Sportmassage NHA huiswerk les 5
• Geef algemene regels en maatregelen die je neemt voor, tijdens en na een
massage.
Voor de massage moet de hele ruimte goed worden gereinigd, alle materialen die ik
gebruikt moeten goed worden gedesinfecteerd. Ook zorg ik voor m’n eigen hygiëne
en zijn m’n nagels goed geknipt en schoon. Ik zorg dat er een schoon laken op de
behandelbank ligt voor als mijn cliënt komt.
Tijdens zorg ik dat de cliënt een schone doek heeft waarmee ik delen kan afdekken
die ik niet masseer. Ik kijk of er eventuele wondjes zijn in het te behandelen gebied,
verzorg deze eerst en dek deze af. Mocht de cliënt een huidaandoening hebben
reinig ik de huid eerst.
Na de massage droog ik de cliënt af en geef ik hem/haar aan thuis nog even goed te
douchen. Als de cliënt weg is vervang desinfecteer ik de materialen weer en
verwissel ik de doek op de behandelbank.
• Schrijf de volgorde op van de massagehandgrepen.
Intermitterend drukken, effleurages, petrissage, fricties, tapotements, vibreren,
schuddingen.
• Wat zijn de mogelijkheden om een massage te doseren?
De massage plaatselijk uitvoeren en kijken hoe de cliënt reageert. Het kan zijn dat
het zo vast zit dat het veel pijn doet. Het is nooit de bedoeling dat het veel pijn doet.
Aan de hand hiervan kun je de handgrepen aanpassen zodat het minder pijnlijk is
voor de cliënt en je toch (met kleinere stapjes) progressie maakt.
● Type handgreep: de oppervlakte die gebruikt wordt bij de gekozen handgreep heeft
verschillende mechanische effecten
● Richting: er kan in de lengte en dwars op de spiervezels gemasseerd worden
● Druk/kracht: druk en kracht moeten aangepast worden aan de spierspanning van
de gemasseerde spieren; te veel kracht geeft afweerspanning, te weinig kracht
bereikt weinig effect
● Snelheid: het tempo van de handbewegingen bepaalt hoe intensief en diep er
gewerkt kan worden voordat afweerspanning ontstaat
● Tijd: door handgrepen langer of korter toe te passen verandert de intensiteit
● Tussenstof: het gebruik van tussenstof faciliteert strijkingen over de huid zonder te
veel wrijving; een teveel aan tussenstof vermindert de grip van de hand van de
masseur op de huid en de onderliggende spieren
• Waarom is massage belangrijk om het herstel na belasting te verbeteren?
Het zorgt ervoor dat afvalstoffen sneller worden afgevoerd.
Massage na belasting is om een versnelde afvoer van afvalproducten van de
stofwisseling te bewerkstelligen, ontwatering van de spieren te bevorderen en te
ontspannen.
• Anatomie en fysiologie zijn ondersteunende vakken voor de sportmasseur.
Beschrijf het belang daarvan en geef voorbeelden.
Als sportmasseur ben je continue bezig op iemands lichaam. Het is dus belangrijk te
weten dat jij een quadricep aan het masseren bent i.p.v. een gluteus maximus. Ook
, is het belangrijk om te weten waar de aanhechtingen van pezen zitten en wat wellicht
zwakkere plekken kunnen zijn in het lichaam. Op het moment dat je te veel kracht
gaat zetten op een gevoelige plek doe je meer schade dan goed. Stel dat je zoveel
kracht geeft bij de kniebanden of op een verkeerde plek vlakbij de ruggengraat, bij
iemand die hier al last van heeft, dan kan dit het alleen maar erger maken.
Ook kunnen bijvoorbeeld door te harde grepen of strijkingen lymfevaten beschadigd
raken, daardoor wordt de lymfeafvoer juist verstoord.
De medische kennis van de bouw en functies van het menselijk lichaam is niet alleen
belangrijk om goed te kunnen masseren, maar ook om de reacties van belasting en
de signalen van overbelasting op het menselijke lichaam goed te begrijpen en om
adequaat te kunnen handelen.
Fysiologie beschrijft het verband en de samenwerking tussen de diverse weefsels en
organen. Vooral de fysiologie van de stofwisselingsprocessen, die zich op celniveau
in de weefsels afspelen, is voor de sportmasseur van belang om zijn handgrepen
zodanig te kunnen doseren dat het optimale effect wordt bereikt.
Anatomie is de kennis van de bouw en de structuur van het lichaam.
Een voorbeeld is om aan een cliënt spierpijn of spierstijfheid uit te leggen in relatie tot
massage. Door belasting worden lichaamscellen uit hun evenwicht gebracht. Daarop
volgt herstel en als het goed is ook verbetering. Spieren bijvoorbeeld zullen sterker,
leniger en beter doorbloed raken. Niet alle weefsels zijn even sterk. In de hele
beweegketen bevinden zich zwakke schakels en deze worden makkelijk overbelast.
