Hfd 1 Herkennen van culturele diversiteit (= verscheidenheid aan culturen)
Cultuur: iets aangeleerd – sociaal, in de opvoeding, aangeleerd, ook flexibel (bewust/onbewust) aanpassen door
nwe ervaringen op te doen en daarvan te leren; je deelt het met anderen (je kan niet om cultuur heen)
Natuur: aangeboren – biologisch, in de genen, aangeboren
Cultuur staat (deels) tegenover natuur. Vaak is er sprake v beiden. Intelligentie zit deels in genen (natuur), maar kan
ook deels gestimuleerd worden door de omgeving (cultuur)
Definitie van cultuur (neergezet in 3 delen):
1. complex geheel v kennis, geloof, kunst, moraal, wetten, gebruiken en gewoontes …
▪ cultuur = alles → erfgoed, kunst, alledaagse leven, doen en zeggen, echt alles
2. … die door de mens worden verworven …
▪ cultuur = door mensen gemaakt en dus alleen voor mensen (niet voor dieren)
3. … als lid ve samenleving.
▪ Cultuur bestaat alleen in groepsverband, binnen een samenleving; het wordt samen gemaakt
Waarden en normen:
Waarde: ideaal/principe dat u belangrijk vindt in het leven en nastreeft
vb: eerlijkheid, betrouwbaarheid, openheid, gelijkheid, respect, vreugde, (levens)kracht, kalmte, genot,
onbevreesd, bescheidenheid, professionaliteit, rechtvaardigheid, vrijheid, toewijding, zuinigheid,
verbondenheid, vrijgevigheid, macht
Norm: zelfopgelegde regel die voorschrijft hoe mensen zich behoren te gedragen → voort uit gestelde waarden
vb: niet liegen (eerlijkheid), vindt een trap tijdens een aardbeving (veiligheid); Je moet lekker gewoon blijven.
Je moet zelf iets van het leven maken, je moet het leven zo veel mogelijk ten volle leven. Je hoeft niet bang
te zijn voor de dood. Je moet sterk blijven tot het einde. Na de dood volgt het hemelse paradijs; Je moet
sterk zijn, je moet strijden tegen onrechtvaardigheid)
Waarden zijn de dingen die we belangrijk vinden, normen zijn de manieren waarop we die waarden naleven → ze
zijn voor iedereen anders.
Kenmerken waarden:
1. veelal persoonlijk
2. sociaal en cultureel bepaald (vb naastenliefde in christ. gemeenschap; respect/gehoorzaamheid in leger)
3. hangen samen met goed en slecht en wat als waardevol wordt gezien in bepaalde cultuur
Kenmerken normen:
1. sociaal en cultureel bepaald (vb hard boeren in China na eten → eten heeft gesmaakt; in NL onbeleefd)
2. normen zijn vaak onuitgesproken (vb hoe te gedragen tijdens een lunch, wat dragen tijdens een
bedrijfsfeest)
3. geldende norm kan in andere landen niet gelden (vb wel handen schudden in NL, maar niet in Japan)
Mijn held! – kenmerken:
1. bijzonder → niet zoals iedereen
2. zelfstandig overtreffend → hij/zij bereikt iets en gaat verder dan normaal
3. bemind (vb moreel) → hij/zij is geliefd, maakt u emotioneel
4. versterkend → hij/zij straalt kracht uit en steekt daarmee anderen aan
5. zelfsturend → staat zijn/haar mannetje
vb:
1. superhelden → Superman, Batman, Hulk
2. alledaagse helden → brandweerman die gezin redt, leerling komt op voor klasgenoot
3. volkshelden (= cultuurhelden) → Robin Hood, Hercules, Che Guevara, Suarez, Boeddha, Confusius
Ontstaan ve held:
1. hij/zij heeft een heldendaad verricht
2. er wordt een verhaal over hem/haar verteld (mondeling/schriftelijk)
Ritueel – kenmerken:
1. formeel → vb: begrafenis → formele plechtigheid om afscheid te nemen ve dierbare
2. gestileerd → vb: begrafenis → opgemaakt met typische symbolen/gedragingen → opgebaard/bloemen
3. zich herhalend → vb: voor elke dierbare wordt een begrafenisritueel gehouden
4. plaats- en tijdgebonden → vb: begrafenis vindt plaats op vooraf gesproken plaats en tijd
5. verbonden met het sociale → vb: vrienden/kennissen/familie komen samen om te rouwen
Rituelen worden vaak uitgevoerd voor speciale gelegenheden (→ begrafenis, huwelijk, verjaardag, meisje → vrouw,
dagelijkse rituelen (ochtendritueel, bidden, inwijdingsritueel)) en gaan gepaard met symbolen.
