WFT Basis 2023: Samenvatting
A. Professioneel gedrag
Doel: Wat het effect van gedrag is, hoe je hierop alert kunt zijn en hoe je dit kunt gebruiken.
De vraag van de klant afhandelen
De adviseur zich altijd bewust is van zijn professionele rol en van het doel. Kennis, ervaring en
gedragsvaardigheden moeten leiden tot het best passende advies. Daarbij moet hij integer (eerlijk en
betrouwbaar) handelen. Dat gedrag kan bepalen of de consument klant wil worden en of hij klant
wil blijven.
Klantbelang centraal stellen
Het centraal stellen van de klant: gericht op klanttevredenheid, bijvoorbeeld via goede
bereikbaarheid of snelle service. In die zin betekent het ‘geven wat de klant wil’ (korte termijn).
Het centraal stellen van het klantbelang: gaat verder en kan zelfs botsen met het centraal stellen van
de klant. Dit komt neer op ‘geven wat de klant nodig heeft’ (lange termijn).
Andere relevante vaardigheden:
o Proactief handelen: de klant ontlasten, prioriteiten stellen en plannen.
o Empathie tonen: begrip tonen voor de reactie en emotie, maar met een neutraal gevoel.
o Gevoel reflecteren: benoem het waarsch. gevoel van de klant en bespreek het hele verhaal.
o Geen vaktaal gebruiken.
o Transparantie: alle voor- en tegenargumenten vermelden en afwegen.
Doorverwijzen naar de juiste persoon.
Een financieel adviseur moet soms afwegen of hij z’n klant voldoende kan helpen of dat hij de klant
moet doorverwijzen naar een andere expert. Deze vragen neemt een adviseur hierbij in overweging:
“Heb ik de juiste wettelijke kwalificatie om mijn klant te helpen?”
“Heb ik de menselijke capaciteit om de klantbehoefte op te pakken?”
“Heb ik de juiste middelen voor passende ondersteuning beschikbaar?”
Van ‘advies’ is sprake bij een concrete aanbeveling van een nieuw product doet aan een specifieke
klant. Ook het beantwoorden van klantvragen over de passendheid van een nieuw product valt dus
onder ‘advies’. De diplomaplicht geldt niet voor het beantwoorden van inhoudelijke vragen,
waarbij geen aanbeveling wordt gedaan of gaat over een product dat de klant al heeft afgesloten.
De verschillende WFT-cursussen:
Consumptief krediet: Leningen, geldkredieten en goederenkredieten (ook creditcard).
Hypothecair krediet: Aanschaf en verbetering van woning.
Schade particulier: Inboedel, Auto, reis, zorg, woonhuis en aansprakelijkheid.
Schade zakelijk: Gebouwen, inventaris, goederen, aansprakelijkheid en collectieve zorg.
Vermogen: Levensverzekeringen (overlijden en lijfrente) en beleggingen
Inkomen: Risico’s van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
Pensioen: Collectief pensioen voor werknemers (Vermogen is voor individu)
,B. Professioneel handelen bij fraudesignalen
Er bestaan ook verplichtingen vanuit wetten die fraude moeten voorkomen, zoals de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet (Sw)
(voorkomen dat financiële middelen bij ongewenste personen komen). Klantmedewerkers hebben
volgens de Wwft twee verplichtingen:
1. Doen van een Cliëntenonderzoek:
De identiteit van de klant vaststellen en controleren of de klant voorkomt op een sanctielijst.
Voor identificatie is het volgende toegestaan:
Geldig paspoort;
Geldig ID-kaart;
(reis)document voor vluchtelingen
* Geen kopie document en ook geen rijbewijs, dit geeft geen verblijfstitel of nationaliteit weer.
Niet alleen de identiteit van de klant, maar ook die van de uiteindelijk belanghebbende (UBO) moet
worden vastgesteld en gecontroleerd, dit is iedere natuurlijke persoon die meer dan 25 % van de
winst of zeggenschapsrechten in een onderneming heeft. Het UBO-register is een Europese richtlijn,
in Nederland wordt dit bijgehouden in de KvK.
2. Meldplicht bij ongebruikelijke of verdachte transacties:
De medewerker kan bepalen via indicatoren of er sprake is van een ongebruikelijke transactie.
Objectieve indicatoren (binnen 14 dagen melden bij Financial Intelligente Unit (FIU):
Geldtransfer > € 2.000,-
Contante omwisselingen naar andere valuta met een waarde > € 10.000,-
Contante omwisselingen van kleine naar grotere biljetten, bij > € 10.000,-
Contante stortingen > € 10.000,-;
Betalingen met een creditcard of prepaidkaart > € 15.000,-;
Transacties met landen met een onaanvaardbaar risico (Iran en Noord-Korea)
Witwastransacties die gemeld zijn bij politie of justitie.
Subjectieve indicatoren: de organisatie of medewerker moet dit beoordelen.
Toezichthouders = De Nederlandsche Bank (DNB) & de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
De toezichthouders hebben diverse bevoegdheden om op te treden bij overtredingen van de
Wwft. Zij kunnen boetes uitdelen en opgelegde boetes openbaar maken.
Mededelingsplicht
Het Burgerlijk Wetboek maakt melding van de mededelingsplicht = de vraag of de klant zaken heeft
mede te delen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. In dit soort situaties komt het
geregeld voor dat wordt gevraagd naar een eventueel strafrechtelijk verleden.
- Verzwijgt of liegt de klant? Dan heeft de verzekeraar het recht om de verzekering stop te
zetten. De verzekeraar mag dit doen binnen 2 maanden na de ontdekking dat de aanvrager
de mededelingsplicht niet is nagekomen.
