Samenvatting Europees recht
W1 – rechtsbeginselen van de Europese Unie
Europees recht = de verdragen, de aan de verdragen gehechte protocollen, het recht dat op grond
daarvan tot stand is gebracht en de rechtspraak over de verdragsbepalingen en het secundaire recht.
Het primaire Unierecht (verdragen) wordt door lidstaten tot stand gebracht en gewijzigd ex art. 48
VEU. De in de Raad vertegenwoordigde lidstaten zijn vrijwel altjd betrokken bij de totstandkoming
van afgeleid of secundair Europees recht.
Volkenrecht wordt gezien als aangelegenheid van de lidstaten onderling, zodat het aan de lidstaten is
om te beslissen over de gevolgen van dit recht voor de rechtsposite van hun onderdanen. Dit staat
de lidstaten van de Europese Unie niet vrij. Dit volgt uit het autonome karakter van het Europees
recht en deels ook uit de besluitvormingsprocedures, waarin niet altjd een veto bestaat voor elke
lidstaat.
Art. 3 lid 2 VWEU = lidstaten mogen onderling geen overeenkomsten sluiten die gevolgen kan
hebben voor de gemeenschappelijke regels.
Arrest van Gend en Loos
Het Hof moest antwoord geven op de vraag of art. 12 EEG nu art. 30 VWEU onmiddellijke
werking als intern recht heef n.a.v. een geschil tussen Van Gend en Loos en de
Belastngdienst over een volgens Van Gend met artkel 30 onverenigbaar invoerrecht.
Belangrijk:
1) Het Hof plaatst het Unierecht wel binnen het volkenrecht, maar onderscheidt het meteen
van al het andere recht, doordat de lidstaten hun soevereiniteit hebben begrensd ten gunste
van de Unie. Daarmee zijn de lidstaten als het ware ook onderdanen van de Unie geworden
en dienen zij zich hieraan te houden.
2) Net zoals onderdanen ook over en weer rechten en plichten kunnen ontlenen aan
natonaal recht, zo kunnen onderdanen en lidstaten dus ook over en weer rechten ontlenen
aan het Unierecht
3) Het efect van het Unierecht in de natonale rechtsorde is een aangelegenheid van dat
Unierecht zelf (de autonomie van het Unierecht)
Arrest Costa/ENEL
Mocht een Italiaanse rechter wel een prejudiciële vraag stellen? De Italiaanse regering stelde
dat de rechter daartoe niet bevoegd was, aangezien deze gehouden is om Italiaans recht toe
te passen. Het Hof oordeelde dat natonaal recht geen afreuk kan doen aan het Unierecht.
Ook wel: het Unierecht heef voorrang boven natonaal recht van de lidstaten. Dit wordt
bevestgd door het Verdrag van Lissabon.
De autonomie van het Unierecht bestaat uit twee onlosmakelijk met elkaar verbonden
eigenschappen:
1. Rechtstreekse werking
2. Voorrang
Unierecht heef een werking als intern recht. Een onderdaan kan zich in het kader van de natonale
rechtsorde onder bepaalde voorwaarden beroepen op een regel van het Unierecht.
1
,Rechtstreekse werking is een vorm van doorwerking. Het is dus een manier waarop Unierecht
effecten kan sorteren in de natonale rechtsorde.
Let wel, niet in alle lidstaten wordt de voorrang van Unierecht geaccepteerd. In Duitsland wordt het
alleen geaccepteerd zolang het Unierecht voldoende waarborgen biedt tegen schendingen van de
grondrechten (Solange-jurisprudente). Unierecht mag niet verder gaan dan dat het Duitse parlement
aan bevoegdheden heef afgestaan.
W1- de mogelijkheid en wijze van optreden van de Unie
De bevoegdheidsoverdracht van de Unie heef verregaande gevolgen en de Europese integrate en
daarmee de bevoegdheidsoverdracht gaat steeds verder.
De lidstaten hebben dit geclausuleerd. Voor het wetgevend optreden van de Unie is dit gedaan
d.m.v. art. 4 jo. 5 VEU. Hierin zijn de beginselen van atribute, subsidiariteit en evenredigheid
vastgelegd (op verzoek van Thatcher).
Het raamwerkkarakter van het Europees recht noopt tot nader regelgevend optreden van de EU
moest daarom wel juridische mogelijkheden hebben.
Het atributebeginsel= de Unie kan alleen optreden als verdragen daartoe een bevoegdheid
neerleggen.
Het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel zijn later toegevoegd als verder waarborgen voor
de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie.
