van basis tot homeostase
Thema 4 de nieren
HC 29 – microscopie en anatomie nieren deel 1
Functie nieren
• Uitscheiden metabolieten & lichaamsvreemde stoffen
• Regulatie water- en elektrolytenbalans, zuur-base balans, arteriële druk, osmolariteit
• Endocrien orgaan = secretie urine & uitscheiding en metabolisme hormonen reguleren
Erytropoëtine = produceren erytrocyten in beenmerg & verminderen afbraak erytrocyten
1,25-dihydroxy vitamine D3 = productie (lever) en actieve vorm omzetten (nier) → Ca2+ metabolisme
Renine = protease betrokken bij RAAS (bloeddruk)
Topografie
Dorsaal, hoog in abdomen, schuilend achter borstkaswand → slechte palpatie
Rechter nier ligt lager door de positie van de lever → onderpool wel palperen
• Bovenpool linker nier 11e/12e rib
• Bovenpool rechter nier 12e rib
Primair retroperitoneaal – openen buikwand: omentum majus → Intraperitoneale organen →
secundaire retroperitoneale organen (duodenum & pancreas)
Anatomische relaties ventraal
Beide nieren: ureter & bijnier (glandula suprarenalis) = muts bovenop nier; geen onderdeel nier
(perirenaal vet tussen)
Rechter nier: lever, duodenum, rechter colon flexuur
Linker nier: milt, maag, pancreas, colon descendens
Anatomische relaties dorsaal
De nieren schuilen deels achter het diafragma
• M. quadratus lumborum
• M. psoas major = bovenbeen-heffer; ureter loop hier overheen
• Tendon m. transversus abdominis = meest diep
Vet zorgt ervoor dat de nier op zijn plek blijft liggen
Van binnen naar buiten
• Capsula adiposa = perirenaal vet; structureel vetweefsel, anders zouden de nieren gaan
hangen aan hun eigen vaatzenuwstreng en naar inferior verplaatsen (nephroptosis)
• Fascia renalis = bindweefsellaag; open naar mediaal & reikt tot kleine bekken (bijnier hierin)
• Pararenaal vet = retroperitoneaal vet
Bloedvaten
V. renalis sinistra is langer dan v. renalis dextra – over aorta heen en onder a. mesenterica superior
door → kan beklemd raken bij bv een aneurysma → renal entrapment syndrome → stuwing
drainage linker bijnier (v. suprarenalis) & linker gonaden (v. gonadalis) – ook stuwing
V. renalis dextra heeft geen relatie met de v. gonadalis dextra
, van basis tot homeostase
Thema 4 de nieren
Opbouw & vorm
• Boonvormig
• Multilobair (tijdens ontwikkeling goed te zien)
• Concaaf (hol) naar mediaal
• Hilum = midden nier; toegangspoort; vene (voor), arterie (midden), nierbekken (achter)
Capsula fibrosa = fibreus (perirenaal) kapsel (hieromheen zit capsula adiposa)
• Bindweefsel
• Myofibroblasten = rek om volumeverandering & hydrostatische druk op te vangen
Architectuur & fijnstructuur
Nier openen
• Nierlobben
• Sinus renalis = holle holte; perirenaal vet, bloedvaten & urine afvoerwegen
Urine afvoer van proximaal → distaal
• Calices renalis minores & majores (kleine & grote nierkelkjes)
• Pelvis renalis / pyelum (nierbekken)
Perifere parenchym ligt eromheen
• Medulla (merg) – mergpiramiden met punt (renale papil – urine naar nierkelkjes) naar
binnen gericht
• Cortex (schors) – tussen mergpiramiden (nierkolommen) en buitenkant (labyrint met
nierlichaampjes) en dunne streepjes in labyrint: mergstralen die vanuit medulla projecteren
op de cortex (behoort tot medulla!)
