EBFU samenvatting boek
HOOFDSTUK 1
1.2 Ontstaan van het internet
- Hypertext > In 1989 werd het hypertext systeem ontwikkeld, hierdoor kreeg het internet er een
belangrijk onderdeel bij, het ‘world wide web’. Deze hypertext is een speciale vorm van
digitale tekst. Gebruikte woorden, begrippen of afbeeldingen verwijzen naar een andere tekst,
de inhoud die bij die verwijzing hoort kan op elke willekeurige computer te wereld staan. Deze
verwijzingen noemen we hyperlinks en hiermee kunnen bestanden worden binnengehaald.
Hypertext is de basis van de computertaal HTML.
- HTML > Hyper Text Markup Language, een progameertaal die vooral wordt gebruikt voor het
progammeeren van websites en webpaginas. HTML kan ook deels de vormgeving en styling
bepalen.
- Een website > Een website is een verzameling gerelateerde webpagina's, inclusief multimedia-
inhoud, die meestal geïdenti ceerd wordt met een gemeenschappelijke domeinnaam en
gepubliceerd wordt op minstens één webserver. Een website kan uit 1000e webpagina’s
bestaan.
- Tijdlijn van zaken die het internet een boost gaven >
1989 Eerste serviceproviders
1991 Invoering van het world wide web
1993 De eerste zoekmachine en de eerste browser
1993 XS4ALL de eerste internet provider van Nederland
1994 Eerste online winkels
1997 Het eerste sociale netwerk
1999 Internetbankieren en de MP3
2000 Draadloos internet
2001 Wikipedia en webblogs
2004 Opkomst social media
2010 Juridische problemen
2012 Second screens > Smartphones en tablets breken wereldwijd door als extra toegang tot o.a.
tv (zogeheten second screens). Minder oriëntatie
van internet op ‘grote’ en enige computerschermen zoals desk- en laptop. De ontwikkeling van
apps voor mobiele devices.
2014 Social media opgenomen in websites
2018 Toenemend aantal (privacy) con icten en wetgeving
2019 Internet of things (IoT) > The Internet of Things: steeds meer apparaten hebben toegang tot
het internet en de impact op ons dagelijks leven neemt
enorm toe.
2020 Covid
2023 Einde third party cookies
- Roaming > Als je in een land bent waar verbinding met je eigen provider/netwerk niet mogelijk
is, probeert je telefoon automatisch verbinding te maken met een van de lokale netwerken.
Voor het gebruik van elkaars netwerken zijn er afspraken tussen de providers. Roaming is
binnen de EU niet van kracht.
1.3 Gebruikcijfers internet
- Het internet > Het internet is een sterk groeiende wereldwijde infrastructuur (netwerk) van
computers, servers, routers en andere appartuur gebasseerd op algemeen geaccepteerde
nromen en vastgelegde technieken en standaarden. Internet is een infrastructuur waarop
verschillende activiteiten mogelijk zijn, de bekendste is het www. Maar ook bijvoorbeeld e-mail
en internet-bellen maken gebruiken van de internet-infrastructuur maar lopen niet via het www.
- Online > We bedoelen dan dat het apparaat (device) waarop we werken contact heeft met
internet. Bij websites hebben we het over een website die online is, zodra de content van de
site via het internet bereikbaar is.
fi fl
,1.4 Ontwikkeling in communicatie
- De volgende ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de communicatie >
One-to-many (massamedia) > Bedrijven communiceren algemene informatie via websites naar
een breed publiek.
One-to-few (gesegmenteerde media) > Bedrijven richten hun boodschap op speci eke groepen
of niches via gerichte websites.
One-to-one (persoonlijke media) > Bedrijven kunnen individuele communicatie voeren met
consumenten via discussieplatforms en gepersonaliseerde websites.
Many-to-many (social media) > Zowel bedrijven als individuen delen content op sociale media,
waardoor gebruikers actief deelnemen aan de creatie van inhoud.
Few-to-few (social media, internet) > De technologie maakt het mogelijk om persoonlijke
webpagina's en advertenties te tonen, terwijl privégroepen op blogs, apps en sociale netwerken
zorgen voor meer gesloten interactie met betere privacy.
De belangrijkste ontwikkeling is wel, dat consumenten dankzij het internet eenvoudig zelf een rol
(kunnen) spelen als medium, maar ook asl producent.