, Symbool: (non-)verbaal binnen bepaalde cultuur dat betekenis geeft aan iets anders (vb vlaggen, lintjes, tekens,
taal)
Ze verschillen per cultuur, maar kunnen ook in alle culturen terugkomen → tortelduif → symbool oa liefde
vb: roze lintje voor strijd tegen kanker; @ = at, gekleurde vlag → homoseksualiteit; bedrijfslogo/-kleding, taal
Vraag:
1. Hieronder volgt een beschrijving van een Nederlandse verjaardag op de werkplek. Welke rituelen en
symbolen ziet u in deze beschrijving terug?
2. Geef per ritueel een voorbeeld van hoe het ritueel in een andere cultuur dan de Nederlandse zou kunnen
worden aangepakt.
Mark is vandaag jarig. Het is dinsdag en hij werkt vandaag in het ziekenhuis. Zijn collega's weten dat hij jarig is. Ze hebben in de
ochtend de koffiekamer versierd met slingers. In de ochtend geeft iedereen die binnenkomt en Mark ziet, een hand aan Mark. Ze
zeggen daarbij: 'Gefeliciteerd', 'Van harte' of: 'Proficiat.' Om kwart over tien is het koffiepauze. De collega's hebben gezamenlijk
een cadeautje voor Mark gekocht, zoals ze bij iedere verjaardag doen. Mark pakt het cadeau uit. Het is een boekenbon, omdat
Mark zo van boeken houdt. Mark heeft bij de bakker om de hoek voor iedereen een taart gekocht die hij onder de collega's
uitdeelt. Iedereen zit in een kring aan tafel en drinkt een kopje koffie en eet een taartpunt. Ze praten met elkaar over het weer en
over wat Mark vanavond gaat doen. Daarna is het tijd om weer aan het werk te gaan. De rest van de dag hoort Mark niets meer
over zijn verjaardag.
Modeluitwerking vraag 1:
Rituelen:
a) In de ochtend slingers ophangen voor de jarige.
b) Een hand geven en een korte wens ('Gefeliciteerd', 'Van harte' of: 'Proficiat') uiten.
c) Aan de jarige een cadeau presenteren, de jarige pakt het cadeau uit.
d) In de koffiepauze samen koffiedrinken in een kring aan een tafel, over koetjes en kalfjes praten en taart eten die door de
jarige gekocht is.
e) De rest van de dag niet meer met de verjaardag van Mark bezig zijn.
Symbolen: slingers, taart en cadeau
Modeluitwerking vraag 2
a) In de ochtend slingers ophangen voor de jarige.
In de ochtend confetti over de jarige strooien.
In de ochtend water of eigeel over de jarige gooien.
In de ochtend niets doen.
In de ochtend verjaardagsliedjes zingen.
b) Een hand geven en een korte wens (“Gefeliciteerd of Van harte of Proficiat) uiten:
In plaats van een hand geven, een zoen geven of niets doen.
In plaats van een korte wens een lange wens meegeven.
c) Aan de jarige een cadeau presenteren, de jarige pakt het cadeau uit
Geen cadeau geven.
Het cadeau niet in het bijzijn van anderen uitpakken.
d) In de koffiepauze samen koffiedrinken in een kring aan een tafel, over koetjes en kalfjes praten en taart eten die
door de jarige gekocht is
De gasten kopen de taart voor de jarige.
In plaats van taart wordt er warm eten uitgedeeld.
Er wordt geen taart gegeten.
Er wordt geen koffie of iets anders dan koffie gedronken.
e) De rest van de dag niet meer met de verjaardag van Mark bezig zijn.
Mark de hele dag aan zijn verjaardag herinneren.
Taal: drager v cultuur → belangrijkste symbool dat een mens heeft → het is cultuurgebonden
Wij in NL hebben maar een paar woorden voor sneeuw, echter de Sami (volk in Scandinavië) heeft ong. 300 termen
voor sneeuw, omdat zij hier dagelijks mee te maken hebben
Cultuur vormt taal → taal vormt cultuur
Waar bestaat taal uit:
1. woorden
2. klanken
3. intonatie (in China gebruikt men 5 verschillende tonen → 4 verschillende hoogtes en 1 neutrale)
4. gebaren (verschilt per land: in NL is oke een cirkel met duim en wijsvinger; in FR betekent het waardeloos; in
delen v Zuid-Amerika is het een belediging en in Japan is het een manier om te betalen in een restaurant)
5. mimiek
(4 en 5 zijn non-verbaal)