HC0 - Introductie
Geriatrie = pathologie van veroudering: verouderingsziekten
Veroudering (gerontologie) = het normale proces van veroudering
Ouderen vaak negatieve energiebalans (inname < verbruik)
Onbedoeld afvallen, ondergewicht, nutriënten tekorten → ondervoed
97% van alle Nederlandse ouderen woont thuis, dus de meeste ondervoede ouderen wonen thuis
Stappen voor testen op ondervoeding:
1. Screening op (hoog risico op) ondervoeding
Vragenlijst / metingen
Na een positieve screening moet ondervoeding altijd nog worden bevestigd door
arts/diëtist, waarna evt behandeling start
2. Diagnose ondervoeding
Als minstens 1 fenotypisch kenmerk (onbedoeld gewichtsverlies, lage BMI, verminderde
spiermassa) en 1 etiologisch kenmerk (verminderde voedingsinname/-opname,
ziektelast/inflammatie)
3. Behandeling ondervoeding
Gevolgen ondervoeding
- Spierkracht en -massa neemt af
- Valrisico neemt toe (kan leiden tot heupfractuur)
- Belanden vaker in ziekenhuis en moeten daar ook langer blijven
- Gevolgen voor wondgenezing
- Vatbaarder voor infecties en kunnen minder goed infecties bestrijden
- Vroegtijdige sterfte
Ideale situatie: ondervoeding thuiswonende ouderen
- Huisartsen zijn alert
- Monitoren gewicht en behandelen ondervoeding
- Verwijzen ouderen actief door naar diëtist
- Thuiszorgmedewerkers zijn alert
- Ouderen zelf weten ook wat ondervoeding is (nemen actie als ondervoed dreigen te raken)
Waarom zo weinig aandacht naar ondervoeding onder ouderen?
- Eerstelijnszorg
- Huisarts screent niet (geen tijd, niet opgeleid daarvoor, ontwijkt door gebrek aan
kennis, heeft meer aandacht voor overgewicht)
- Thuiszorg screent niet (geen tijd, niet opgeleid, geen prioriteit)
- Niet alle ouderen in beeld
- Ouderen zelf
- Zien ondervoeding meer als iets van arme landen en oorlog
- Afvallen hoort bij het ouder worden
- Afvallen is vaak gewenst
, HC1 - Cognitieve veroudering
Cognitie → mentale processen die optreden wanneer mensen waarnemen, informatie verwerken, leren,
denken en problemen oplossen (alles waarbij je je hersenen gebruikt)
Aandacht, geheugen, executieve functies (bv reactie-inhibitie/werkgeheugen/emotieregulatie),praxis (bv
aankleden/koken/koffie zetten), taal, visuoconstructie,sociale cognitie
Cognitieve achteruitgang is normaal naarmate je ouder wordt
- Sommige cognitieve functies verbeteren (vocabulaire kennis)
- Andere cognitieve functies gaan achteruit (vertraging in tempo van informatieverwerking,
geheugen, minder capaciteit van werkgeheugen,
problemen met verwerken van complexe informatie)
Dat het minder wordt, betekent niet meteen dementie. Het neemt wel af, maar hoeft niet meteen een
stoornis te zijn
Individuele verschillen in cognitieve achteruitgang
- Grote verschillen tussen mensen
- Sterke samenhang met opleiding
- Kan verschillen door de tijd/per dag
- Verandert gedurende het leven
Dementie
- Combinatie van meervoudige stoornissen in cognitieve functies en/of gedrag
- Interfereert met functioneren in algemeen dagelijks leven
- Sprake van normaal bewustzijn (niet dat je door een lichamelijke aandoening heel suf bent
- Generieke term, verwijst naar een spectrum van klinische syndromen (beschrijft niet oorzaak)
- Prevalentie van dementie neemt steeds meer toe -> mensen worden ouder en er komen meer
ouderen
Mild Cognitive Impairment(tussen normale verouderingen dementie in)
- Milde cognitieve stoornissen
- Geen interferentie met dagelijks leven
- 50% converteert naar dementie in 3 jaar (voorbode voor dementie)
DSM-V : Uitgebreide / beperkte neurocognitieve stoornis
a. Significante/lichte achteruitgang in cognitief functioneren of meer domeinen
- Zorgen door betrokkene, informant, clinicus over significante/lichte achteruitgang in
cognitief functioneren
- Substantiële/lichte beperking in cognitieve prestaties op gestandaardiseerde
neuropsychologische tests
b. De cognitieve deficiënties belemmeren wel/niet het zelfstandig functioneren bij dagelijkse
handelingen
c. De cognitieve deficiënties doen zich niet alleen voor in context van delirium
d. De cognitieve deficiënties kunnen niet beter worden verklaard door een andere psychische
stoornis (depressie, schizofrenie)
- Specificeer: met gedragsstoornissen | zonder gedragsstoornissen | specificeer etiologie
,Oorzaken van dementie
Alzheimer(60-70%) → degeneratieve hersenziekte
- Meest voorkomende oorzaak van dementie
- Begint met geheugenproblemen → problemen met inprenten en onthouden nieuwe informatie
