Hoofdstuk 1
1.1het belang van goed onderzoek.
Onderzoek is bedoeld om informatie te verzamelen en problemen op te lossen. Het betekent het
organiseren en analyseren van bestaande kennis om nieuwe inzichten te verkrijgen. Praktijkgericht
onderzoek richt zich op specifieke problemen in de beroepspraktijk, wat leidt tot waardevolle en
direct bruikbare resultaten. Theoretisch onderzoek komt voor wanneer er onduidelijkheid is in de
wetenschap over een bepaald fenomeen, ook wel fundamenteel onderzoek genoemd.
1.2 Praktijkgericht juridisch onderzoek.
Praktijkgericht onderzoek richt zich op de behoeften van het werkveld, waarbij de opdrachtgever
centraal staat. Het maakt gebruik van traditionele juridische methoden, zoals het bestuderen van
wetten en literatuur, en ook van empirische methoden zoals dossieranalyse, interviews, enquêtes en
observatie.
1.3 Academische juridische onderzoek.
Bij academisch onderzoek, zoals een promotieonderzoek, streven onderzoekers naar een uitgebreid
verslag, het proefschrift, dat bij succes leidt tot een doctorstitel. Universitaire onderzoekers
publiceren ook boeken, artikelen in tijdschriften, annotaties bij rechterlijke uitspraken, en
commentaren bij wetten. De motivatie voor academisch onderzoek komt voort uit juridische of
maatschappelijke ontwikkelingen die onduidelijkheden creëren en vakmatige interesse wekken.
1.4 indeling wetenschappen
Natuurwetenschappen (natuurkunde, technische wetenschappen, biologie, scheikunde, en wiskunde)
bestuderen de natuurlijke wereld en formuleren natuurwetten.
Geesteswetenschappen (taal, cultuur, muziek, en religie) richten zich op menselijke creaties.
Sociale wetenschappen (sociologie, politicologie, economie, bestuurskunde, en rechten) richten zich
op de maatschappij in haar geheel.
Gedragswetenschappen (psychologie, pedagogiek, criminologie) richten zich op de individuele mens.
1.5 kwalitatief en kwantitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek gaat over het begrijpen en interpreteren van een onderwerp, zonder gebruik te
maken van cijfermatige metingen zoals bij kwantitatief onderzoek. Het draait om het verlenen van
betekenis en het verkrijgen van diepgaand inzicht.
Kwantitatief onderzoek draait om hoeveelheid en levert cijfermatige resultaten op, vaak weergegeven
in tabellen, grafieken of percentages. Voor betrouwbare conclusies moet de onderzoeksgroep niet te
klein zijn. Het verzamelen van grote hoeveelheden gegevens gebeurt vaak met moderne software en
kan door meerdere onderzoekers worden uitgevoerd.
, 1.6 Empirisch onderzoek
Empirie betekent ervaring of bevinding. Empirisch onderzoek, ook wel veldonderzoek genoemd,
verzamelt kennis door praktijkwaarnemingen. Het beantwoordt onderzoeksvragen op basis van
observaties in de werkelijkheid.
De empirische cyclus is een model voor empirisch onderzoek volgens de wetenschappelijke methode.
1.7 fasering van het onderzoek
Een onderzoeksmodel kan helpen om meer overzicht te krijgen over de verschillende
deelonderwerpen en bronnen die in het onderzoek een rol dienen te spelen en/of fases die het
onderzoek kent.
Fasering van het onderzoek:
1.Voorbereiding
- Vooronderzoek
- Onderzoeksplan
2.Uitvoering
- Juridisch onderzoek
- Onderzoek praktijk
3.Rapportage
- Analyse
- Eindrapportage
De voorbereiding van het onderzoek
begint met het verkennen van het probleem door gesprekken met de opdrachtgever en begeleider,
en het uitvoeren van een eigen vooronderzoek. De onderzoeker krijgt inzicht in de kwestie door
grondig de relevante regels en literatuur te bestuderen. Dit is essentieel omdat het zonder de juiste
basiskennis moeilijk is om een geschikte onderzoeksvraag te formuleren.
Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn er twee fasen. Eerst verdiept de onderzoeker zich in de
theorie, met name het juridisch onderzoek. Daarna volgt een fase waarin de onderzoeker de
theoretische kennis toetst, toepast of aanvult met gegevens uit de praktijk door observaties en
verzameling van praktijkgegevens (onderzoek praktijk).
De rapportage van het onderzoek omvat het analyseren van verzamelde gegevens. De onderzoeker
bekijkt de bevindingen en beantwoordt de centrale en deelvragen die in het onderzoeksplan zijn
gesteld.
Het proces is iteratief, wat betekent dat de onderzoeker vrij is om tussen de verschillende
onderzoeksfases te schakelen. Dit zorgt voor consistentie, haalbaarheid en relevantie van het
onderzoek.