,C. Professioneel omgaan met klantgegevens
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) = regels opgenomen die gelden voor het
verwerken van persoonsgegevens en zijn de rechten van betrokkenen opgenomen m.b.t.
persoonsgegevens (gegevens direct of indirect herleidbaar tot een persoon).
- Voorbeelden: naam, adres, woonplaats, geboortedatum, email, polis- en schadenummer.
De doelen van de AVG:
Verbeteren van de privacyrechten van personen;
Meer verantwoordelijkheden voor organisaties;
Gelijke bevoegdheden voor alle Europese privacytoezichthouders (vrije verkeer EU).
Grondslagen:
Een organisatie mag persoonsgegevens verwerken voor vastgestelde grondslagen. Als die grondslag
ontbreekt, mag de organisatie de persoonsgegevens niet verwerken.
1. Er is toestemming van de betrokkene (in vrijheid)
2. Noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst
- Bijv. verzekeringsovereenkomst of koop
3. Noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting
- Bijv. bank, wettelijke schuldhulpverlening of belastingdienst
4. Noodzakelijk om de vitale belangen van betrokkene of andere natuurlijke personen te
beschermen (bij leven of dood)
- Bijv. bij dringende medische hulp
5. Noodzakelijk ter vervulling van een taak van algemeen belang of openbaar gezag
- Bijv. de uitvoering van de bijstand door gemeenten in het kader van de Participatiewet
6. Noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de
verwerkingsverantwoordelijke of van een derde (niet mogelijk bij publieke organisaties)
- Bijv. voorkomen van fraude en uitvoeren direct marketing
Toestemming
o Ontbreekt de noodzaak om persoonsgegevens te verwerken, dan is toestemming (in vrijheid)
nodig om de persoonsgegevens te verwerken.
o Moet mogelijk zijn om de toestemming in te trekken zonder negatieve gevolgen.
o De organisatie mag alleen de gegevens gebruiken voor het specifieke doel.
Burgerservicenummer
Organisaties mogen alleen het BSN verwerken als daar een wettelijke reden voor is. De volgende
organisaties moeten hun gegevens / BSN halen uit de Basisregistratie Personen (BRP):
Pensioenuitvoerders
Banken (voor uitwisseling met belastingdienst)
Verzekeraars voor levens-, inkomens en zorgverzekeringswet
Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA) – controle patiëntenzorg
Autoriteit Financiële markten (AFM) - uitvoering wft
UVW – uitvoering WIA
Rechten consument onder AVG:
1. Recht op inzage: inzage van de gegevens en mogelijkheid tot aanvullende vragen.
2. Recht op vergetelheid: de klant vraagt om de data ter verwijderen of toestemming in te
trekken (geld niet bij de noodzaak om deze gegevens te bewaren – wettelijk bewaartermijn).
3. Recht op dataportabiliteit: ontvangen van de data & doorsturen naar een andere organisatie.
Voldoet een organisatie niet aan de AVG? Dan kan Autoriteit Persoonsgegevens een boete opleggen.
, Hoofdstuk 1: Betalen, sparen en beleggen
1.1 Hoe werken financiële markten?
Sparen: reserveren van geld, een vorm van vermogensopbouw met een laag rendement.
Tegenovergesteld: ontsparen – besteding van spaargeld (consumptie).
Beleggen: met geld iets kopen waarvan je hoopt dat het in de toekomst meer waard wordt.
Beleggen in effecten: aandelen, opties, obligaties;
Beleggen in fondsen: collectief beleggen in samengestelde beleggingsfondsen;
Beleggen in objecten: beleggen in iets tastbaars, zoals goud of een pand.
Kenmerken: verwachting, geen garantie, makkelijk verhandelbaar en hoger rendement / risico.
Investeren: het met geld kopen van kapitaalgoederen (machines, bedrijfspand, etc.). Investeringen
hebben meestal betrekking op hoge bedragen en nemen de nodige risico’s met zich mee.
De diverse beleggingscategorieën:
Overschothuishouding: huishoudens die minder geld uitgeven dan binnenkomt (sparen/beleggen).
Tekorthuishouding: huishoudens die meer geld uitgeven dan binnenkomt (ontsparen/lenen).
Banken trekken spaargeld aan tegen een spaarrente en lenen dit uit aan tekorthuishouding tegen
een hogere rente, waardoor ze zowel de aanbod- als vraagkant van de geldmarkt bedienen. Het
renteverschil levert inkomsten op. De hoogte van de spaarrente beïnvloedt consumentengedrag, en
een toename in spaargeld stelt de bank in staat meer geld uit te lenen of te investeren.
Een liquiditeitsplan heeft de volgende doelen:
het verkrijgen van inzage in uitgaven en inkomsten;
het afstemmen daarvan met de haalbaarheid van het doel.
Is het doel bekend én is bekend hoeveel kan of moet worden gespaard voor dat doel, dan is een
gerichte inschatting te maken van de haalbaarheid van het spaardoel en van de spaartermijn.
Levensfasemodel: algemene weergave van de levensfasen die een mens als consument doorloopt:
Vroege jeugd: weinig eigen bezit, afhankelijk van anderen, eventueel betalen en sparen.
Jongvolwassenheid: student, eerste baan, trouwen, woning, en weinig financiële
verplichtingen.
Middenfase: drukke fase, kinderen, scheiding, overlijden, werkloos en fin. verplichtingen.
Actieve ouderdom: pensioen, goede gezondheid en ontsparen van opgebouwd vermogen.
Afhankelijke ouderdom: gezondheid neemt af, toename zorgkosten, erfenis