Het atributebeginsel is neergelegd in art. 4 lid 1 jo. 5 lid 1 en 2 VEU. De Unie kan alleen optreden als
daarvoor een bevoegdheid te vinden is in de verdragen (een rechtsgrondslag). Deze zijn met name te
vinden in het Werkingsverdrag (bijvoorbeeld: art. 18, 46, 114, 192, 352 VWEU).
Hiernaast kent het Unierecht ook nog de doctrine van implied powers. Deze is van belang op het
terrein van externe betrekkingen van de EU. Op grond van deze doctrine is de Unie bevoegd om
extern op te treden op terreinen waar geen expliciete externe bevoegdheid is opgenomen in het
Werkingsverdrag, maar een dergelijke bevoegdheid als het ware besloten ligt in een interne
bevoegdheid.
Ingevolge art. 5 VEU moet alle optreden van de Unie terug te voeren zijn op een rechtsgrondslag. Dit
is van belang om twee redenen:
1. Inhoudelijke waarborgen
Aan de hand van de rechtsgrondslag kan gecontroleerd worden of de EU haar boekje niet te
buiten gaat door dingen te regelen op terreinen war de Unie niet bevoegd is. Dit is vooral van
belang voor de gevallen waar het Werkingsverdrag een uitdrukkelijk verbod van wetgevend
optreden bevat (bijvoorbeeld: art. 168 VWEU). Voorbeeld arrest is het Tabaksreclame arrest.
2. Procedurele waarborgen
Het Werkingsverdrag voorziet in verschillende besluitvormingsprocedures en dus
verschillende maten van betrokkenheid van de instellingen voor optreden van de Unie op
verschillende terreinen. Een voorbeeld is te vinden in de Bosbeschermingsverordeningszaken
(zie p. 168 van het boek).
Het Hof begint zijn onderzoek naar de correcte rechtsgrondslag met de overweging dat in het stelsel
van bevoegdheden van de Unie de keuze voor de rechtsgrondslag moet berusten op objecteve
2
,gegevens die voor rechtelijke toetsing vatbaar zijn, zoals het doel en de inhoud van de handeling. De
conclusie kan zijn dat een regeling elementen heef die horen bij twee verschillende
rechtsgrondslagen. Wanneer dit het geval is moet volgens het Hof worden onderzocht of de
handeling voornamelijk betrekking heef op één gebied, terwijl de gevolgen voor de anders minimaal
zijn of beide aspecten even belangrijk zijn. Als een duidelijk zwaartepunt kan worden aangewezen is
de rechtsgrondslag die daarbij hoort voldoende. Cumulate van rechtsgrondslagen = als beide
aspecten even belangrijk zijn dan dienen beiden rechtsgrondslagen te worden gebruikt.
Cumulate is uitgesloten als de bijbehorende besluitvormingsprocedures niet met elkaar verenigbaar
zijn.
Het ttaandioxiidearrest
Onmogelijke cumulate met betrekking tot de ttaandioxiiderichtlijn. Hierbij ging het om de
vraag of de rechtsgrondslag voor de interne markt of de milieugrondslag had moeten worden
gebruikt. Het Hof kwam tot de conclusie dat de richtlijn betrekking op beiden had. Voor
allebei gold een andere procedure die niet met elkaar te combineren was. Het stemvereiste
van eenparigheid in de Raad zou de samenwerkingsprocedure van het Europees Parlement
immers zinloos maken. Het Hof bekeek de zogenoemde integratebepalingen in het
Werkingsverdrag o.g.w. de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in
het andere optreden van de Unie, zodat het milieubelang ook kan worden gediend o.g.v. de
interne-marktrechtsgrondslag.
Wanneer voor het optreden van de Unie een rechtsgrondslag bestaat, is de Unie bevoegd de
maatregel vast te stellen.
Het subsidiariteitsbeginsel = alleen van toepassing op de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie.
De Unie kan o.g.v. beginsel alleen optreden als de doelstellingen niet voldoende door de lidstaten
kunnen worden verwezenlijkt en dus beter door het optreden van de Unie kunnen worden bereikt.
Het optreden moet zien op een grensoverschrijdend vraagstuk waarbij de Europese oplossing meer
voordelen biedt of effectever is dan natonaal optreden.
Art. 3 en 4 VWEU bevaten de terreinen waarop de Unie exclusief bevoegd is en de gedeelde
bevoegdheden.
De details zijn vastgelegd in het protocol betreffende de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden.