1.5 Toegang tot het internet
- Browsers spelen een belangrijke rol > software die geschikt is om webpagina’s (HTML
bestanden) te tonen en te navigeren over het internet.
- De belangrijkste verbindingen op internet worden gevormd door dikke glasvezelkabels, die op
de oceaanbodem liggen en van continent naar continent lopen. De belangrijkste kabel is de
Atlantic crossing 1 (de AC-1) deze datakabel verbindt de VS met Engeland, Duitsland en
Nederland. De kabel komt in NL bij Berverwijk aan land. Het overgrote deel van data gaat via
deze bekabeling.
- IoT > Internet of Things, steeds meer apparaten zijn gekoppeld aan het internet: van auto’s tot
themostaten, van koelkasten tot parkeergarages.
- De baas > er is niet een instantie/bedrijf die baas is over het internet. Je kunt een bedrijf niet
van het internet afgooien, een internetprovider kan wel stoppen een bedrijf toe te laten.
- The semantic web > Het semantische web, ook wel bekend als Web 3.0, is de volgende fase
in de evolutie van het internet, waarbij internettoepassingen meer op elkaar zijn afgestemd,
kunnen samenwerken en geïntegreerd kunnen worden. In vergelijking met Web 1.0, dat
voornamelijk statische documenten omvatte, en Web 2.0, waarbij interactie met gebruikers
centraal stond (denk aan social media), staat Web 3.0 bekend als het 'intelligente' web.
Hierdoor kunnen zoekopdrachten en gepresenteerde content steeds meer gepersonaliseerd
worden, en kunnen traditionele websites worden aangevuld met content uit sociale media.
- Een aantal ontwikkelingen samen met andere zaken zou je kunnen samenvatten als Web 4.0:
IoT in combinatie met robotica, AI, arti cial intelligence in combinatie met machine learning,
Grens tussen mens, avatar en (ro)bot wordt onduidelijker, Virtual reality (VR) en allerlei andere
‘mixvormen’ van reality (MR: mixed reality), Internet als noodzakelijke nutsvoorziening in al onze
dagelijkse bezigheden.
1.5.1 Structuur van het internet
- Structuur van het internet > Er moet een afspraak zijn over hoe computers met elkaar
communiceren, het TPC/IP protocol zorgt voor de communicatie tussen computers in
netwerken zoals internet, belangrijke zaken die hier uit voorkomen:
1. Ieder apparaat met toegang tot internet moet een uniek ‘adres’ hebben > IP-adres, een uniek
nummer waaronder het apparaat bekend is op internet en er toegang tot heeft.
2. Alle aanbieders van informatie op het inernet moeten via een ‘adres’ te vinden zijn: dit is
geregeld via domeinnamen (dit zijn IP-nummers omgezet in herkenbare namen).
3. Al deze ‘pakketjes’ volgen hun eigen route over het internet.
4. Dit verloopt via veel tussenstations.
5. Pas ‘na aankomst’ worden de ‘pakketjes’ weer samengevoegd.
Een foto wordt dus niet ‘als een foto’ over het internet verzonden, maar als vele kleine pakketjes
en via vele ‘wegen’.
- Routing > Routing in het internet is gestructureerd in lagen, waarbij de backbone fungeert als
de hoofdbekabeling, vergelijkbaar met snelwegen, waarbij de afstand tot deze backbone
fi fi
, bepaalt hoeveel tussenstations nodig zijn om verbinding te
maken, wat de gevoeligheid voor storingen kan vergroten.
- De backbone is letterlijk de ruggengraat: aan deze backbone
zitten weer netwerken gekoppeld, die zorgen voor de toegang
tot internet. Nederland is wereldwijd overigens een van de
belangrijkste knooppunten in het internetverkeer. Backbones
kunnen bulkhoeveelheden data vervoeren. De backbone is dat
deel van het bekabelingsnetwerk dat niet de losse computers,
maar complete netwerken met elkaar verbindt. Een backbone
in het internet fungeert als een nationaal of internationaal
netwerk dat lokale netwerken verbindt, vergelijkbaar met
een snelweg die regio's met elkaar verbindt, terwijl LANs (Local Area Networks) binnen
bedrijven of huishoudens dienen als interne netwerken voor gedeelde bronnen en toegang tot
het internet, waarbij gebruikersrechten en bestandsbeveiliging worden beheerd.
