Filosofie van de
Managementwetenschappen
Hoorcollege 1, 11-04-2022, Bentham en het utilitarisme
Bentham wetenschap heel belangrijk (objectief). Als je allemaal uitspraken doet op
wetenschappelijke/objectieve basis, haal je conflict uit de samenleving weg.
Voorbeeld: Wanneer je zegt “het is vandaag 17 graden”, valt hier niet over te conflicteren.
Maar wanneer je zegt “het is vandaag 17 graden, maar dat is eigenlijk te koud” kan er over
geconflicteerd worden. Dat soort conflicten moet je mijden volgens Bentham.
Jeremy Bentham is, samen met John Stuart Mill, de beroemdste utilitarist. Wat is utilitarisme?
Utilitarisme (doel-ethiek)
- “Een moreel goede actie is een actie die het meeste goed produceert.”
- Onthoud: deze theorie wordt ook wel eens aangeduid als consequentialistisch!
o De morele kwaliteit van een actie wordt afgemeten aan de hand van de
consequenties die ze heeft!
o Niet kijken naar intenties/bedoelingen van de handeling, maar de effecten ervan.
- M.a.w. utilitarisme = filosofische stroming die zegt dat een handeling goed is als die meer
(utiliteit) in een samenleving produceert. Nut = maximalisering van plezier en minimalisering
van pijn geluk. Als een grote meerderheid gelukkig wordt van een bepaalde beslissing, doe
je het goed (volgens utilitarisme waar Bentham bijhoorde).
o Een handeling is pas goed als de consequenties goed zijn meer nut samenleving.
Utilitarisme is niet hetzelfde als egoïsme!
- Utilitarisme streeft naar het algemeen goede, niet het individuele goede. Heeft niks te maken
met persoonlijke plezier (egoïsme), maar plezier van hele gemeenschap.
o De slogan is: “It is the greatest happiness of the greatest number that is the measure
of right and wrong.” (Bentham) Niet iedereen, maar zo veel mogelijk.
- Egoïsme streeft naar wat voor mij persoonlijk goed is.
- Veel utilitaristen, waaronder Jeremy Bentham, geloofden wel in het ‘psychologische
egoïsme’, maar ze vonden dat dit overwonnen moest worden. Niet iedereen kan gelukkig
worden, maar het algehele moet het individuele overwinnen.
Voorgangers Bentham (NAMEN HOEF JE NIET UIT HOOFD TE LEREN)
Richard Cumberland (1631 – 1718) & John Gray (1699 – 1745)
- Zij vonden dat het menselijke geluk nagestreefd diende te worden, want God wil dat mensen
gelukkig zijn. Dit is een nieuw soort gedachte (18 e eeuw)! Hiervoor was het meer gericht op
bijv. kuisheid, gehoorzaamheid, God.
1
, - Hier zie je dus een theologische verdediging van ‘hedonisme’. Geluk (verschillende soorten).
Geluk moet altijd gekoesterd worden.
Earl of Shaftesbury (1671 – 1713) wijst als eerste het beroep op theologie af.
- Om te oordelen of een persoon deugdzaam of goed is, moet je niet kijken naar God, maar
naar de impact die zijn handelingen hebben op het systeem waar hij deel van uitmaakt.
- Ook hier (net als bij het psychologische egoïsme) is het essentiële probleem: vermenging van
privébelang en algemeen belang. Dat kun je oplossen: het is ook voor mij goed om een
algemeen belang na te streven.
o Het gaat niet om MIJN geluk, maar om het geluk van zo veel mogelijk mensen.
Kan je wel van mensen vragen om hun eigen belang op te geven voor het algemene belang?
Dit kan je met elkaar verzoenen door te laten zien dat het algemeen belang ook in mijn eigen
belang is.
- Privébelang als zodanig bepaalt niet of een handeling goed of slecht is. Alleen het algemeen
belang is het criterium!
- Het gaat er niet om wat je zelf van iets vindt, maar om hoe je het in het algemeen met
anderen bespreekt. Het algemene is belangrijk en eigen gevoelens minder belangrijk.
Francis Hutcheson (1694 – 1746)
- Van hem wordt gezegd dat hij de uitvinder is van de slogan ‘the greatest happiness for the
greatest number of people’.
- Maar hij relativeerde deze slogan: geluksmaximalisatie is belangrijk, maar niet ten koste van
alles!
- Dignitas (menselijke waardigheid) speelt ook een rol: je hoeft niet ten koste van je eigen
waardigheid je eigen of andermans geluk na te streven. Geluk mag niet ten koste gaan van
menselijke waardigheid.
o Je kan bijv. heel gelukkig worden van te veel alcohol drinken, maar dan komt
uiteindelijk de menselijke waardigheid ter discussie te staan. Mens verliest zijn
dignitas.
