˚ Sr bedreiit straf teien deiene die opzetelijk brand stcht indien daarvan
levensievaar voor een ander te duchten is. Stellini: “Van zulk te duchten levensievaar is in
beiinsel ieen sprake indien brand is iestcht in een wonini terwijl ieen mensen in de wonini
aanwezii zijn.”
Vraai 2b Is deze stellini juist?
Antwoord:
Dat is juist. Volgens de Hoge Raad (arrest Gevaar te duchten) is er sprake van te duchten
levensgevaar indien dat levensgevaar ten tjde van de brandstchtng naar algemene ervaringsregels
voorzienbaar is. En die voorzienbaarheid is er niet, althans in de regel niet, indien de bewoner(s) zich
ten tjde van de brandstchtng niet in de woning bevond(en). N.B. Antwoord moet gemotveerd
worden met de ‘voorzienbaarheide. nvoldoende is een verwijzing naar ‘algemene ervaringsregelse
omdat duidelijk moet zijn waar die regels betrekking op hebben (namelijk de voorzienbaarheid).
,HC2 Samenloop en ieneralis/specialis
Bianca is alleenstaande moeder en verwaarloost haar tweejariie dochtertje Kaylin. Kaylin wordt
vaak uren achtereen achterielaten in haar slaapkamer met alleen een bed en een paar
speelioedknuffels. Ook krijit Kaylin te weinii eten en drinken, waardoor zij ondervoed raakt. Op
een middai, wanneer Bianca enkele uren bij een vriendin op bezoek is, raakt de alleen ielaten
Kaylin haar evenwicht kwijt terwijl zij op haar bed staat. Zij valt met haar hoofd hard op de
kamervloer. In het ziekenhuis wordt bij Kaylin hersenletsel ieconstateerd, dat is toe te schrijven
aan de val in combinate met haar zwakke iestel. Bianca wordt vervolid ter zake van (i) art. 255 Sr
en (ii) 308 lid 1 Sr.
Vraai 7 Geef aan van welke vorm van samenloop hier sprake is, inieval de rechtbank komt tot een
bewezenverklarini van beide feiten.
De criteria moeten worden ontleend aan het arrest HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1114,
‘Samenloop ieactualiseerd’: ook wel ‘278 kilo Coke’
1. de overtreden strafepalingen hebben verwante strekkingen, waarbij het enigszins uiteenlopen
van die strekkingen niet aan het aannemen van eendaadse samenloop in de weg hoef te staan;
2. de (deel)gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min o meer op dezel de tjd en
plaats a spelend eitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Deze criteria dienden vervolgens op logische wijze te worden toegepast op de casus (4pt; afrek bij
leemten o onvoldoende scherpe weergave/a wegingen). De casus had bovendien sterke
overeenkomsten met een in de leersto genoemd arrest: HR NJ 1982/592. Daarin was het volgende
aan de orde: verdachte had een voetganger aangereden en zwaar gewond en hulpeloos in de
vrieskou achtergelaten, zodat het aan zijn schuld was te wijten dat die persoon door ernstge
onderkoeling was overleden: art. 7 lid 1 onder b WVW 1994 en art. 307 Sr. HR: hier was terecht
eendaadse samenloop aangenomen. Vanwege de gelijkenis met de casus diende dit voor het
maximum aantal punten onder de aandacht te worden gebracht (1pt).
Theo krijit noi € 1000,-- van Sybren en dreiit hem met heel nare dinien als hij dit ield niet snel
krijit. Sybren besluit, omdat hij ieen ield heef, op criminele wijze het aan Theo terui te betalen
ieldbedrai te bemachtien. Hij weet inderdaad door het misdrijf oplichtni € 1000,-- cash in
handen te krijien. Noi diezelfde dai betaalt hij hiermee zijn schuld aan Theo terui.
Vraai 5bWelke vorm(en) van samenloop is/zijn op dit handelinisieheel van Sybren van
toepassini?
Antwoord:
Eerst oplichtni en eenvoudii witwassen:
Sinds het arrest Samenloop ieactualiseerd (ook wel 278 kilo coke) (HR 20 juni 2017,
ECLI:NL:HR:2017:1114) gelden de volgende criteria voor eendaadse samenloop:
1. de overtreden strafepalingen hebben verwante strekkingen, waarbij het enigszins uiteenlopen
van die strekkingen niet aan het aannemen van eendaadse samenloop in de weg hoef te staan;
2. de (deel)gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min o meer op dezel de tjd en
plaats a spelend eitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Gezien het eerdere arrest Samenloop helini en witwassen (HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:501)
kan aangenomen worden dat hier aan criterium 1 is voldaan. Aan criterium 2 is zonder meer voldaan:
hetzel de eitencomplex. Dus eendaadse samenloop tussen oplichtng en eenvoudig witwassen.
