Samenvatting 'Bedrijfseconomie voor het HBO'.
Paragrafen 2.8, 2.9, 4.1 t/m 4.7, 4.11, 23.1 t/m 23.3.
Extra uitleg gegeven bij de begrippen in de samenvatting.
Samenvatting Bedrijfseconomie voor het hbo
Paragraaf 2.8:
Ontvangsten: als er geld wordt betaald, liquide middelen nemen toe. Wanneer je
daadwerkelijk iets ontvangt.
Opbrengsten: je werkt iedere week en verdient iedere week €50, maar krijgt maar 1
keer per maand betaald. Je opbrengsten zijn dan 50 euro per week. Je ontvangsten zijn
wanneer je de 200 euro ontvangt.
Uitgaven: wanneer er daadwerkelijk geld uit je kas of van je bankrekening af gaat. Er
zijn uitgaven die geen kosten zijn. Bijvoorbeeld aflossen op een lening. Dit zijn wel
uitgaven, er gaat geld uit je kas. Maar het zijn geen kosten en staan dan ook niet op de
resultatenrekening.
Kosten: komen terug op de resultatenrekening. De meeste uitgaven zijn kosten,
bijvoorbeeld inkoopkosten of energiekosten. Maar niet alle kosten zijn uitgaven.
VB: je koopt een computer, deze wordt elk jaar minder waard. Je schrijft hierop af. De
afschrijving is een kostenpost, maar geen uitgaven. De afschrijving gaat van je winst af,
maar er gaat geen geld uit je kas of bankrekening.
Resultatenrekening: de resultatenrekening is ook wel bekend als 'winst-en-
verliesrekening' of 'exploitatierekening' en onderdeel van de jaarrekening. Het geeft een
overzicht weer van de inkomsten en uitgaven van je onderneming over een bepaalde
periode.
Debiteuren: klanten die later betalen
Crediteuren: onze schuld bij leveranciers
Paragraaf 2.9:
Opbrengsten en kosten beïnvloeden het eigen vermogen. Opbrengsten vergroten het en
kosten verkleinen het eigen vermogen.
Eigen vermogen = bezittingen (activa) minus alle korte en langlopende schulden
(vreemd vermogen van de passiva). Bij kleine ondernemingen bestaat het eigen
vermogen vooral uit eigen geïnvesteerd geld. Het eigen vermogen meet je 2 keer per
jaar, 1 januari en 31 december, de begin- en de eindbalans.
Tijdstipgrootheid = eigen vermogen 2 keer per jaar meten in vaktaal
Stroomgrootheid = opbrengsten en kosten in vaktaal
, Passiva = Passiva staan aan de creditzijde van een balans en bevatten alle middelen die
een onderneming heeft aangewend om de bezittingen te betalen. Binnen de
bedrijfsvoering zijn passiva tegenovergesteld aan activa.
Iedere onderneming maakt periodiek een balans op, een overzicht van alle bezittingen en
schulden, ofwel activa en passiva. De passiva staan hierbij op aan de creditzijde (vaak
rechterzijde) van de balans en geven weer welke middelen de onderneming heeft
gebruikt om de bezittingen te financieren. Om deze reden zijn de totaalbedragen aan
beide zijden van de balans altijd gelijk.
Passiva zijn op de balans samengevat onder eigen vermogen, lang vreemd vermogen en
kort vreemd vermogen. Het eigen vermogen is hierin het geld dat in de onderneming zelf
zit en staat bij de passiva omdat het boekhoudkundig wordt gezien als een schuld van de
onderneming naar haar eigenaren. Lang vreemd vermogen zijn alle leningen die de
onderneming heeft openstaan van langer dan een jaar. Een veelvoorkomend voorbeeld
van lang vreemd vermogen is de hypotheek voor een bedrijfspand. Kort vreemd
vermogen zijn alle leningen van korter dan een jaar of openstaande rekeningen. Een
bedrag dat aan een leverancier moet worden betaald, maar nog niet is betaald, wordt
gezien als kort vreemd vermogen. Dit worden op de balans ook
wel crediteuren genoemd.
Activa = Activa is een term uit de economie waarmee alle bezittingen van
een bedrijf of onderneming worden bedoeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vaste
en vlottende activa. Vaste activa zijn bezittingen die langer dan één jaar aan een bedrijf
verbonden zijn. Dit kunnen gebouwen of auto's zijn, maar ook beleggingen op de langere
termijn of de inventaris van het bedrijf of de onderneming. Vlottende activa zijn
bezittingen die korter dan één jaar aan een bedrijf verbonden zijn. Deze bezittingen
worden binnen een jaar gebruikt, zoals de voorraden van het bedrijf of beleggingen op
de korte termijn. Onder de vlottende activa vallen ook de liquide middelen, oftewel het
geld, waarover een onderneming direct kan beschikken, zoals de bankrekening of
contant geld. Activa worden gebruikt op een balans van een onderneming, aan de andere
kant van die balans worden de passiva geplaatst.
Ontvangsten en uitgaven beïnvloeden de liquide middelen. Ontvangsten vergroten deze
en uitgaven verlagen de liquide middelen. Liquide middelen worden ook aan het begin en
eind van een periode gemeten (tijdstipgrootheden). Ontvangsten en uitgaven meten we
vaak de hele periode (stroomgrootheden).
Paragraaf 23.1: jaarrekening
De jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting hierop.
Vaak verstrekt de onderneming ook een kasstroomoverzicht. Deze overzichten nemen
een belangrijke plaats in binnen het bedrijf.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jvh_bdk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.