- Hutcheson benadrukte het belang van moreel overleg (deliberation) voor actie. Een mens
moet te rade gaan bij zichzelf, overleggen, calculeren alvorens een morele beslissing te
nemen.
o Moreel handelen is nooit impulsief denk na! Moreel overleg voordat je morele
beslissing neemt.
Jeremy Bentham
Met hem begint het ‘klassieke utilitarisme’. Bentham (1748-1832) was een wonderkind: begon op
zijn derde Latijn te leren, sprak 10 talen vloeiend, etc. Geldt als sociaal hervormer (pleitte
nadrukkelijk voor gelijke rechten van vrouwen, zelfs homoseksuelen, maar ontwierp ook een nieuw
soort gevangenis: het ‘panopticon’). Dit doet hij om utilitaristische redenen.
- Panopticon ronde koepelgevangenis, met bewakingstoren middenin. Vanuit middenin alle
cellen inkijken. In kamer komt tegenlicht, waardoor bewaker altijd silhouetten kan zien.
2
, Gedetineerden kunnen niet zien of ze bekeken worden. Op basis daarvan kan je mensen
disciplineren.
- Bereidheid van mensen om zich te voegen naar wat bazen zeggen, omdat ze bang zijn dat ze
altijd bekeken worden, ondanks ze niet weten of ze bekeken worden. Bereid om gedrag in te
tomen omdat het net is alsof iemand je altijd ziet.
o In hedendaagse tijd: heel veel flitsers/camera’s etc. langs de weg automobilisten
perken gedrag in omdat het kan zijn dat het kan zijn dat er een camera in kan zitten.
Beroemd is de passage: “De mens heeft twee soevereine meesters: plezier en pijn. Ze beheersen ons
in alles wat we doen en zeggen.” Mensen zijn pijnvermijdend en plezierzoekend ze beheersen ons.
Belangrijk: hier gaat het niet om persoonlijke of individuele gevoelens. Een handeling die goed is,
draagt bij aan het plezier van zoveel mogelijk mensen. Het gaat in Benthams ethiek nooit om
individueel plezier. (Weg dus met het psychologische egoïsme dat we eerder tegenkwamen!)
Nut (utility) alles wat ‘pleasure’/plezier voor zoveel mogelijk mensen verhoogt, is het criterium
voor iedere deugd. Ofwel: een handeling die deugdzaam, goed of juist is, is een handeling die de
hoeveelheid nut in een samenleving verhoogt.
Let op: het gaat hierbij om kwantitatieve grootheden! Nut, plezier en geluk worden in cijfers gedacht.
Men spreekt wel eens van: ‘moral arithmetics’ (morele rekenkunde). De ‘deliberatie’ gaat dus
richting een ‘felicific calculus’/geluks calculus.
- Bijv. je neemt in een bedrijf enquêtes af onder werknemers. Hieruit blijkt dat de algemene
gelukskwantiteit een 6 is. De taak van bedrijf is om te beslissen hoe je algemene hoeveelheid
geluk kan vergroten morele rekenkunde.
- Bijv. je ontstlaat 2 werknemers, waardoor het geluk van de andere 4 naar een 10 gaat. Je
werkt goed, omdat 4 * 10 = 40 hoger is dan 6 * 6 = 36. Je hoeft geen rekening te houden met
de 2 die je ontslaat, omdat hun plezier dan privé is, je moet het objectief houden. Je hoeft
geen medelijden te hebben (individuele geluk), je hebt gewoon goed gehandeld omdat
algemene hoeveelheid geluk omhoog is gegaan.
Ander belangrijk punt: Het morele oordeel mag nooit afhangen van gevoelens van weerzin of afkeer!
Zou dat wel het geval zijn, dan wordt moraliteit een kwestie van smaak. Dat wil Bentham niet: hij wil
een objectieve grondslag voor moraliteit. Het moet iets zijn waar mensen het over eens kunnen
worden.
Hoe walgelijk de persoon Bentham homoseksualiteit misschien ook vindt, hij kan hierover als ethicus
geen morele afkeuring uitspreken. Je moet kijken naar de consequenties ervan zijn. Wat het nut niet
noodzakelijkerwijs vermindert, hoeft niet te worden afgewezen. Als er meer mensen ongelukkig van
worden dan gelukkig, sta je iets niet toe.
Bentham kijkt dus volledig instrumenteel naar bepaalde handelingen. Anders gezegd: ER ZIJN GEEN
INTRINSIEK GOEDE OF KWADE HANDELINGEN!! Bijvoorbeeld: vrijheid is niet op zich goed of slecht.