Hieruit blijkt dat de uitoefening van een gedeelde bevoegdheid alleen ziet op de in die handeling
geregelde materie en niet op het gehele gebied. Lidstaten zijn daarom nog steeds bevoegd op die
delen van het milieurecht waar nog geen verordening of richtlijnen zijn afgekondigd. Ook kunnen
lidstaten op een bepaald terrein weer gedeeld bevoegd worden als de Unie een handeling intrekt.
Het beginsel bevat een dubbele toets:
1. De doelstellingen van het optreden moeten niet voldoende door de lidstaten worden
verwezenlijkt;
2. De doelstellingen van het optreden kunnen beter door de Unie worden bereikt.
De toetst bevat een negateve en een positeve component. Alleen de positeve wordt verder
uitgewerkt in het EU-verdrag wanneer dit bepaalt dat optreden op EU-niveau beter zou zijn als
gevolg van omvang of gevolg van optreden (verder in het Protocol betreffende het subsidiariteits- en
het evenredigheidbeginsel).
3
, O.g.v. de subsidiariteitsprocedure stuurt de Commissie al haar voorstellen op grond van een
gedeelde bevoegdheid ook aan de natonale parlementen. Deze hebben dan 8 weken de tjd om een
gemotveerd advies te retourneren aan de Commissie, de Raad of het Parlement. Als meer dan 133 e
van de kamers van mening is dat het voorstel niet in lijn is met het subsidiariteitsbeginsel, dan moet
er heroverwogen worden.
Tegen een niet inachtneming van het beginsel kan door de lidstaten en beroep tot nietgverklaring
worden ingesteld bij het Hof. Deze procedure is alleen van toepassing op wetgevingshandelingen.
Niet-wetgevingshandelingen (gedelegeerde handelingen ex art. 290 VWEU) zijn niet onderworpen
aan de subsidiariteitsprocedure, maar zijn niet uitgesloten van de toets. Art. 1 van het protocol
bepaalt dat alle instellingen ook dit beginsel in acht moeten nemen.
Indien o.g.v. het atributebeginsel is vastgesteld dat de Unie bevoegd is en het subsidiariteitsbeginsel
ertoe leidt dat deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend, dan kan a.d.v. het
evenredigheidsbeginsel worden vastgesteld of de vorm van optreden wel juist is.
Het evenredigheidsbeginsel = het optreden van de Unie gaat niet verder dan dat wat voor het
bereiken van de doelstelling noodzakelijk is ex art. 4 VEU. Het regelgevend optreden mag slechts
plaatsvinden als dat nodig is, zodat er een impliciete voorkeur voor niet-regelgevend optreden is.
Indien regelgevend optreden noodzakelijk is dan dient de voorkeur gegeven te worden aan
kaderrichtlijnen die lidstaten meer ruimte laten. Richtlijnen zouden verkozen moeten worden boven
verordeningen, aangezien lidstaten hierbij meer ruimte hebben bij het omzeten. De Unie is
gehouden aan het minst ingrijpende middel.
Het evenredigheidsbeginsel kan opgedeeld worden in drie sub beginselen:
1. Maatregel
De vraag naar de causaliteit of geschiktheid van de maatregelen. Een maatregel is
onevenredig wanneer de maatregel niet kan leiden tot een bepaald doel. Ook een maatregel
die niet bijdraagt aan het bereiken van een bepaald doel, doordat dit doel sowieso niet
bereikt wordt, zal onevenredig zijn.
2. Noodzakelijkheid
De toetsing of het middel waarvoor is gekozen niet verder gaat dan wat noodzakelijk is ter
bereiking van de doelstelling (noodzakelijkheidstoets). Arrest Deense Flessen
3. Publiek belang3interne markt
De vraag naar de evenredigheid strictu sensu van een maatregel. De doelstelling van een
maatregel wordt direct afgewogen tegen een ander belang. De doelstelling van de maatregel
zelf staat ter discussie. Arrest Deense Flessen
Het loyaliteitsbeginsel = de lidstaten mogen niet in strijd handelen met (de geest van) verdragen en
geldt dus voor het EU-verdrag, het VWEU en al het andere Europese recht. M.u.v. het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die een eigen loyaliteitsbeginsel heef in art. 24
VEU.
Het consttutoneel-insttutonele loyaliteitsbeginsel = ziet op de formele verhouding tussen de
lidstaten en de instellingen van de Unie onderling en de Unie. Het regelt de verhouding.
Ingevolge art. 4 VEU is het aan de lidstaten om zich loyaal aan de Unie te gedragen. Gevolg hiervan:
1. De lidstaten moeten de secundaire regelgeving van de Unie omzeten, toepassen en
handhaven.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lmanny. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.