Goederenrecht – Schema’s
Hoorcollege 1: Verhaal en voorrang algemeen
Kenmerken van het goederenrecht
a. Het regelt de rechtsverhouding tussen mensen en zaken. Goederenrecht kent derdenwerking.
De rechtsbetrekking tegenover derden wordt bepaald door het goederenrecht. Dit is ook direct
het verschil met verbintenissenrecht waarbij verplichtingen van en tegenover derden ontstaan
door het sluiten van een of meerdere verbintenissen.
b. Glencore I à Zalco financierde de onderneming van Glencore. Als zekerheid voor het krediet
kreeg Zalco een pandrecht op het geproduceerde aluminium. Wanneer het aluminium door het
chemische proces is gevormd, zal er een pandrecht op komen te rusten. Wanneer Glencore
failliet gaat draaien de oven nog even door. Op het nieuwe aluminium rust geen pandrecht. Er
is sprake van vermenging ex art. 5:15 BW. Er is geen hoofdzaak aan te wijzen dus Zalco
verkrijgt – naar analogie van art. 5:14 BW – een pandrecht op een aandeel in de nieuw gevormde
zaak, omdat zij een pandrecht hadden op het aluminium wat gevormd was voor faillissement.
Voorrang en verhaal
c. Bij verhaalsrecht gaat het om verkrijgen waar je recht op hebt. Het systeem ziet op
geldvorderingen. Alle vorderingen die geen geldvorderingen zijn, moeten eerst tot een
geldvordering worden herleid, wil afwikkeling via dit systeem van verhaalsrecht mogelijk zijn.
d. Twee belangrijkste uitgangspunten;
a. Art. 3:276 BW. Verhaal op het gehele vermogen van de schuldenaar;
i. Tenzij de wet of overeenkomst anders bepaalt, kan een schuldeiser zijn
vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.
ii. Alle goederen = alle zaken en vermogensrechten, ook die na het ontstaan van
de vordering zijn verkregen.
iii. Uitzonderingen op grond van de wet: art. 447 Rv (huisraad, kleding,
aanwezigheid voorraad levensmiddelen), art. 448 Rv, art. 475a/b/c (beslagvrije
voet bij beslag op loonvorderingen), art. 3:40 BW.
iv. Goederen van derden? In beginsel kun je alleen verhaal halen op het
vermogen van de schuldenaar, tenzij er sprake is van een retentierecht (art.
3:292 BW), het bodemrecht van de fiscus (art. 22 lid 3 IW) of een derdenpand-
of derdenhypotheekrecht.
b. Art. 3:278 BW. Paritas creditorum;
i. Onderlinge gelijke positie van de schuldeisers bij het nemen van verhaal.
ii. Lid 1: netto-opbrengst wordt verdeeld naar evenredigheid van ieders vordering.
iii. Lid 2: partijen kunnen overeenkomen dat sprake is van een achtergestelde
vordering. Dan geldt lid 1 niet.
iv. Unitco à alle schuldeisers behalve één werden voldaan om de
steunvorderingen die nodig zijn voor ‘pluraliteit van schuldeisers’ weg te
nemen. Er mist dan een voorwaarde voor faillissement. Het laten betalen door
een derde (in dit geval de holding) van steunvorderingen in een
faillissementssituatie is niet zonder meer ontoelaatbaar en levert geen
doorbreking van de paritas creditorum op.
e. Het nemen van verhaal;
Buiten faillissement;
a. Iedere schuldeisers is bevoegd tot het nemen van verhaal en is vrij in de keuze van het
goed of de goederen waarop hij verhaal wil zoeken
b. Art. 430 Rv bepaalt dat voor het nemen van verhaal een executoriale titel is vereist. Dit
is veelal een veroordelend vonnis.
c. Executoriaal beslag (art. 439 Rv)
d. Openbare verkoop (art. 463 Rv)
, e. Verdeling opbrengst (art. 480 Rv); de crediteuren worden naar evenredigheid van
ieders vordering uit de netto-opbrengst voldaan.
i. Bij de verdeling worden allereerst de executiekosten afgetrokken alvorens het
tot een verdeling komt.
In faillissement;
f. Art. 1 Fw: toestand van te hebben opgehouden te betalen
g. Het gehele vermogen van de schuldenaar wordt uitgewonnen (art. 20 Fw). De
schuldenaar verliest het beheer en beschikking over zijn gehele vermogen (art. 23 en 24
Fw) en alle individuele beslagen komen te verhallen. Hier komt het faillissementsbeslag
voor in de plaats (art. 33 Fw).
f. Doorbreking van de paritas creditorum;
a. Art. 3:278 BW
i. Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en andere in de wet
aangegeven gronden.
ii. Gesloten stelsel van voorrangsrechten
b. Voorrecht
i. Art. 3:278 lid 2 BW. Voorrechten ontstaan alleen uit de wet. Zij rusten of op
bepaalde goederen of op alle tot het vermogen behorende goederen.
ii. Algemene voorrechten; voorrang bij de verdeling van de opbrengst van alle
voor verhaal vatbare goederen
1. Art. 3:288 sub a BW à kosten faillissementsaanvraag
2. Art. 3:288 sub b BW à kosten lijkbezorging
3. Art. 3:288 sub c en d BW à pensioenvorderingen
4. Art. 3:288 sub e BW à vorderingen die direct voortvloeien uit
arbeidscontract (loon + vertraginsschade)
5. Art. 21, 22, 22bis IW à algemene voorrecht en bodemrecht fiscus. Dit
voorrecht gaat boven alle andere voorrechten, met uitzondering van art.