Nierlobus = mergpiramide met cortex aan buitenzijde en de helft van weerzijden nierkolommen
Nierlobulus = kleiner: mergstraal met omliggende labyrint
Arteriën & venen
De nier krijgt 20% van de cardiac output 90% van het bloed bevindt zich in de cortex
Arteriën groot → klein Venen klein → groot
• A. renalis - V. interlobularis
• A. segmentalis – eindarterie (5) - V. arcuata
• A. interlobaris - V. interlobaris
• A. arcuata - V. segmentalis
• A. interlobularis - V. renalis
1 nier bestaat uit 5 segmenten: 1 achter, 2 voor, 1 boven, 1 onder – kleinst uitneembare unit
Nefron
Mergstraal (zwart), afvoerbuis (geel), nefron (oranje) = functionele eenheid van de nier
Proximaal → distaal
• Nierlichaampje (v. malpighi): glomerulus (vaatkluwen) & kapsel van Bowman (epitheel)
• Proximale tubulus: gekronkeld (tubulus contortus I/TCI) & recht (tubulus rectus I/TRI)
• Intermediaire tubulus: dunne geleidingsbuis, onderdeel lis van Henle
• Distale tubulus: gekronkeld (tubulus contortus II/TCII) & recht (tubulus rectus II/TRII)
Glomerulus/gekronkeld/delen TR in cortex Intermediaire tubulus/delen TR in medulla
, van basis tot homeostase
Thema 4 de nieren
Nierlichaampje
• Subcapsulair = oppervlakkig
• Intermediair
• Juxtamedullair = diep
Hoe dieper, hoe langer de lis van Henle: TR I + intermediaire tubulus (lengteverschil) + TR II
Niet bij nefron: verzamelbuis: ductus colligens & ductus papillaris (breder)
Functie nefron
Glomerulus: ultrafiltratie (niet-selectief)
TCI & TCII: selectieve reabsorptie
TCII: secretie ionen naar behoefte
Lis van Henle: realiseren osmotische gradiënt, die toeneemt richting renale papil
Dunne geleidende deel: countercurrent multiplier = afdalende deel zorgt voor passieve
resorptie van water & opstijgende deel zorgt voor passieve resorptie van Na, Cl, K
Verzamelbuis: maakt gebruik van vergrote osmolariteit, om geconcentreerde urine te produceren
Reabsorptie wordt gecontroleerd door antidiuretisch hormoon
Kleine bloedvaten
A. interlobularis → afferente arteriolen → subcapsulaire / juxtamedullaire glomerulus → efferente
arteriolen (wel arteriolen & venulen)
• Vasa recta (medulla) = efferente arteriolen van juxtamedullaire glomerulus → V. arcuata
o Arteriolae rectae & venae rectae
o Gefenestreerd epitheel, om osmotische gradiënt van medulla in stand te houden
• Peritubulaire capillairen (cortex) = efferente arteriolen van subcapsulair glomerulus → V
interlobularis (O2 voorziening)
Vorm weerspiegelt functie
Tubulus contortus I
Influx 180 L Efflux 60 L 120 L resorptie: water & elektrolyten (80%) + aminozuren & suikers (100%)
• Kubisch epitheel met borstelzone van microvilli = absorptie oppervlakte vergroten
• Basolaterale interdigitaties = strekking accommoderen
• Basale streping door vele mitochondriën = energie
• Junctionele complexen (tight junction & zonula adherens) = oppervlakte afsluiten &
cellen hechten – aquaporines zodat water wel kan passeren
Tubulus contortus II
Resorptie: water & Na Secretie: K & waterstof
• Minder microvilli
• Basolaterale interdigitaties
• Basale streping
• Celbegrenzing is beter te zien
TCI > TCII in cortex, want TCI meer gekronkeld
Ductus colligens
Neemt zoveel water op als nodig is en gebruikt hiervoor de osmotische gradiënt in het interstitium van
de mergpiramide
Permeabiliteit regelen door ADH
Onderdeel countercurrent multiplier
• Cellen epitheel goed onderscheiden
• Weinig microvilli
HC 30 – microscopie en anatomie nieren deel 2
Corpusculum renis (nierlichaampje) – niet-selectieve filtratie dmv bloeddruk
• Glomerulus (capillaire vaatkluwen)
