Project 4
Vignet 1
CARRUTH ET AL. – DEVELOPMENTAL MILESTONES AND SELF-FEEDING BEHAVIORS IN INFANTS AND TODDLERS
Ontwikkelingsvolgorde van motoriek wordt beïnvloedt door gezondheid en culturele factoren. Voor
kinderen jonger dan 2 jaar wordt voedselinname, gewichtstoename en lengte gebruikt als indicator
voor de normale ontwikkeling en welzijn.
Doel artiell: leefijden identiceren waarop grove motorische mijlpalen en ijne motorische
vaardigheden bereikt worden die nodig zijn om zichzelf te voeden en om deze vaardigheden te
relateren aan energie- en voedingsstofeninname.
Methodel: n=3022 vier- tot 24-maanden oude kinderen deden mee aan het onderzoek, waarbij de
primaire verzorgers via de telefoon karakteristeken van voedselinname en van het kind doorgaven.
Qua eten werd er gekeken naar: (i) kind pakt voedsel met zijn hand, (ii) kind haalt voedsel van de
lepel met zijn lippen, (iii) kind voed zichzelf met een lepel zonder al te veel te laten vallen, (iv) kind
drinkt uit een oefenbeker zonder hulp, (v) kind drinkt uit een normaal glas zonder hulp, (vi) kind eet
voedsel dat gekauwd moet worden.
Resultaten
Grove motoriek
Het aantal tanden in de eerste twee jaar werd beschouwd als normale ontwikkeling. Wel geef de
tabel hieronder aan dat kinderen grove motorische vaardigheden op verschillende leefijden
bereiken. Tussen de 19 en 24 maanden kon de meerderheid van de peuters zelfstandig lopen.
Zelfvoedende vaardigheden
Voor (ii), wanneer kinderen het met 7-8 maanden al konden,
hadden ze hogere innamen van energie, proteïne,
koolhydraten, vitaminen en magnesium. Bij (iii), als kinderen
het met 9-11 maanden konden, hadden ze ook een hogere
voedselinname, gelijk aan die van 12-14 maanden. Dit gold
ook bij kinderen van 7-8 maanden bij (iv), maar bij kinderen
van 9-11 maanden zorgden alleen proteïne en vitamine B voor het verschil tussen wel of niet kunnen
drinken. Hogere mate van voedingsstofeninname zorgde voor meer zelfvoedende vaardigheden op
een jongere leefijd.
1
,Project 4
Discussie
In de eerste twee jaar krijgen kinderen gemiddeld 16 tanden. Rond 4-6 maanden kunnen kinderen
hun hoofd zelf optllen en omrollen. Met 5 maanden kunnen kinderen al zelfstandig ziten en met 8
tot 12 maanden kunnen ze lopen door dingen vast te houden. Met 12 tot 14 maanden kan een kind
geheel zelfstandig lopen.
Wanneer kinderen meer voedingsstofen binnen kregen, konden ze bepaalde vaardigheden eerder
m.b.t. eten. Deze verschillen verdwenen wel naarmate de tjd. De verschillen zouden kunnen komen
doordat een verzorger wel of geen mogelijkheid biedt om het kind zelf te laten eten als explorate
actviteit.
Limitatesl: gebaseerd op rapportages van ouders i.p.v. observates en het was een cross-sectoneel
ontwerp i.p.v. longitudinaal, waardoor bij elke leefijd andere kinderen werden gerapporteerd.
OWENS – S LEEP AND SLEEP DISORDERS IN CHILDREN
Vanaf de geboorte door de kindertjd naar de volwassenheid is er een sterke vermindering in de
proportes van REM-slaap en slow wave slaap (diepe slaap). Slaap tjdens de nacht wordt langer
(ultradian rhythm of sleep). Van de babytjd naar de adolescente is er ook minder slaap op een dag.
Kinderen gaan later naar bed en staan eerder op.
Slaap bij pasgeborenen (0-4 weken)
Pasgeborenen slapen gemiddeld 16 tot 20 uur per dag in perioden van 1 tot 4 uur, gevolgd door 1 of
2 uur wakker zijn. Het aantal uren wat een baby overdag slaapt, is ongeveer gelijk aan ’s nachts.
Slaapcycli hangen af van honger, baby’s die met de fes worden gevoed slapen vaak langer door dan
baby’s die borstvoeding krijgen. De REM-achtge slaap wordt gekenmerkt door glimlachen, zuigen en
lichaamsbewegingen, wat ongeveer 50% van de slaap plaatsvindt. Als kinderen gaan slapen, komen
ze bijna altjd in de REM-achtge slaap.
Slaap bij baby’s (1-12 mnd)
Baby’s slapen zo’n 14-15 uur per dag en 12-14 uur als ze een half jaar zijn. De baby slaapt vaak 3 tot 4
uur achter elkaar als het drie maanden oud is en daarna 6 tot 8 uur. Kinderen tussen de 6 en 12
maanden oud doen vaak twee dutjes op een dag van 2 tot 4 uur. In de eerste zes maanden vindt
slaapconsolidate plaats: vaardigheid om te slapen voor een langere periode in de nacht en kort
overdag. Veel kinderen kunnen al een hele nacht doorslapen tegen de tjd dat ze 9 maanden oud zijn.
