Economie gaat voer kiezen. Bij het maken van keuzes ben jij betrokken maar ook producenten
(ondernemingen). Eten dat op je bord ligt is onderneming
Consumenten:
Om de keuzes die een mes maakt te begrijpen, kijken we naar behoeften en de middelen
Behoeften: betekent dat je een goed of dienst nodig hebt of graag wilt hebben
Eerste levensbehoeften: zij goederen en diensten die een mens nodig heeft om te overleven
Luxe producten: zijn goederen en diensten die een mens koopt om het leven comfortabeler te
maken.
Middelen: zijn tijd en geld voor een mens
Geld dat iemand verdient door te werken heet inkomen
Ook geld bv zakgeld van je ouders
Dat geld kun je op een sparrekening zette,
Je kunt je geld één keer uitgeven en tijd één keer besteden
De mens heeft onbeperkte behoeften en beperkte hoeveelheid geld en tijd dit word ook schaarste
genoemd.
Kenmerk goederen: je kunt ze aanraken, tastbaar, het is materiaal. Diensten kun je niet aanraken,
ontastbaar of immaterieel. Diensten kan je geen voorraad aanleggen en productie consumptie vallen
samen.
Het kopen van goederen heet consumptie. Omdat consument moet betalen ontstaat er op moment
van consumptie een geldstroom. Van consument naar product.
Goederenstroom gaat van de producent naar de consument op het moment van de aankoop van het
goed. Vaak staat er tegenover en geldstroom. Andersom is dat niet altijd het geval. Geld dat je op
een spaarrekening zet, leidt niet tot een goederenstroom.
Producenten:
Producenten produceren goederen en diensten die consumenten kopen. Grondstoffen is iets dat je
nodig hebt om iets te produceren. Om iets te maken heb je ook elektriciteit nodig dat is een
hulpstof. De middelen die nodig zijn om te produceren zijde productiefactoren. Tijdens de productie
worden de grond en hulpstoffen met inzet van productiefactoren omgezet in het eindproduct. Er zij 4
productiefactoren:
Arbeid: de werkemers
Kapitaal(goederen): bv fabriek, machines en vrachtwagens
Natuur: de grond waar de fabriek op staat
Ondernemerschap: de eigenaar van de fabriek
Het verschil tussen de omzet en de koste nvan de grond en hulpstoffen noemen we de toegevoegde
waarde.
, De werkemers ontvangen loon en leveren daarvoor arbeid. De Beloning voor de inzet van de
productiefactoren noemen we de primaire inkomens. Er zijn er 5
Door in een land in een jaar alle primaire inkomens bij elkaar op te tellen, bereken je het nationaal
inkomen.
Grondstof legt lange weg af voordat een consument een product koopt onderweg komt de grondstof
verschillende bedrijven tegen als je die onder een rijtje zet is het een bedrijfskolom
Er zijn twee soorten goederen die de overheid produceert collectieve goederen en quasi collectieve
goederen. Collectieve goederen: bv politie, rechtspraak en defensie van een land. De overheid
‘’produceert’’ deze goederen omdat veiligheid belangrijk is voor de inwoners. Een vb van quasie
collectief goed is onderwijs. De overheid is verantwoordelijk voor onderwijs omdat ontwikkeling van
burgers belangrijk is. Omschrijving voorbeelden
Individuele goederen Het moet aan twee Bijna alle goederen
voorwaarden voldoen: je moet Bv een appel bij lidl
betalen voor het goed, anders
kun je het goed niet gebruiken
Als jij het goed koopt, kan een
ander het niet kopen. We
noemen dit rivaliserend
Collectieve goederen Moet aan twee voorwaarden Dijken
voldoen: - het is niet mogelijk Rechtspraak
mensen uit te sluiten van het Politie
gebruik van het goed. Ook als Defensie
ze er niet voor betalen. straatverlichting
- het gebruik door de één gaat
niet ten koste van de andere
gebruiker. We noemen dit niet
rivaliserend
Quasi-collectieve goederen Is een individueel goed dat Onderwijs
door de overheid Snelwegen
geproduceerd en geleverd bibliotheek
wordt.
- bv om maatschappelijke
redenen (controleren van de
kwaliteit of het belang voor de
samenleving_
Toen er nog geen geld bestond deden mensen aan directe ruil. Mensen ruilden goederen tegen
andere goederen. toen er weinig beroepen waren was dit handig toen er meer kwamen werd dit
moeilijker want hoeveel broden betaal je voor een broek mensen zochten een oplossing en dit was
geld. Met de komst van geld spreken we van indirecte ruil. Er worden goederen geruild tegen geld.
Eerst was er alleen chartaal geld. Dit is contant geld. Later werd dit ook op bankrekening digitaal
geld word giraal geld genoemd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ridderdesanne. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,33. Je zit daarna nergens aan vast.