Europees Recht 2017-2018
HBO-Rechten / duaal 2 + deeltid 2
WERKGROEP 1 – Bevoegdheden, bestuur en beleid
Blokweek 2 30 april – 4 mei
Voorbereiden Bestuderen:
Europees Recht Algemeen Deel
H1: p. 17-24;
H2: p. 39-65;
H10: p. 387-394.
Voorbereiden van de werkgroepvragen mag, maar de opdrachten zullen
tijdens de werkgroep worden gemaakt.
Kluwer Wetenbundel (deel II) meenemen.
Leerdoelen Na afloop van deze onderwijsweek kun je:
De systematiek van toedeling aan en uitoefening van bevoegdheden door de
Unie uitleggen.
De betekenis en reikwijdte van het atributie-, subsidiariteits- en
evenredigheidsbeginsel uitleggen.
De verschillende wetgevingsprocedures en rechtsinstrumenten benoemen.
De rol van de instellingen afzonderlijk en in hun onderlinge samenhang
aangeven.
Vragen Werkgroep 1 Europees Recht
Vraag 1
In een recente column over de EU werd onder meer het volgende gesteld:
“De samenwerking in Europa heeft ons veel gebracht, aan welvaart en bovenal ruim zestig jaar solide
vrede. De kemphanen Duitsland en Frankrijk zitten nu aan tafel, in plaats van dat ze hun belangen
verdedigen op het slagveld. Prima. Maar waar ging het dan fout? Het ging fout toen sommigen
dachten: we moeten van Europa een land maken, en van de huidige landen provincies. De burgers
van de verschillende landen willen dit niet. Die willen zicht houden op wat hun politici doen; ze willen
hen van tijd tot tijd ter verantwoording kunnen roepen; ze willen respect voor de politieke en culturele
verschillen tussen de landen. Samenwerken ok, landen ontmantelen nee: dat is wat de meeste
mensen vinden. Hadden ook politici zich gehouden aan dit devies, dan was er geen vuiltje aan de
lucht geweest. Maar dat deden ze niet. Op slinkse wijze hebben ze de gelijkschakeling van Europa
afgedwongen, bijvoorbeeld door invoering van de Euro. Dat heeft het wantrouwen van de burgers
richting Brussel vergroot. (…) In de lange geschiedenis van Europa staan we wederom op een
kruispunt. Weer is de vraag: Waar gaan we heen? Geven we Brussel nog meer macht, maken we
van Europa uiteindelijk een superstaat, en van ons land een provincie van die staat? Of werken we
goed en intensief samen waar nodig en mogelijk, maar houden we zeggenschap over onze
1
, Europees Recht 2017-2018
HBO-Rechten / duaal 2 + deeltid 2
economie, over onze zorg, over ons onderwijs, over al die zaken die we beter zelf kunnen bepalen
dan de politici in Brussel? That’s the question.”
Zoals het boek stelt (p. 39) is de Europese Unie geen staat en is de Unie ook niet op weg om een
staat te worden. Onder het Verdrag van Lissabon blijven de lidstaten gewoon bestaan en worden
geen provincies van een Europese superstaat. De auteur lijkt ook een aantal specifieke
verdragsbepalingen over het hoofd te zien in zijn kritiek. Leg op basis van de volgende artikelen uit
waarom dat zo is:
a) Art. 5 lid 2 VEU.
‘Krachtens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de Unie enkel binnen de grenzen van de
bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde
doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld,
behoren toe aan de lidstaten.’
Gaat mede over de bevoegdheden van de Unie. Krachtens het beginsel van
bevoegdheidstoedeling handelt de Unie (attributiebeginsel) enkel binnen de grenzen van de
bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin
bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. De EU mag dus alleen handelen binnen de
bevoegdheden die door de verdragen worden toegelaten. De lidstaten bepalen zelf welke
bevoegdheden zij overdragen aan de Europese Unie.
Art. 48 VEU.
‘1. De Verdragen kunnen worden gewijzigd volgens een gewone herzieningsprocedure. Zij kunnen ook worden
gewijzigd volgens vereenvoudigde herzieningsprocedures.
2.
De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot
herziening van de Verdragen voorleggen. Die ontwerpen kunnen, onder andere, de door de Verdragen aan de
Unie toegedeelde bevoegdheden uitbreiden of beperken. Zij worden door de Raad aan de Europese Raad
toegezonden en worden ter kennis van de nationale parlementen gebracht.
3.
Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie, met gewone
meerderheid van stemmen besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de
Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen,
van de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten, van het Europees Parlement en van de Commissie.
Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied.
De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van
een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, als bepaald in lid 4.
De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement,
besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet
rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van
vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten vast.
4.
Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad
bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in de Verdragen aan te brengen wijzigingen vast te
stellen.
De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke
bepalingen zijn bekrachtigd.
2
, Europees Recht 2017-2018
HBO-Rechten / duaal 2 + deeltid 2
5.
Indien vier vijfde van de lidstaten een verdrag houdende wijziging van de Verdragen twee jaar na de
ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben
ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.
6.
De regering van een lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Europese Raad ontwerpen
tot gehele of gedeeltelijke herziening van de bepalingen van het derde deel van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie over het intern beleid en optreden van de Unie voorleggen.
De Europese Raad kan een besluit nemen tot gehele of gedeeltelijke wijziging van de bepalingen van het derde
deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Europese Raad besluit met
eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie alsmede van de
Europese Centrale Bank in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. Dit besluit treedt pas in
werking na door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd.
Het in de tweede alinea bedoelde besluit kan geen uitbreiding van de door de Verdragen aan de Unie
toegedeelde bevoegdheden inhouden.
7.
Indien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of titel V van het onderhavige Verdrag
voorschrijft dat de Raad op een bepaald gebied of in een bepaald geval met eenparigheid van stemmen besluit,
kan de Europese Raad bij besluit bepalen dat de Raad op dat gebied of in dat geval met gekwali?ceerde
meerderheid van stemmen besluit. Deze alinea is niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op
militair of defensiegebied.
Indien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorschrijft dat wetgevingshandelingen door de
Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, kan de Europese Raad bij besluit
bepalen dat die wetgevingshandelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld.
Ieder initiatief van de Europese Raad op grond van de eerste of de tweede alinea wordt aan de nationale
parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal
parlement bezwaar wordt aangetekend, is het in de eerste of de tweede alinea bedoelde besluit niet vastgesteld.
Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Europese Raad dat besluit vaststellen.
Voor de vaststelling van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten, besluit de Europese Raad met
eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid
van zijn leden.
b) ’
Vereenvoudigde procedure. De verdragen kunnen worden gewijzigd volgens een gewone
herzieningsprocedure. De regering van iedere staat, het EP en de Commissie kunnen de Raad
ontwerpen tot herziening van de Verdragen voorleggen. De regering van een lidstaat kan
hiermee dus invloed op de inhoud van de verdragen uitoefenen. Lid 2: de regering van iedere
lidstaat, het EP en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot herziening van de verdragen
voorleggen. Wat dient er nog te gebeuren? Gaat pas in na instemming van een
gedragwijziging.
c) Art. 5 lid 3 VEU.
‘Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve
bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet
voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar
vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden
bereikt.
De instellingen van de Unie passen het subsidiariteitsbeginsel toe overeenkomstig het Protocol
betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De nationale
parlementen zien er volgens de in dat Protocol vastgelegde procedure op toe dat het
subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd.’
3
, Europees Recht 2017-2018
HBO-Rechten / duaal 2 + deeltid 2
Krachtens het subsidiariteitsbeginsel (treedt alleen op als de lidstate dat niet kunnen
doen) treedt de unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid
vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden
niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen
worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of gevolgen van het overwogen
optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt. Dus waar zaken vanwege de
geringe omvang beter door lokale overheden kunnen worden geregeld, heeft de Unie
zich daar niet mee te bemoeien. Als het kan regelgeving scheppen zo dicht mogelijk bij
de burger, dus bij de lidstaten zelf.
d) Art 4 lid 2 VEU.
‘De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit
die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en
lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de
territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de
nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke
lidstaat.’
De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale
identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die
voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de
verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en
de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de
uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat.
e) Art. 10 lid 2 VEU.
‘De burgers worden op het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees
Parlement.
De lidstaten worden in de Europese Raad vertegenwoordigd door hun staatshoofd of hun
regeringsleider en in de Raad door hun regering, die zelf democratische verantwoording verschuldigd
zijn aan hun nationale parlement of aan hun burgers.’
De werking van de Unie is gegrind op de representatieve democratie. De burgers worden op
het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement. Hiermee
wordt een democratisch karakter van het EP gewaarborgd > rechtstreekse
vertegenwoordigingslijn. Iedere burger heeft het recht aan het democratisch bestel van de
Unie deel te nemen.
f) Art. 165 lid 1 VWEU.
‘De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de
lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met
4