CHAPTER 1
Psychological testing: Administring, scoring and interpreting results of a test that
measures any psychological functions (cogntive ability, memory, personal traits).
- Interpretation is limited to a score
- Does not provide sufficient information to understand complex problems
Psychological assessment: considers data of tests in the context of history, referral information
and observed behavior to understand and to answer referral questions.
Psychological assessment is the art and science of using psychological tests and other sources of
data to answer questions about human behavior.
Steps in psychological assessment:
1. Referral
2. Context of referral
a. F.e. Peter was worried about memory problems mother.
3. Information needed to address referral questions
a. Psychologist needs:
i. Estimate of premorbid cognitive and memory functioning
ii. History of emotional problems and symptoms of depression/anxiety
iii. Results of memory- and cognitive functioning tests
iv. Knowledge about Margarets everyday behaviors, effect of aging on
cognition, memory, emotional functioning and everyday life
4. Gathering the data
5. Using the data to answer referral questions:
a. evaluation of background, behavior, test results and then decide whether these
are valid. Then, decide whether they are consistent with dementia. Decide how
she can help them if this is the case.
6. Communicating the findings:
a. communication with client and prepare report for Dr. Shaw
CHAPTER 2: CONTEXT
THE FRAMEWORK FOR THE RAPPORT
Child can be referred by school or by parents.
- Jane’s ouders hebben er voor gekozen om zelf praktijk in te schakelen, zodat zij in het
bezit zijn van het rapport. Ook wordt zij dan niet in verlegenheid gebracht en komen
klasgenootjes er niet achter.
- Johns onderzoek naar leerproblemen wordt wel gefinanceerd door school. Niet primaire
doel dat John gelukkig en succesvol is, zoals bij Jane.
Dus : Both have different goals. Also important to examine willingness of client. So three
questions:
1. Who referred the client for assessment?
2. Who is paying for it?
3. Is the client a willing participant in the assessment process?
Meestal is het zo dat degene die betaalt, ook primary audience is en eigenaar is van het rapport.
,Most of the time, referral is made for administrative reasons (gatekeeping function) than clinical
reasons (improve treatment plan, clarify diagnosis, learn about personality). And then there is
educational reasons and forensic reasons.
Reason for referral can be misunderstood: 1. Iedereen van afdeling wist dat Shelly bipolaire
stoornis had, maar toch werd er gevraagd een assessment bij haar te doen. Was nodig omdat
verzekering het gooide op substance abuse en zij had diagnose nodig om te mogen blijven in
kliniek.
Als expliciete vraag niet logisch is, moet je blijven zoeken naar impliciete vragen. Je moet
bepalen of reden van aanvraag klinisch, educatief, forensisch of gatekeeping (= administratief)
is. Wanneer verwijzingsvraag (referral question) goed begrepen is, dan staat er in het rapport
beschreven waar cliënt ook echt iets aan heeft.
Explicit referral questions are clearly stated by the referral source. Implicit referral
questions are ferreted out by the psychologist, as she considers all aspects of the case. If explicit
referral question does not make sense, it is essential to keep looking for implicit questions. It is
vital to determine if the assessment means to serve
clinical/educational/gatekeeping/combination functions. Report answers needs of client and
referral source.
Primary audiences for the findings is person to whom original report will be sent. Report
should be written with this audience in mind (language, structure). Most of the time, this is the
person that made the referral. Secondary audience are people that will also read the report.
This audience should not be neglected. But information about purpose of assessments and
procedures should be noted. Language should be understood by all.
Attributen van client zijn fysieke, emotionele, motivationele, attudinal of
gedragskarakteristieken die het beloop en uitkomst van interview, uitvoering van test en
interpretative van testresultaten beïnvloeden (communicatiebarrières (te laag IQ, fysiek (niet
kunnen horen), hoge levels angst) en taalbarieres). Rekening mee houden voor planning
assessments en interpreteren resultaten.
Geslacht, leeftijd, motivatie cliënt, culturele achtergrond zijn ook cliënt attributen. Moet rekening
mee worden gehouden, want anders kan het cliënt schaden.
Attributen van clinicus kunnen biases en beperkte kennis en ervaring zijn. Er moet zowel
rekening gehouden worden met client en clinicus attributies bij het maken van planning en
tijdens het assessment. Systeemproblemen moeten onderzocht worden.
Zie vragen pagina 22.
