Public international law
Week 1.1
Een staat kan niet zonder haar instemming aan een regel van internationaal recht worden
gebonden, zonder toestemming van de staat geldt de regel dus niet je kan geen gezag
uitvoeren over gelijken, landen zijn gelijk.
Art. 38(1) IGH (meest gezaghebbende document waarin de rechtsgronden worden
genoemd):
- Sub a: international conventions: treaty law
o Subsidiair van aard, je kijkt eerst naar het eigen verdrag. Als het daar niet in
staat, dan kijk je naar VCLT
o Art. 2(1) Vienna Convention on the Law of Treaties: written agreement
concluded between States whatever its particular designation (als het lijkt op
een verdrag, dan is het een verdrag)
o Art. 4: temporal scope: heeft betrekking op verdragen die na inwerkingtreding
zijn gesloten
o Art. 11: juridische binding is gebaseerd op de wilsovereenstemming van
staten
o Art. 26: pacta sunt servanda
- Sub b: customary law (gewoonterecht):
o there must be a general practice, and this general practice must be accepted
as law/ opinion juris (= a sense of legal obligation)
1. General practice (objectief):
a. Extensive (omvangrijk): relatief veel staten moeten deze praktijk naleven
specially affected states, belanghebbende (North Sea Continental Case,
waren dat de staten aan de zee)
b. Virtually uniform (vrijwel uniform) onder vergelijkbare omstandigheden,
dezelfde beslissing nemen
2. Rechtsovertuiging (opinio juris): uitdrukkelijk aangegeven, denk aan een protest,
berusting, afgeleid van verdragspraktijk, etc. Staten moeten van mening zijn dat ook
zo is, ze moeten niet zo handelen omdat ze denken dat het juist is.
- Sub c: general principles: spelen een rol bij een lacune in het recht
o Equity: billijkheid en goede trouw
o Good faith: menselijke waardigheid, je bent een mens dus je hebt automatisch
waardigheid
o Derived from national legal systems: strafuitsluitingsgronden
o Formed within the international legal system: overlap met gewoonterecht
- Sub d: sources of subsidiary means (jo. Art. 59 ICJ Statute) dienen meer tot het
bepalen van rechtsregels
Stappenplan verdragsluiting:
1. Heeft de vertegenwoordiger ‘appropriate full powers? (art. 7(1) VCLT
2. Is de tekst juist aangenomen? (art. 9(1) VCLT?
3. Is er ‘consent to be bound’? (art. 11 VCLT) en wanneer treedt er verdrag in werking?
a. Handtekening (art. 12 VCLT)
b. Ratificatie
c. Toetreding
d. Mogelijk treedt art. 18 VCLT in werking
, 4. Is er een ‘reservation’ of ‘interpretatieve verklaring’ (voorbehouden) art. 2(1)(d) VCLT
5. Inwerkingtreding
Interpretatie van verdragen: je kijkt eerst naar art. 31 lid 1 VCLT (je kijkt naar de huidige
situatie, preambule, etc., daarna naar art. 32 VCLT (je kijkt dan verder, hoe is het tot stand
gekomen, wat is de bedoeling, ook naar de onderhandelingsgeschiedenis, etc.)
Besluiten van internationale organisaties: heeft slechts werking binnen de rechtsorde van
de internationale organisatie. Alleen bindende besluiten kunnen regels van internationaal
recht bevatten (wel rechtsbron). Niet-bindende besluiten kunnen wel bijdragen aan de
vorming van gewoonterecht. Totstandkoming:
- Besluiten bij unanimiteit: alle leden van de organisatie moeten instemmen
- Besluiten bij consensus: na onderhandeling blijkt dat alle partijen met het besluit
kunnen leven en zich niet meer kunnen verzetten
- Meerderheid van stemmen
Uitspraken van internationale tribunalen zijn in beginsel slechts bindend tussen partijen
en dus formeel geen rechtsbron van internationaal recht (art. 59 IGH)
Soft law: regels die niet tot het internationaal juridisch domein behoren, maar wel
normerende effecten kunnen hebben en soms een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling
en toepassing van rechtsregels geen rechtsbron, wel politiek of moreel bindend (juridisch
relevant)
Samenloop van regels:
- Geen conflict: parallellisme: beide regels zijn toepasbaar
- Wel conflict: toepassing van voorrangsregels (onder meer art. 103 VN-Handvest):
1. Is het een regel van Ius Cogens? Nee: stap 2
2. Staat er in het verdrag iets over voorrang? Nee: stap 3
3. Neem de algemene regels in acht:
a. Nieuw gaat voor oud
b. Bijzonder gaat voor algemeen
Art. 29 VCLT: territorial scope: een verdrag geldt voor het hele gebied
Rechtssubjectiviteit: het hebben van juridische bekwaamheid om binnen de internationale
rechtsorde deel te nemen aan het rechtsverkeer
- Volledige rechtssubjectiviteit: komt slechts aan staten toe. Zij beschikken over alle
bevoegdheden, rechten en verplichtingen
- Beperkte rechtssubjectiviteit: geldt voor alle andere internationale rechtssubjecten
Staten (art. 1 Montevideo Convention):
1. Permanent population
2. Defined territory (no minimum size)
3. Government
a. Central gouvernement
b. Effective control
4. Capacity to enter into relations (volgt uit 1-3)