Vervolgens oplichtni/eenvoudii witwassen en witwassen (overdragen van het geld):
mdat er weinig tjd verstrijkt tussen het door oplichtng verwerven/voorhanden hebben en het
vervolgens overdragen van het geld, kan ook hier het aannemen van eendaadse samenloop worden
, verdedigd (‘min o meer op dezel de tjd en plaatse). Zou men vinden dat daarvoor te veel tjd is
verstreken, dan geldt het volgende:
Sinds het arrest Samenloop ieactualiseerd gelden de volgende criteria voor voortiezete handelini:
1. de strafepalingen hebben verwante strekkingen waarbij het enigszins uiteenlopen van die
strekkingen niet aan het aannemen van een voortgezete handeling in de weg hoef te staan;
2. de verschillende elkaar in de tjd opvolgende gedragingen hangen, met één ongeoorloo d
wilsbesluit als grondslag, zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt
wordt gemaakt.
Aan deze criteria is voldaan. Criterium 1: zie hierboven. Criterium 2: Sybren heef besloten op
criminele wijze geld te bemachtgen om Theo daarmee te betalen; dit gedragingencomplex berust
dus op één ongeoorloo d wilsbesluit.
Bij het parlement is een wetsvoorstel aanhaniii dat onder meer in art. 420bis Sr een nieuw
tweede lid wil invoeien, luidende:
‘Indien het witwassen bestaat in het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat
onmiddellijk afomsti is uit enii misdrijf dat de schuldiie heef iepleeid, wordt een
ievanienisstraf van ten hooiste zes maanden opieleid of ieldboete van de vierde cateiorie’.
Stel: Deze bepalini is ten tjde van de vondst van het ield in de wonini van Pieter al in werkini
ietreden. Ook komt vast te staan dat Pieter deze hoeveelheid bankbiljeten bij een door hem
iepleeide bankoverval in handen heef iekreien. Het nieuwe tweede lid van art. 4120bis Sr was
ook op dat moment al in werkini ietreden. De ofcier van justte leit nu aan Pieter cumulatef ten
laste: 1. het misdrijf van art. 312 Sr; 2. het misdrijf van art. 420bis, lid 1 onder b (verwerven en
voorhanden hebben) in verbindini met (het nieuwe) lid 2, Sr. De rechter acht beide onderdelen
van deze tenlasteleiiini bewezen.
Vraai 7 (Welke vorm van samenloop tussen deze beide onderdelen zal de rechter naar uw menini
moeten aannemen?
Antwoord:
Eerst kijken o er eendaadse samenloop is. Daarvoor moet aan 3 cumulateve eisen zijn voldaan. Er is
in deze casus eenheid van tjd en plaats (eis 1), want de handeling van het wegnemen (art. 312 Sr) en
daarmee de gedragingen van het verwerven en voorhanden hebben (art. 420 bis lid 1 onder b Sr)
vallen samen. Aldus hangen tevens deze beide stra rechtelijke aspecten in dit gebeuren nauw samen
(eis 2a): dóór het wegnemen verwerf ieter en krijgt hij voorhanden. De beschermde
rechtsgoederen lopen echter uiteen: vermogenscriminaliteit met een geweldsaspect tegenover
aantastng van de integriteit van het fnancieel en economisch verkeer. Dus niet voldaan aan eis 2b
en geen eendaadse samenloop.
m deze laatste reden (de beschermde rechtsgoederen lopen uiteen) is er ook geen voortgezete
handeling. ok om een tweede reden niet: er is geen opeenvolging van handelingen/gedragingen,
maar deze vinden gelijktjdig plaats. (Wel is er één ongeoorloo d wilsbesluit.)
Dus is er sprake van meerdaadse samenloop.
Niet nodig voor 5 punten:
verigens duurt het voorhanden hebben in de tjd voort, ook thuis (voortdurend delict) en is in
zoverre niet volledig sprake van eenheid van tjd en plaats.
De Hoge Raad heef recent over samenloop van het gronddelict en witwassen – concreter:
bewezenverklaring: 1. heling; 2. (aldus) verwerven en voorhanden hebben – op grond van de
wetsgeschiedenis geoordeeld dat hier de eisen voor eendaadse samenloop en voortgezete
handeling iets minder streng moeten worden gehanteerd.