Blok 1
Casus 1.1 Noor
Lichamelijke, psychosociale en maatschappelijke factoren die kunnen leiden tot obesitas:
Lichamelijk; genen die betrokken zijn bij vetopslag in het lichaam. Ook hormonen zoals
schildklier- of bijnierhormonen. Tumoren en hersenletsel kunnen ook voor obesitas zorgen.
Psychosociaal; heftige emoties zoals angst, stress, woede of verveling kunnen een oorzaak
zijn. Ook gepest worden of depressieve gevoelens kunnen meespelen.
Maatschappelijk; om obesitas tegen te gaan is steun van familie en vrienden in lastige
periodes belangrijk, ook het ontwikkelen van een gezonde leefstijl is van belang.
Ziektes die een verhoogde kans hebben te ontstaan bij mensen met obesitas:
- Diabetes Mellitus
- Verhoogt cholesterolgehalte en bloeddruk, die verhoogt het risico weer op hart- en
vaatziekten.
- Bepaalde vormen van kanker.
De behandeling bij obesitas of overgewicht bestaat uit een combinatie van een gezond
voedingspatroon, het verhogen van lichamelijke activiteit en eventueel psychosociale
begeleiding ter ondersteuning.
→ Ontmoedig streng lijnen, het risico op een eetstoornis is dat hoog.
→ Bij kinderen bepaal je samen met de ouders waar prioriteiten liggen.
Diabetes mellitus type 1: Er is een absoluut tekort aan insuline als gevolg van een
auto-immuunziekte van de insuline producerende bètacellen in de pancreas.
Risicofactoren en etiologie
De risicofactoren zijn onduidelijk voor DM1. Er lijkt sprake te zijn van een combinatie van
erfelijke aanleg en omgevingsfactoren zoals virusinfecties die als trigger voor het
immuunsysteem werken.
Pathofysiologie
Het afweersysteem vernietigt de bètacellen van de eilandjes van Langerhans in de
pancreas. Wanneer er zo’n 80% vernietigd is, is er weinig tot geen insuline meer over. De
zorgvrager wordt dan afhankelijk van insuline-injecties. Insuline handhaaft de
glucosehuishouding. Bij een tekort aan insuline, zal de glucosespiegel stijgen en zal een
glucosetekort in de cellen ontstaan. Symptomen worden veroorzaakt door:
Hyperglykemie: een te hoog glucosegehalte, het overschot zal in urine terechtkomen.
Glucose moleculen trekken water aan, daardoor scheiden de nieren en glucose meer water
uit waardoor de urineproductie toeneemt (polyurie). Dit zou kunnen leiden tot dehydratie
waardoor de zorgvrager overmatig dorst krijgt en veel drinkt.
In het ergste geval kan uitdroging leiden tot een hypovolemische shock.
Ketoacidose: verzuring van het bloed. Bij een tekort aan glucose, waardoor lichaamscellen
minder goed functioneren. Hersencellen zijn met hun energie erg afhankelijk van glucose,
daardoor leidt een tekort al snel tot verwardheid. Om toch aan energie te komen gaat het
lichaam vette verbranden, hierdoor treedt gewichtsverlies en een hongergevoel op. Ketonen
zijn een bijproduct van vetverbranding, dit zijn zure stoffen die schadelijk zijn voor
hersencellen. Ketonen leiden tot verzuring van het bloed, de lage pH zorgt voor prikkeling
van het ademcentrum en leidt tot diepere en snellere ademhaling (Kussmaul-ademhaling).
,Een vergevorderde ketoacidose kan in combinatie met een hypovolemische shock leiden tot
een ketoacidotische coma en tot de dood.