- Client/server model > Kenmerkend voor dit model is dat de server permanent beschikbaar is
voor de clients en reageert. De server wacht op een ‘verzoek’ van de client. De client computer
neemt het initiatief tot communicatie met de server.
- Peer-to-peer netwerk > Een netwerk op basis van gelijkwaardigheid van de verschillende
aangesloten computers: dus alle deelnemende computers zijn in staat om acties te starten en
te beëindigen. Het onderscheid met het vorige model is van belang , omdat dit om een totaal
andere opzet van bijvoorbeeld verkoopprocessen of communicatie vraagt. Deze term komen
we vooral tegen rond netwerken waarbij bestanden worden uitgewisseld ( le sharing), er is
geen hiëracrhie in deze structuur.
- Tor-netwerk > Dit netwerk gebruikt een anonieme techniek om bestanden uit te wisselen met
anderen. Het verbergt je identiteit door je internetverkeer om te kleiden langs verschillende Tor-
servers of nodes. Je data wordt versleuteld en dan naar de nodes gestuurd waar de
verschillende encryptilagen ontsleuteld worden. Hiervoor wordt een speciaal bestandje
gebruikt, de torrent.
1.5.2 Netwerk begrippen
- Download-snelheid > Je wilt op het internet vooral snelheid om zoveel mogelijk informatie op
te halen in een korte tijd. Dit hangt van een aantal belangrijke zaken af.
1. De doorvoorsnelheid van de hardware, de apparaten
2. Het type verbinding (4G, 5G, wi )
3. Het aantal gebruikers van het netwerk
4. De drukte op heel internet of van de bezochte website op dat tijdstip
5. Het gebruik van cookies (kleine stukjes software)
6. De techniek achter de bouw van de website
7. De snelheid van processoren van de pc’s die in het traject zitten
Je kunt de snelheid onder andere aan de hand van speedtest.nl meten.
- Bandbreedte > De hoeveelheid MB’s (data) die kan worden vervoerd per tijdseenheid. Hoe
groter de bandbreedte, hoe sneller het datatransport. Voorbeeld: op een 4baansweg kun je
meer verkeer verwerken dan op een 2baans weg. De kwaliteit van de kabel (glasvezel) en het
aantal gebruikers bepalen voor een groot gedeelte hoeveel bandbreedte er voor jou
beschikbaar is.
- Streaming media > Streaming media verwijst naar de technologie om audio en video
rechtstreeks via computernetwerken zoals internet te distribueren, waaronder live televisie en
radio, webcams, Video on Demand en web video, wat leidt tot een grotere belasting van
netwerken en de behoefte aan meer bandbreedte.
1.5.3 Software begrippen
- Software > De tegenhanger van hardware, hardware is alle tastbare apparatuur (telefoon,
computer), software is een ander woord voor computerprogramma’s zoals apps. Om software
te mogen gebruiken heb je vaak een licentie nodig. Software kunnen we indelen in: (System)
software; dit zorgt ervoor dat je device (iOS bij Apple) of netwerk werkt. (Applications)
software; hiermee kun je bepaalde handelingen doen zoals teksten schrijven, foto’s bewerken
etc.Hier vallen ook alle apps onder.
- Open source software > De gehele broncode is hier vrij beschikbaar, de gebruiker mag de
code inzien, gebruik, verbeteren, aanvullen en distrubueren.
fi fi
, - Béta en bugs > Bètaversies van software worden vaak vrijgegeven voor testdoeleinden
voordat de de nitieve versie wordt uitgebracht. Deze versies kunnen bugs bevatten, wat fouten
of onverwacht gedrag in de software veroorzaakt. Hoewel bugs onvermijdelijk zijn in complexe
software, worden ze vaak gemeld aan leveranciers voor oplossingen.
1.5.4 Draadloze toegang tot het internet
- Wi > Een draadloze techniek, die gebruikt wordt voor kleine draadloze netwerken en heeft
slechts een beperkt bereik vanaf de router (de zender).
- Bluetooth > laat hardware op korte afstanden draadloos met elkaar communiceren:
bijvoorbeeld: telefoons onderling.