Slaapregulate is wanneer het kind interne staten van arousal kan handhaven om in slaap te vallen
met bedtjd en bij zomaar wakker worden zonder ouderlijk ingrijpen. Dit kunnen sommige kinderen
al na 12 weken.
Slaap bij peuters (1-3 jaar)
Peuters slapen zo’n 12 uur per dag en dutjes duren vaak 30 minuten tot 3½ uur. Als het kind 1½ jaar
oud is, doen ze vaak nog maar één dutje op een dag. Door de ontwikkeling (van bijvoorbeeld
fantasie) kan slaap veranderen (door bijvoorbeeld nachtmerries). Slaapproblemen komen in deze
groep bij 25-30% van de kinderen voor en 10-15% van de peuters weigert om naar bed te gaan. 15-
20% wordt ’s nachts wel eens wakker.
Slaap bij kleuters (3-5 jaar)
Kleuters slapen vaak 11 tot 12 uur op een dag en de meeste 5-jarigen doen geen dutje meer. Moeite
met in slaap vallen en ’s nachts wakker worden gebeurt nog regelmatg (15-30%). Door beter
taalgebruik en cogniteve vaardigheden kunnen kinderen nog meer tegen hun bedtjd ingaan en hun
ouders uitesten. Bedtjdrituelen, gebruik van overgangsobjecten ( vb. verhaaltje voorlezen) en vaste
ritmen voorkomen dit meer.
2
, Project 4
Slaap bij jonge kinderen (6-12 jaar)
Kinderen slapen 10 tot 11 uur. Vermoeidheid overdag wijst vaak op slaapproblemen die zorgen voor
een lage kwaliteit van slaap. De midden-kindertjd is dan ook een kritsche periode om gezonde
slaapgewoonten te ontwikkelen. Slaapproblemen komen bij 25-40% voor.
Slaap in adolescentie (12-18 jaar)
Optmale slaap is rond de 9 uur, maar vaak slapen adolescenten maar 7 uur per nacht. Veranderingen
in de puberteit beïnvloeden slaap ook: rond het begin van de puberteit ontwikkelen adolescenten
een 2-uur slaap-waken phase delay (later begin van slaap en wakker worden tjd) in vergelijking met
de kindertjd. Er is ook verschil in slaap doordeweeks of in het weekend.
Neurobiologisch efect van inadequaat en verstoorde slaap
Een lage slaapkwaliteit resulteert in vermoeidheid overdag, verstoorde gedragsregulate en
verstoorde neurocogniteve functes, voornamelijk rondom leren en geheugen (prefrontale cortex).
o Ook veroorzaakt minder slaap humeurigheid.
o Qua gedrag kan het leiden tot verhoogde impulsiviteit, hyperactviteit, agressiviteit, labiliteit
en geen aandacht hebben.
o Qua hersengebieden kan het leiden tot minder cogniteve fexibiliteit, verbale creatviteit,
redeneren, motorische vaardigheden en gebrekkig geheugen.
Sommige onderzoeken tonen korte termijnefecten aan na behandeling voor slaapstoornissen, maar
vaak blijven slechte academische vaardigheden aanhouden, zelfs nadat de symptomen zijn
verdwenen. Andersom geldt het ook: wanneer kinderen school- of gedragsproblemen hebben, is er
meer kans op snurken. Bij het rusteloos beensyndroom (RLS) zijn er gelijke symptomen met ADHD,
dus zijn dopamine antagonisten geprobeerd. Dit verbeterde de slaapkwaliteit en -kwantteit en in
aandacht.
Slaapstoornissen
Er zijn vier etologische mechanismen die zorgen voor slaapverstoringen:
1. Slaap is onvoldoende voor fysieke behoefen,
2. Slaap wordt vaak onderbroken door condites die zorgen voor langere arousal,
3. Excessieve vermoeidheid overdag kan zorgen voor onthouding van slaap ’s nachts en
4. Wanneer slaap een normale structuur en duur heef maar op een ongewenste tjd.
Sleep-disorderd breathing (SDB) en Obstructive Sleep Apnea Syndrome (OSAS)
SDB is een spectrum dat varieert van OSAS (1-3%) tot snurken zonder ventlerende abnormaliteiten
(10%). Bij OSAS stopt de luchtstroom tjdens de slaap, ondanks beweging van de borst, wat kan
zorgen voor hyperventlate. Overdag kunnen ze een slecht humeur hebben, slaperig zijn en moeilijk
of afgeleid gedrag vertonen. SDB kenmerkt zich door luid snurken, stkkend geluid en rusteloos
slapen.
Risicofactorenl: aanwezigheid van kenmerken die in de weg ziten (allergieën, obesitas), Afro-
Amerikaanse etniciteit en genetsche factoren.
Behandelingl: adenotonsillectomie (verwijderen van amandelen), wat bij 75-100% van de kinderen de
slaapproblemen verhelpt. Als een operate geen opte is, wordt contnue positeve luchtdruk ingezet,
maar over de efectviteit is weinig bekend. Voeding en sporten helpen bij kinderen met obesitas.
Parasomnia
Kinderen vertonen opvallend gedrag of opvallende bewegingen, zoals slaapwandelen.
Slaapwandelen komt vaak in het begin van de nacht voor bij de transite van licht slapen naar
diepe slaap. Nachtelijke angstaanvallen komen door een hele hoge arousal. Slaapwandelen
3