- Op den duur verlies van steeds meer hersenfuncties → steeds meer cognitieve problemen en
gedragsveranderingen
- Globale atrofie van hersenen door verlies zenuwcellen en verbindingen tussen zenuwcellen
Criteria ziekte van Alzheimer
- Dementie
- Geleidelijk progressief beloop
- Presentatie: amnestisch / non-amnestisch (taal, visuospatieel, executief, gedrag)
- Geen andere neurologische aandoening als verklaring
- Pathofysiologisch bewezen AD: klinisch ziekte van Alzheimer
- Eigenlijk nooit goed te bepalen, tenzij je postmortem in de hersenen kijkt
Hersenen worden aangetast door (zorgen voor sterven hersencellen):
- Plaques (veroorzaakt door samenklontering Amyloid-beta eiwit)
- Amyloid-beta eiwit is onderdeel van grotere eiwit APP
- Kluwen (veroorzaakt door samenklontering Tau-eiwit in hersenen)
Atrofie (krimpen hersenen) treedt vooral op in de gebieden van hippocampus (zijkant) -> belangrijk bij
geheugen en dingen opslaan
AD heeft op jonge leeftijd vaak andere presentatie
- In ⅓ atypische klinische presentatie, waarbij geheugenklachten niet op voorgrond staan
- Meer te maken met taalstoornissen / praktische en visueel ruimtelijke stoornissen / visuele
stoornissen / gedragsveranderingen
Vasculaire dementie(15%)
- Andere gebieden aangedaan dan bij alzheimer → niet cortex, maar onderlaag hersenen ->
verbindingen / witte stof (belangrijk voor bloedvoorziening)
- Ander verschil is vaak traagheid en problemen met uitvoering
- Het geheugen is ook wel verstoord maar met ander profiel. Het gaat nog steeds
geleidelijk maar meer fluctuaties (schokkend)
- Mensen zijn zich er vaak meer bewust van dan bij Alzheimer → leidt ook meer tot
depressieve klachten
- Patiënt voldoet aan criteria voor dementie
- Beperkingen worden niet verklaard door lichamelijke beperkingen (bv na beroerte)
- Er is aantoonbare cerebrovasculaire schade bij beeldvorming
- Noodzakelijk om een scan te maken
- Meestal bij mensen met voorgeschiedenis HVZ
Criteria vasculaire dementie
- Meestal voorgeschiedenis van HVZ (bv diabetes, hogebloeddruk, TIA’s of CVA)
- Dementie: bepaald door uitgebreidheid en lokalisatie van vasculaire afwijkingen
- Vaak traag psychomotorisch tempo en uitvoerende functiestoornissen
- Vaak stapsgewijze verslechtering en fluctuaties
- Meestal goed bewustzijn van problemen
, Frontotemporale dementie
- Frontaalkwab → info ordenen, keuzes maken, plannen, organiseren
- Temporaalkwab → taal, spraak
- Begint met gedragsproblemen (ongeremd gedrag, ongepast gedrag, agressief,
persoonlijkheidsveranderingen), later pas cognitieve veranderingen
- Vaak eerder aan psychiatrische aandoening gedacht, dan dementie
- Ontstaat vaak vroeg (tussen 40-65 jaar)
- Drie varianten (in latere fases geen onderscheid meer)
- Gedragsvariant → gedrag en persoonlijkheidsveranderingen
- Taalvariant → spraak
- Bewegingsvariant → motoriek/coördinatie
Frontotemporale dementie / gedragsvariant → progressieve achteruitgang in cognitie en/of gedrag
Mogelijk FTD, bij 3 vd 6 symptomen:
1. Vroeg in beloop (<3 jaar) ontremd gedrag:sociaalongepast, decorumverlies, impulsief, roekeloos gedrag
2. Vroege apathie
3. Vroeg ontstaan perseveratief / stereotype / compulsief gedrag
- Simpele, repetitieve bewegingen
- Complexe/compulsieve/rituele gedragingen
- Stereotype spraak
4. Verlies van empathie en inlevingsvermogen
- Verminderde reactie op andermans behoeften
- Verminderde sociale interesse, verbondenheid en affectie
5. Hyperoraliteit en veranderingen in dieet
- Veranderde voedsel voorkeuren
- Binge eating, verhoogde consumptie van alcohol/sigaretten
- Orale exploratie of consumptie van oneetbare voorwerpen
6. Neuropsychologisch onderzoek (NPO): executieve stoornissen met relatief sparen van geheugen
en visuospatiële functies
Stappen om erachter te komen van welke vorm van dementie sprake is
- Observatie - Anamnese - Heteroanamnese
- Testonderzoek - Labonderzoek - MRI van het brein
- Ergotherapeut
Diagnostiek team → multidisciplinair
- Arts (neuroloog/psychiater/geriater) - Neuropsycholoog
- Beeldvormend onderzoek - Lab onderzoek
- Hetero-anamnese
Waarom diagnostiek dementie?
- Bepalen of het dementie is en welke vorm
- Uitsluiten dat er een andere (behandelbare) oorzaak is
- Besluiten welke begeleiding / behandeling
Vroege herkenning
- Anticipatie op ziekte → verklaring ervaren problemen en maatregelen nemen
- Tijdig behandeling en begeleiding inzetten