- Belangrijke verschillen tussen Bluetooth en Wi >
1. Wi is voor grote data-overdracht geschikt en heeft een veel grotere snelheid
2. Wi reikt soms wel 100 meter, Bluetooth maar rond de 10 meter
3. Wi is bedoeld voor netwerken, bluetooth als vervanger voor kabels
4. Bluetooth is door haar beperkingen wel veel veiliger en gebruikt veel minder stroom
- Randvoorwaarden > De eerste voorwaarde is dat de persoon een device heeft dat die toegang
biedt. De tweede voorwaarde is de batterij, die moet wel nog spanning geven. De derde
voorwaarde is de toegang tot het netwerk, wat vaak via Wi loopt.
- NFC > (Near Field Communication) is een opkomende vorm van draadloze data-overdracht
tussen twee apparaten, waarbij zeer korte afstanden van 10 tot 15 cm nodig zijn. Hoewel nog in
ontwikkeling, worden NFC-standaarden al toegepast in mobiele telefoons zoals Google Nexus,
Samsung en Nokia. Toepassingen omvatten mobiele betalingen zoals Apple Pay en WeChat
Pay, alsook gebruik in sectoren als horeca, hotellerie en musea, en zelfs NFC-visitekaartjes. De
opkomst van wearables speelt hierbij een belangrijke rol.
- GPRS, 2G, 3G, 4G, 5G en zelfs 6G verwijzen naar de snelheid van mobiele dataverbindingen.
Oudere netwerken zoals GPRS (vergelijkbaar met 2G) bieden lagere snelheden, terwijl nieuwere
technologieën zoals 5G en 6G steeds hogere snelheden mogelijk maken. Deze vooruitgang in
mobiele technologieën ondersteunt geavanceerdere toepassingen op mobiele apparaten.
- GPS (Global Positioning System) is een functie die beschikbaar is op de meeste
internetapparaten, waarbij satellieten worden gebruikt om de locatie van het apparaat te
bepalen met een nauwkeurigheid van enkele meters. Deze gratis functionaliteit opent veel
mogelijkheden voor locatiegebaseerde apps, waardoor inhoud en ervaringen op mobiele
apparaten kunnen worden gepersonaliseerd zonder dataverbinding.
- iBeacon is een verzamelnaam voor apparaten die via Bluetooth Low-Energy (BLE) interactie
hebben, zoals hardware die bijvoorbeeld in een museum kan worden geplaatst. Deze apparaten
maken contact met smartphones die BLE hebben ingeschakeld en zich binnen een afstand van
ongeveer 50 meter bevinden. Hierdoor kan zeer nauwkeurige locatiebepaling worden
gerealiseerd, waardoor verschillende toepassingen mogelijk zijn, zoals het versturen van
berichten aan bezoekers in een museum of het faciliteren van betalingen en navigatieadviezen.
Hoewel oorspronkelijk gericht op Apple-producten, zijn vrijwel alle smartphones nu uitgerust
met deze technologie.
- Satelieten > Bieden wereldwijd breedbandinternet aan. Voor overheden is het moeilijk deze
tegen te werken of te controleren.
- LoRa en andere technieken > Long range low power, een technologie die kleine pakketjes
data kan uitwisselen tussen objecten en systemen, het stroomverbruik is laag en het bereik is
groot. Op deze manier kunnen veel objecten contact maken met het internet zonder wi of 4G.
Met name voor verkeerslichten en vuilnisbakken.
1.5.5 Access- en hosting providers
- Een access provider is een toegangs-aanbieder; een bedrijf dat zorgt dat er een verbinding
gemaakt kan worden met internet. Denk bij acces providers aan bedrijven zoals Telfort, Ziggo
en KPN. We kennen deze services als ISP.
- Internet Service Provider > Deze bedrijven doen niets meer dan alleen de toegang tot internet
bieden.
- Een Hosting provider > Een hosting provider is een gespecialiseerd bedrijf dat webruimte
aanbiedt voor het opslaan van website-bestanden op hun servers, waardoor websites
toegankelijk worden op internet. Ze zorgen voor technische voorzieningen om de website
online te houden, back-ups te maken en de website te beschermen tegen overbelasting.
Hostingaccounts worden vergeleken met gehuurde bedrijfsruimtes, waarbij kosten variëren op
fif
fi fi fi fi