Afferente arteriolen & efferente arteriolen ipv arteriolen & venulen – rete mirabile
• Kapsel van Bowman – omgeeft glomerulus
Viscerale laag: podocyten
→ ruimte van Bowman - sluit aan op tubulus
Pariëtale laag: eenlagig plaveiselepitheel
• Mesangium – weefsel om arteriolen
, van basis tot homeostase
Thema 4 de nieren
Corpusculum renis vasculaire pool: arteriolen doorkruisen kapsel van Bowman
urinaire pool: sluit aan op proximale tubulus
Filtratielaag
Tussen endotheel & podocyten: filtratielaag
• Endotheliale fenestraties = < 70-90 nm naar basaal membraan (niet cellulaire componenten)
• Gemeenschappelijke basale lamina/glomulaire basaal membraan = extra dik, omdat het
een gefuseerde basale lamina is van podocyten en endotheelcellen– belangrijkst
Lamina rara interna (endotheelzijde) = glycosaminoglycanen (heparansulfaat) – hinderen passage
van vooral negatief geladen moleculen, ook die < 70 kDA (ion-selectieve filter)
Lamina densa = collageen IV & XVIII – filtert alles met molecuulgewicht > 70 kDa
Lamina rara externa (podocyten) = glycosaminoglycanen ((heparansulfaat) – hinderen passage van
vooral negatief geladen moleculen, ook die < 70 kDA (ion-selectieve filter)
• Podocytaire filtratie spleten = ultrafiltratie – afgesloten door moleculair diafragma, veel
transmembraaneiwitten (bv nefrine = midden diafragma met omheen openingen → regulatie
van podocytaire filtratie spleten) - < 40 nm wegfilteren (size-selectieve filter)
Vingervormige verbinding tussen podocyten onderling
Mesengiale cellen = onderhouden glomerulaire basaal membraan + fagocyterende functie +
ondersteuning + productie inflammatoire stoffen (IL1) + modulatie van glomerulaire distensie,
afkomstig van glad spierweefsel
• Intraglomerulair
• Extraglomerulair = gemodificeerde gladde spiercellen rond vasculaire pool – onderdeel
juxtaglomerulaire apparaat (functie onbekend)
Juxtaglomerulaire apparaat bestaat ook uit cellen die zich bevinden in overgang van TRII in TCII,
hier ligt het buisje dicht tegen de efferente arteriole aan – TRII gespecialiseerde epitheel: macula
densa cellen = kleine, compacte cellen; chemosensor van de tubulaire natriumconcentratie
Ook Juxtaglomerulaire cellen rond de vaten = gemodificeerde gladde spiercellen van de afferente
arteriole = paracrien signaal uit macula densa als concentratie natrium laag is (laag bloedvolume,
hoge kalium) → renine → RAAS → natrium en water resorptie → bloedvolume en bloeddruk omhoog
Nierbekken & urinetransport
Ductus papillaris Bellini → renale papil (area cribosa) → calices renalis minores → fuseren tot 3
calices renalis majores → nierbekken → Urether → blaas
Urether: lang abdominaal & kort bekken – ventraal van m. psoas major
Urether & blaas: urotheel = transationeel epitheel; niet doorlaatbaar & kan goed tegen distensie
(begint in calices renalis minores 2 cellagen & eerste deel urethra)
Urether
• Urotheel 3-5 lagen
• Lamina propria
• Muscularis laag: longitudiale (binnenkant) & circulaire (buitenkant) spieren – urine
peristaltisch naar beneden
• Tunica adventitia: bloedvaten & zenuwen
Retrograad pyelogram = contrastvloeistof in blaas die ureter en nierbekken zichtbaar maakt
Antrograad pyelogram = intraveneus contrast, wachten totdat je het uitplast
Urether ook zien zonder contrastvloeistof want loopt over processi transversi van de wervels
Vernauwingen ureter
1 Overgang pyelum (nierbekken) in urether
2 Kruising kleine bekken – over a. iliaca communis heen
3 Uitmonding ureter in blaas (schuin verloop)
→ nierstenen makkelijk obstructie vormen