Spieren en gewrichten worden stijf. Daardoor ontstaan slechte bewegingspatronen,
waardoor andere spieren en gewrichten meer worden belast. Deze verschijnselen
worden steeds erger. Op den duur ontstaan
op deze wijze makkelijk structurele veranderingen, omdat de doorbloeding ook niet
meer optimaal is. De kwaliteit van het weefsel wordt steeds minder en het weefsel
kan steeds minder goed worden belast. Het doel van massage is om deze
stoornissen te voorkomen door weefsel goed doorbloed en soepel te houden.
Ook is het belangrijk om de fysiologie begrijpbaar uit te leggen aan je cliënt.
Veelgestelde vragen van de cliënt zijn toch: hoe komt het dat ik last heb van X en zijn
er dingen die ik kan veranderen. Kennis van anatomie en fysiologie is daarbij
onontbeerlijk
• Beschrijf een aantal diffusie- en osmotische processen die belangrijk zijn om
de effecten van de massage te verklaren.
Massage verhoogt de toevoer van bloed, zorgt voor ontschilfering waardoor er betere
uitscheiding is van zweet en talg (en dus betere warmteregulatie), er worden
mestcellen geactiveerd die onder andere hyaluronzuur produceren wat weer een rol
speelt in ontstekingsprocessen, er is meer (overtollig) vocht afvoer en het bevorderd
lymfetransport. Dit zijn allemaal mechanische verklaringen waarom een massage
werkt.
Osmotische druk: het drukverschil tussen een vloeistof met een hoge concentratie
deeltjes en een vloeistof met een lage concentratie deeltjes.
Osmose: Filtratie van vloeistoffen door een semipermeabel membraan.
Diffusie: het transport van gassen onder invloed van een concentratieverschil.
De membranen in onze cellen zijn doorlaatbaar voor water. Water zou dus in principe
gewoon onze cellen uit kunnen stromen, waardoor er lege omhulseltjes achter
, zouden blijven. Echter, doordat er in het water in de cellen stoffen zijn opgelost heeft
het een osmotische waarde en trekt het dus water de cel in. Daardoor krijgt de cel
vorm en stevigheid in plaats van dat het een leeg omhulsel wordt.
• Welke biochemische stoffen ken je? Beschrijf de werking hiervan.
Acetylcholine: zorgt voor verwijding van haarvaten
Histamine: zorgt voor de verwijding van haarvaten en arteriolen (ook permeabiliteit
vergroting)
Endorfinen: pijnstillende werking
Dopamine, melatonine, serotonine, oxytocine: uitgang stofjes voor vorming van
adrenaline en noradrenaline en dienen als neurotransmitter.
• Noem mogelijke verandering in de kwaliteit van de spieren
Dit kan te maken hebben met het ouder worden van een persoon, maar ook met het
chronisch overbelasten van spieren. Ook kan het zijn dat het voedingspatroon niet
optimaal is en de spieren verzwakken.
Atrofie is het afnemen van de hoeveelheid spiermassa. Het ontstaat door
onvoldoende circulatie van het spierweefsel, meestal als gevolg van onvoldoende
activiteit.
Hypertrofie is het toenemen van de omvang van spieren, veelal door training.
• Geef een korte beschrijving van alle orgaanstelsels.
We kennen de volgende orgaanstelsels van de mens
Zintuigstelsel: Het zintuigstelsel is een onderdeel van het zenuwstelsel dat
verantwoordelijk is voor het verwerken van informatie uit de zintuigen.
Zenuwstelsel: Dient ervoor om (samen met het hormonale stelsel) processen in het
lichaam te regelen. Niet alleen belangrijk voor bewegen, maar ook voor alle
processen in het lichaam die voor bewegen belangrijk zijn.
Hormoonstelsel: Regelt de hormoonbalans in het lichaam
Luchtwegstelsel/ademhalingsstelsel: Het ademhalingsstelsel is bij mens het
orgaanstelsel dat dient voor de gaswisseling: het uitwisselen van zuurstof en
koolstofdioxide.
Maag- darmstelsel: Het maag-darmstelsel, digestieve systeem of gastro-intestinale
stelsel is het systeem dat, via de spijsvertering, instaat voor de opname van
voedingsstoffen uit voedsel ten behoeve van het lichaam.
Urogenitaal stelsel: Het urogenitale stelsel is de benaming voor de organen van het
urinewegstelsel en het voortplantingsstelsel, die binnen de anatomie meestal samen
behandeld worden. Tot de organen van het urogenitale stelsel behoren de gepaard
aangelegde nieren, de gepaarde urineleiders, de urineblaas en de urinebuis.
Voortplantingsstelsel: Het voortplantingssysteem is het orgaansysteem binnen een
organisme dat bestaat uit het geslachtsorgaan, hormonen en feromonen die
samenwerken ten behoeve van de voortplanting. De geslachtsorganen bij man en
vrouw zijn verschillend.
Bewegingsapparaat: Het bewegingsapparaat is het geheel van botten, gewrichten,
pezen, spieren en motorische zenuwen die zorgen voor de lichaamshouding en
beweging.