3:284 BW voor zover de kosten zijn gemaakt na dagtekening van de
aanslag, art. 3:288 sub a e art. 287
iii. Bijzondere voorrechten; voorrang bij de verdeling van de opbrengst van een
bepaald of bepaalde goederen.
1. Art. 3:284 BW à kosten tot behoud om te voorkomen dat een goed
fysiek te niet gaat.
a. Lid 3: voorrang boven alle andere voorrechten, tenzij de
vorderingen waaraan deze andere voorrechten zijn verbonden,
na het maken van de kosten tot behoud zijn ontstaan.
b. Lid 2: De schuldeiser kan de vordering op het goed verhalen, zonder dat
hem rechten van derden op dit goed kunnen worden tegengeworpen, tenzij
deze rechten na het maken van de kosten tot behoud zijn verkregen. Een na
het maken van die kosten overeenkomstig artikel 237 gevestigd pandrecht
kan slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien de zaak of het
toonderpapier in de macht van de pandhouder of een derde is gebracht. Een
na het maken van die kosten overeenkomstig artikel 90 verkregen recht kan
slechts aan de schuldeiser worden tegengeworpen, indien tevens aan de eisen
van lid 2 van dat artikel is voldaan.
i. Uitzondering op het hoogste recht voor pand en
hypotheek. Schuldeiser kan zich dus altijd verhalen op
het goed, ook al behoort dit niet meer tot het vermogen
van de schuldenaar.
2. Art. 3:285 BW à aanneming van werk
a. Schuldeiser moet persoonlijk aan de uitvoering van het werk
hebben deelgenomen.
b. Lid 2: het voorrecht geeft voorrang boven een overeenkomstig
art. 237 op de zaak gevestigd pandrecht, tenzij dit recht eerst
na het ontstaan van de bevoorrechte vordering is gevestigd en
de zaak in de macht van de pandhouder is gebracht.
, 3. Art. 3:286 BW à appartementsbijdragen
a. Voorbeeld: X is een bedrag verschuldigd aan VVE voor
onderhoud aan winkelcentrum welke is opgesplitst in
appartementsrechten.
4. Art. 3:287 BW à vergoeding van schade
a. Lid 2: ook indien de vordering reeds is gecedeerd of hier een
pandrecht op is gevestigd, kan dit niet worden tegengeworpen
aan de benadeelde.
b. Voorbeeld: X is verzekerd bij aansprakelijkheidsverzekeraar.
Bart heeft €1000 te vorderen van verzekeraar, vanwege schade
c. veroorzaakt door ongeluk. X heeft vordering van €1000 op
verzekeraar. Bart heeft o.g.v. 3:287 BW een voorrecht. Het
gaat voor pandrecht (3:287 lid 2) en voor fiscale voorrecht.
5. Art. 3:283 BW à zaaksvervanging bij bijzondere voorrechten
c. Pand- en hypotheek
i. Art. 3:227 BW
1. Hypotheekrechten: registergoederen. Pandrechten: roerende goederen.
ii. Art. 3:228 BW. Op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn.
iii. Beperkte rechten in de zin van art. 3:8 BW
1. Absolute werking en zaaksgevolg.
2. Nemo plus-beginsel à het beperkte recht volgt de zaak. Eigenaar van
een zaak beschikt slechts over een zaak met een beperkt recht.
3. Let op! In sommige gevallen derdenbescherming.
iv. Afhankelijke rechten in de zin van art. 3:7 BW
1. Verval bij voldoening van de schuld
v. Recht van parate executie in de zin van art. 3:248/268 BW
1. Geen executoriale titel vereist
2. Verhaal halen kan op ieder goed, ongeacht of de opbrengst van het
verbonden goed meer bedraagt dan de schuld.
vi. Bijzondere positie in faillissement, art. 57 lid 1 Fw
vii. Prior tempore iure; eerder in tijd, sterker in recht.
d. Andere gronden
i. Art. 3:282 BW, art. 3:264 lid 7 BW, art. 3:292 BW, art. 6:107 lid 4 BW
g. De verkeersregels van voorrang:
a. Pand en hypotheek gaan voor voorrecht (art. 3:279 BW)
b. Bijzondere voorrechten gaan voor algemene voorrechten (art. 3:280 BW)
c. Bijzondere voorrechten op hetzelfde goed staan gelijk in rang (art. 3:281 lid 1 BW)
d. Algemene voorrechten nemen onderling rang naar geland van plaatsing in de wet (art.
3:281 lid 1 BW)
e. Tenzij de wet anders bepaalt!
h. Gaat het voorrecht boven pand of hypotheek?
a. De pand- of hypotheekhouder heeft nog steeds het recht van parate executie.
b. Wanneer deze overgaat tot executie, is de cutator gehouden de belangen te behartigen
van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven pand- en hypotheekhouders en
beperkt gerechtigden staan, art. 57 lid 3 Fw.
c. Dus: degene met een voorrecht zal als eerste uit de opbrengst worden voldaan, pand- of
hypotheekhouder ontvangt het surplus.
i. Mondia/Curatoren V&D
a. Het staat een schuldeiser in beginsel vrij om een akkoord – wat inhoudt dat hij slechts
een deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand doet op zijn recht
op voldoening – te weigeren, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid bij de
weigering (art. 3:13 BW)
b. In dit geval maakt Mondia misbruik van bevoegdheid door zich te onttrekken aan de
regeling die gesloten is tussen V&D en een groot gedeelte van haar schuldeisers, nu
deze schuldeisers offers hebben gebracht waarvan Mondia ook heeft geprofiteerd.