Symptomen
Bij DM worden de symptomen aan de ene kant veroorzaakt door hyperglykemie en aan de
andere kant juist door een tekort aan glucose in cellen. Bij een nog niet ontdekte DM1
ontwikkelen de klachten zich in korte tijd. Op voorgrond staan de symptomen die passen bij
hyperglykemie en vetverbranding door glucosetekort:
- Polyurie: te veel plassen
- Polydipsie: extreem dorstig
- Een droge mond en tong
- Snel gewichtsverlies
- Vermoeidheid en algehele malaise
- Geïrriteerd zijn
Indien er sprake is van ernstige ontregeling en ketoacidose:
- Tekenen van dehydratie: droge slijmvliezen en huid en ingevallen ogen
- Tekenen van hypovolemische shock: tachycardie, hypotensie
- Tekenen van ketoacidose: snelle en diepe ademhaling, misselijk, acetongeur in adem
- Een verminderd bewustzijn tot coma als gevolg van shock of ketoacidose
Diagnostiek
Anamnese en lichamelijk onderzoek zijn gericht op symptomen en vitale functies. De
diagnose wordt gesteld door het bepalen van het glucosegehalte in het bloedplasma.
Meestal gebeurt dit met een vingerprik. De diagnostische criteria voor DM:
- Twee nuchtere plasmaglucose waarde gelijk aan 7mmol/l of > op twee verschillende dagen
- 1 nuchtere plasmaglucose waarde gelijk aan 7mmol/l of > in combi met hyperglykemie
- 1 niet-nuchtere plasmaglucose waarde gelijk aan 11,1 mmol/l of > in combi met symptomen
Behandeling
DM1 is ongeneeslijk, de zorgvrager moet levenslang insuline toedienen via een subcutane
injectie. Veel zorgvragers hebben een continue insulinepomp en een subcutane sensor
waarmee het glucosegehalte wordt afgelezen met een app. De pomp geeft een continue
basis hoeveelheid insuline af en bij maaltijden wordt er extra insuline bijgegeven.
Naast medicamenteuze behandelingen is het ook van belang dat de zorgvrager voldoende
beweegt en goed eet.
Prognose
De levensverwachting is gemiddeld 10 jaar korter. Goede regulatie van het glucosegehalte
zorgt op lange termijn voor minder complicaties.
Preventie
Het is onbekend hoe DM1 kan worden voorkomen.
Diabetes Mellitus type 2: lichaamscellen raken steeds resistenter voor insuline en in veel
gevallen is er ook sprake van een verminderde productie. We spreken van een relatief tekort
aan insuline.
Risicofactoren
- Hogere leeftijd (45+)
- Erfelijk aangelegd
- Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst
- Leefstijlfactoren; overgewicht, lichamelijke inactiviteit, veel verzadigde vetten, roken
,- Zwangerschapsdiabetes hebben doorgemaakt
- Hypertensie en/of hypercholesterolemie
- Bepaalde medicatie
Etiologie
Hoe DM2 ontstaat is nog niet geheel opgehelderd. De combinatie van erfelijke factoren en
leefstijlfactoren zorgen voor het ontstaan van insulineresistentie. Veroudering zorgt voor een
verminderde insulineproductie in de bètacellen van de pancreas. DM2 is vaak onderdeel van
het metabool syndroom, een combinatie van insuline resistentie, centrale obesitas,
hypertensie en verstoorde cholesterolwaarden. Het metabool syndroom leidt tot een
verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Pathofysiologie
Bij insulineresistentie worden lichaamscellen steeds minder gevoelig voor insuline, hierdoor
kunnen de cellen minder glucose opnemen. Het bloedglucosegehalte wordt hoger. Dit
proces verloopt vaak jaren zonder klachten. Uiteindelijk kan het lichaam niet meer
voldoende insuline produceren om aan de verhoogde insulinebehoefte te voldoen en treedt
er een blijvende hyperglykemie op. Bij DM2 treedt zelden ketoacidose op, omdat er geen
absoluut tekort is en er dus geen vetverbranding nodig is.
