Hofcultuur (1400-1750)
Hoofdstuk 1: Inleiding op de hofcultuur
Renaissance
Wat gaat eraan vooraf?
- Middeleeuwen
o Geloof staan centraal
o Goed leven hemel
Zondig leven hel
o Alles verklaard vanuit het geloof
- Strak keurslijf komt verzet op en er komt dus verandering
- Kruistochten naar Midden-Oosten geschriften klassieke oudheid worden gevonden
- Ontdekkingsreizen dus de wereld word groter
Handel, kaarten, andere producten, wetenschappelijke ontdekkingen
Macht middeleeuwen: ligt bij de katholieke kerk, heel rijk
Macht renaissance: komt bij de elite
Er komt kritiek op de katholieke kerk. De kerk verdiende veel geld aan aflatenhandel en was heel
materialistisch. Er ontstonden hervormingsbewegingen/reformatie Luther & Calvijn.
Luther: 95 stellingen tegen afaten, kerk terug naar basis brengen reformatie.
Calvijn: voorbestemd naar hemel of niet.
Milaan – Venetië – Genua – Florence
Welvarende steden door handel, Noord-Italië is het handelsknooppunt tussen Europa en Azië.
Rijkdom lag bij de elite, levensgenieters oligarchie.
Kunst/letteren
Stijl
Etiquette
- Visie op opvoeding/onderwijs verandert
- Aandacht voor individu in samenleving, men moet actief deelnemen aan maatschappij
- De Bijbel komt meer op de achtergrond
Nastreven van luxe niet meer verwerpelijk
Humanisme
- Humanus = menselijk (Latijn)
- Intellectuele, literaire en wetenschappelijke beweging vanaf de 14 e eeuw, zetten
verandering in gang. Komt op in Italië. Door kruistochten komen ze in aanraking met
klassieke literatuur.
o Vertalen en bestuderen teksten uit de oudheid, andere middeleeuwers hadden
dit niet goed gedaan. nadruk op klassieken en menselijke kennis.
o Mening vormen buiten de kerk, zelf denken en samen leven.
- Waarden: individualisme, onderwijs is belangrijk, kritisch, tolerantie, vrijheid
- Streven naar een brede opleiding en kennisvermeerdering, dit leid tot deugdzaam leven
- Richten hun aandacht op de klassieken, middeleeuwen zijn onderontwikkeld en gericht
op het hiernamaals.
,Rond 1450 werd boekdrukkunst uitgevonden: boeken konden sneller worden verspreid
Hoofdstuk 2: Het hof en de hoveling
Het hof en de hoveling
3e eeuw Romeinse Rijk valt uiteen tijd van oorlog met plunderende stammen.
Periode van rust, zonder centraal gezag. De macht lag bij lokale krijgsadel (onderdanen van de vorst).
De krijgsadel (hertog, graaf, markies, heer) kregen land te leen in ruil voor militaire diensten. Zoons
werden opgeleid tot ridder zodat ze het land over konden nemen. Trouwen gaat vooral om
strategische banden leggen, niet liefde hoofse liefde.
Een geschikte partner vinden duurde lang en dus ging alle aandacht naar de vrouw van de heer. Dit is
de bron van ontwikkeling van hoffelijk gedrag.
Esprit: met een achteloosheid allerlei vaardigheden uitstekend beheersen en tentoonstellen alsof het
vanzelfsprekend is. Men is ad rem en heeft gevoel voor humor.
Hoffelijk gedrag – ideale hoveling
- Hobby’s: musiceren, dansen, zingen, paardrijden, vechten en jagen
- Kennis van: rechtspraak, klassieken, wetenschap en kunst
- Eer boven moet
- Moeiteloos ogen, niet laten leiden door emoties
Alles is in dienst van de vorst
Een man die zich weet te beheersen
Grote hoven
- Naast vorsten waren er ook adellijke families
- Aan het hof worden mensen ingehuurd: wetenschappers, musici, schilders, architecten,
beeldhouwers en schrijver hovelingen.
- Uiterlijk vertoon is belangrijk, je hebt concurrentie
- Gonzaga, De’ Medici niet humanistisch
Macchiavelli voorstander humanisme, ideaal is republiek die willekeur uitsluit en gelijkheid
garandeert. Hij wil weer een vorst
Rome Paus is staatshoofd. Leden uit hertogelijke Italiaanse hoven worden Paus. Het geld voor het
hofleven werd gefinancierd door het verkoop van aflaten.
Frankrijk Lodewijk XIV staatshoofd. Hij noemde zichzelf de zonnekoning en staat voor absolutisme.
Engeland Het huis van Tudor was aan de macht, het is een dynastie.
De hoven speelde een grote rol in ontwikkeling van cultuur. Om te laten zien dat je rijk en machtig
was, moest je een heel leger van hofkunstenaars in dienst hebben. Ook werden er banketten gegeven
met dans en zang ze gebruikte cultuur om andere vorsten te imponeren
In de late middeleeuwen zijn gilden machtig geworden en laten palazzo ’s bouwen, de kerk verzameld
veel werelds bezit en macht.
, Hoofdstuk 3: De erfenis van de klassieken
Erfenis van de klassieken
Klassieke oudheid: Grieken en Romeinen
Filosofen:
Plato: Zuivere schoonheid: geometrie, cirkel, recht
Schoonheid: geen imitatie van de werkelijkheid maar een abstractie
Wijst realistische kunst af, verstand/hemelse
Aristoteles: kunst: kopie van de natuur (natuur als leermeester)
Gevoel/aardse
Griekse mythologie
- Oorsprong van het bestaan van de mens
- Ontstaansgeschiedenis van de wereld, kosmos en wisselende seizoenen
- Goden en helden – goed en kwaad
Romeinse mythologie was hierop geïnspireerd
Goden worden gekoppeld aan eigenschappen
De Romeinse staat kent een centraal gezag, de keizer is de machtigste man. In familiekringen werd de
oudste geëerd. De staatskunst is vooral propaganda om de keizer en wereldheerschappij van het
Romeinse Rijk te verheelijken.
Beeldende kunst
Kenmerken wetenschap in kunst: mensen lezen, wereldbollen, discussie, passers.
Griekse beeldhouwkunst
Mens staat centraal
Van star naar beweeglijk
o Beelden waren star omdat mensen geen tussenruimtes konden maken
o Leunend op 1 been, s-vorm = contrapost
Niet bestaande figuren/naakt, sporten was belangrijk
Geen emoties, maar een verheven rust.
Beeldhouwkunst heeft altijd wel religieuze functie
Vroeg Grieks
o Altijd een jonge man met een starre houding, glimlach, gestileerd en idealistisch
Griekse bloeiperiode
o Natuurlijke houding, contrapost, actief en idealistisch
Laat Grieks
o Volledig ruimte innemend, dynamisch, emotioneel en idealistisch