Vrijheid is pas slecht (of goed) als ze bijdraagt tot meer ongeluk (of geluk). Als mensen in een
pandemie bang zijn voor vrijheid, doe je een strengere lockdown. Als mensen in een pandemie niet
bang zijn voor het virus, kan je meer vrijheid geven. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor autonomie.
Goed is ieder streven en bewerkstelligen van meer (algemeen) geluk en plezier. Politieke implicaties:
een bepaald soort beleid (meer vrouwen in de top van organisaties, een handelsboycot ten aanzien
van verkeerde regimes, legaliseren van het homohuwelijk, enz.) is niet goed of slecht. Slechts het nut
van dat beleid bepaalt dat! Kijken of je er beter van wordt of niet. Dus: soms is een bepaalde wet
goed, soms is diezelfde wet slecht.
3
, John Stuart Mill (1806 – 1873)
Belangrijk opvolger EN criticus van Bentham. Groot voorstander van gelijkheid voor vrouwen. In
sommige opzichten heel utilitaristisch, maar wil utilitarisme van Bentham wat subtieler maken. Dit
deed hij door wat meer kwalitatieve dan kwantitatieve eisen aan geluk te stellen.
Kritiek op Bentham:
- Kritiek op egalitaire opvatting van pleasure/pain; volgens Mill zijn er verschillende niveaus
van plezier: dronken worden is het niet hetzelfde plezier als het plezier dat je beleeft na
lezing van een mooi gedicht. Er zijn verschillende soorten geluk en de ene kan meer waard
zijn dan de andere directe aanval op morele rekenkunde. Dit zou alleen werken als je alle
soorten geluk dezelfde waarde geeft.
- Als alle ‘pleasures; gelijk zijn, dan zijn dierlijke ‘pleasures’ net zo veel waard als menselijke en
zijn mensen moreel net zoveel waard als dieren. Dat kon Mill niet accepteren.
Berucht/beroemd is zijn uitspraak dat het ongeluk van een mens meer waard is dan het
geluk van een varken.
De vraag is: is hij nog wel een utilitarist? Als je immers onderscheid maakt tussen de
waardigheid van pleasures, dan wordt morele rekenkunde – die ervan uitgaat dat alle
pleasures evenveel waard zijn – wel heel moeilijk. (Maar hierdoor heb je wel beter inzicht in
hoe geluk kwalitatief iets voor iemand kan betekenen)
Deze twijfels over hoe je Mill moet positioneren, zijn begrijpelijk, maar dat hij toch utilitarist is, blijkt
uit het feit dat ook hij volhardt in de gedachte dat het goede bestaat in pleasure. Hij is utilitarist,
maar toch is pleasure iets kwalitatiefs volgens hem. Daarnaast is hij ten aanzien van morele
categorieën net zo instrumenteel als zijn voorganger en leermeester. Het feminisme wordt om
utilitaristische redenen (niet om intrinsieke redenen) omhelsd.
Hij deelt ook afkeer van de zogenoemde ‘natural order’. Dat wil zeggen: het is volstrekt natuurlijk dat
arbeid welvaart creëert, maar de vraag hoe je die welvaart verdeelt, is niet een vraag over hoe de
natuur te werk gaat. Welvaartsverdeling is een kwestie van politiek en economie (institutie, bijv.
gemeenteraden, parlement, etc.), is dus mensenwerk. Je kunt dit niet aan de natuur overlaten. Er
ontstaan conflicten als mensen denken dat ze minder krijgen dan anderen.
Al met al kun je zeggen, dat Mill het utilitarisme subtieler maakt door ook nadrukkelijk te kijken naar
de nadelen van pleasures! Hierdoor kan je niet meer goed calculeren.
Hij kwalificeert het – op Hobbes gebaseerde – beeld dat Bentham van mensen heeft: de
psychologische egoïst maakt plaats voor ‘a sensitive human being’: mensen trekken zich soms wel
degelijk wat van anderen aan en wij kunnen dit samen met elkaar aanpakken.
Invloed utilitarisme
- Op de filosofie in Engelssprekende landen totaal utilitaristisch (ook in bedrijfsethiek,
bedrijfsleven managers doen het goed als ze waarde aandeelhouders vergroten)
- Op degenen die het kapitalisme moreel verdedigen. Het maakt de meeste mensen gelukkig.
- Op bedrijfsethiek
- Op dierenrechtenbeweging (Peter Singer). Dieren ervaren ook pijn, hier rekening mee
houden.
- Op politiek
4