Symptomen
De klachten ontwikkelen zich geleidelijk. De typische klachten van hyperglykemie, polyurie
en polydipsie, treden niet vaak op de voorgrond. Symptomen die optreden bij chronische
hyperglykemie:
- Symptomen van infectie
- Vertraagde wondgenezing
- Tintelingen of doof gevoel in handen en voeten
Bij ernstige ontregeling van DM2:
- Tekenen van dehydratie
- Tekenen van hypovolemische shock
- Neurologische klachten: verwardheid, coma, duizeligheid
Diagnostiek
Berust op het bepalen van de bloedglucosewaarde. Als de diagnose DM2 gesteld wordt, kan
er al sprake zijn van langetermijn complicaties. Bij risico-inventarisatie van deze complicaties
moeten er andere dingen gemeten en onderzocht worden:
- BMI
- Bloeddrukmeting
- Voetonderzoek
- Bloedonderzoek
- Urineonderzoek
- Fundoscopie
Behandeling
Zorgvragers met DM2 hoeven alleen het glucosegehalte te meten bij alarmsymptomen. Ook
bij deze groep zorgvrager zijn leefstijlaanpassingen van belang zoals afvallen, gezonde
voeding, meer bewegen en stoppen met roken. DM2 kan worden behandeld met orale
antidiabetica die de glucosespiegel verlagen.
, Preventie
Leefstijlaanpassingen kunnen DM2 voorkomen. Net als bij DM1 wordt de kans op lange
termijn complicaties kleiner door een goede regulatie van de bloedglucosespiegel.
Complicaties bij Diabetes Mellitus
Korte termijn:
- Hypoglykemie, treedt op als er in verhouding te veel insuline is toegediend, terwijl er weinig
glucose beschikbaar is door een verminderde intake of verhoogd gebruik van glucose.
- Hyperglykemie, treedt op als er in verhouding te weinig insuline wordt toegediend, terwijl er
veel glucose beschikbaar is.
- Ketoacidose, treedt op wanneer er ernstige hyperglykemie aanwezig is die onvoldoende
behandeld wordt. Er is ook kans op een ketoacidotisch coma.
→ Dit wordt alleen bij DM1 gezien.
Lange termijn:
- Hart- en vaatziekten (door hoge bloeddruk)
→ Macro-angiopathie, in grotere arteriën leidt een hoge glucosespiegel tot een toename
van plaquevorming.
→ Micro-angiopathie, in kleine vaten leidt een hoge glucosespiegel tot verdikking en
lekkage, hierdoor vermindert de bloedtoevoer naar weefsels. Dit kan gevolgen hebben
voor het zicht, de nieren en hoeveelheid kracht.
- Diabetische voet ontstaat door vaatlijden. Wonden genezen slecht en er is een verhoogd
risico op infecties. Door verminderd gevoel kan het letsel makkelijk verergeren omdat
iemand bijvoorbeeld niet voelt dat een schoen verkeerd zit.
Tijdens een infectie is er vaak ontregeling van de bloedglucosewaarde en moeten deze extra
worden gecontroleerd. Koorts, braken, diarree en minder inname van medicatie dragen bij
aan de ontregeling.
Cortisol regelt de aanmaak van glucose. Een verhoogde cortisolspiegel ontstaat door stress.
De cortisol zal steeds weer een seintje geven dat het glycogeen omgezet moet worden naar
glucose. Dit zorgt voor een verhoogde glucosespiegel.
Corticosteroïden remmen de opname van glucose, daardoor blijft de glucose in het bloed
circuleren en stijgt de glucosespiegel en de insulinebehoefte.
Er zijn verschillende groepen insuline
Kortwerkende insulines;
Begint binnen 30 tot 60 minuten te werken en werkt 8 uur lang.
Middellangwerkende en langwerkende insuline;
Begint binnen 1 tot 2 uur te werken en werkt 16 tot 35 uur lang.
Bifasische insuline;
Een combinatie van middellangwerkende en kortwerkende insuline, deze begint snel te
werken maar heeft ook langdurig effect.
Er zijn ook verschillende oraal werkende antidiabetica:
Metformine
Vermindert de synthese van glucose in de lever en vergroot de opname in de cellen, dit kan
alleen als de pancreas nog enigszins insuline produceert.