System issues:
Het is belangrijk dat psycholoog die assessment afneemt systeem kent waarin assesment
plaatsvindt, de legale regulaties en standaarden van het systeem kent (niet zomaar met andere
psycholoog van client praten), weten wat verwacht wordt van assesment en degene die het
afneemt en weten welk personeel vragen kan beantwoorden.
5 factoren: initiation and funding, audience for the findings, explicit and implicit referral
questions, client and and clinician attributes and system issues.
, CHAPTER 3: CULTURAL COMPETENCE IN PSYCHOLOGICAL
ASSESSMENT
Populatie wordt steeds diverser en er moet rekening gehouden worden met culturele
achtergrond van mensen, vooral met betrouwbaarheid en interviews, en of er misschien een
andere test moet worden gebruikt wanneer er gewerkt wordt met cliënt met andere
achtergrond.
Multiculturalisme wordt gezien als stroming: fourth force. DSM-4 heeft 20 disorders die cultuur-
specifiek zijn en er zijn testen (MMPI) en Wechsler die ook rekening houden met cultuur van
iemand.
Cultural competence (culturele bekwaamheid): culturele self-awareness (zelfbewustzijn),
kennis van diverse culturen en culturele klinische vaardigheden.
Cultural self-awareness: clinicus wordt meer bewust van eigen achtergrond en invloed op
klinisch werk. Manier waarop hij wereld ziet hoeft niet met iedereen overeen te komen.
Culturele self-aware clinicus beseft zich dat elke persoon leeft met context of culturele groep,
waarden en leefstijl die anders kan zijn dan van clinicus zelf. Hiervoor moet clinicus racisme,
sexualisme etc. overkomen.
Kennis van diverse culturen: clinicus moet kennis hebben van achtergrond van cliënt. Clinicus
kan indirect (lezen over culturele groepen) en direct kennis (interactie met mensen van groep)
vergaren.
Clinicus moet zich beseffen dat deze groep ook heterogeen is. Verschillen in culturele groep kan
komen door acculturatie (proces waarbij groep culturele kenmerken van andere groep
overneemt): assimilatie (nieuwe cultuur wordt geadopteerd en andere verworpen), seperatie
(persoon verwerpt nieuwe cultuur en houdt originele cultuur), marginalisatie (beide culturen
worden verworpen) en integratie (adopteert nieuwe cultuur en houdt zich ook vast aan eigen
cultuur). Moet kijken aan welke cliënt voldoet.
Culturele klinische vaardigheden: wat clinicus eigenlijk doet (sterk beïnvloedt door kennis van
cultuur en cultureel zelfbewustzijn). Technieken die clinicus gebruikt moeten in
overeenstemming zijn met manier waarop cliënt leeft en zijn overtuigingen en manier waarop
hij interactie heeft. Een cultureel geschikte vaardigheid is microaggressie (uitspraken of acties
die plaatsvinden tussen mensen van verschillende culturen en die negatieve stereotype views
houden waardoor cliënt zich inferior voelt). Dus in plaats van vragen naar vriend, kun je beter
vragen naar of deze persoon aan het daten is.
Een culturele appropriate skill kan ook een linguïstische beslissing zijn. Bijvoorbeeld dat er
verwezen wordt naar andere psycholoog die wel de taal kent of dat er een vertaler bij het
gesprek aanwezig is (mag geen vriend zijn).
What constitutes culture?
Niet alleen etniciteit en race maar ook andere client variabelen. Cultuur kan voortkomen uit
etnografische, demografische, status en affliation identities (mensen waar persoon close mee is).
Maar er wordt ook gezegd dat elke groep dat thema deelt, een cultuur heeft (geslacht, geloof,
leeftijd, sexuele oriëntatie etc.). Zijn ook subculturen (bv. emo, gothic) waar clinicus rekening
mee moet houden. Lange lijst van variabelen die cultuur beïnvloeden laat ook zien dat elke cliënt
eigen unieke combinatie heeft van culturele beïnvloeding. Daarom kan cliënt gevraagd worden
culturele achtergrond te beschrijven.
Diagnostic overshadowing (diagnostisch overschaduwen): overemphasizing: als we uitvogelen dat
cliënt deel is van bepaalde culturele groep, geven we te veel gewicht aan bepaalde variabele en
nemen we aan dat alle problemen van cliënt hiermee samenhangen.
Cultural competence in clinical interviews