Algemene informate
Goederenrecht hierbij staat de relate tussen persoon en zijn goed centraal.
Goederen kan je opsplitsen in zaken en vermogensrechten (3:1).
Je kan alleen eigenaar zijn van zaken en niet van vermogensrecht.
Zaken zijn onroerend of roerend (3:3).
Onroerende zaken dit zijn bijvoorbeeld gebouwen, schepen, grote vliegtuigen. Moeten
worden ingeschreven in de openbare registers.
Roerende zaken dit is alles wat niet onroerend is.
Het is belangrijk om het verschil te weten bijvoorbeeld voor hoe de levering gaat.
Iedere zaak is een goed, maar niet ieder goed is een zaak.
Vermogensrechten zijn relatef of absoluut.
Relatief recht dit geldt alleen maar tussen 2 personen (bv verbintenis).
Absoluut recht dit is niet alleen te handhaven tussen bepaalde personen, maar in
beginsel tegenover iedereen (bv eigendomsrecht; ik hoef niet te dulden dat iemand anders
mijn auto gebruikt).
Natrekking (5:3; 5:14) dit houdt in dat de eigenaar van een zaak de eigenaar is van alle
bestanddelen (bv bij een fets, je bent eigenaar van alle losse onderdelen; of dakpannen als
ze op je huis ziten is het een bestanddeel, maar als je ze eraf haalt en verkoopt dan zijn het
gewoon losse objecten en geen bestanddelen).
Vermogensrechten (3:6) dit is een specifek recht dat een fnanciële waarde in zich draagt
en recht dat aan een bepaald persoon toekomt (dus een niet stofelijk object dat
geldswaarde heef). Je bent geen eigenaar, je bent rechthebbende op een vermogensrecht
(bv een geldvordering). Kenmerk is dat ze over kunnen gaan. Kan ook als moederrecht
functoneren (pandrecht kan op de geldvordering worden gevestgd).
In Nederland hebben we 8 absolute rechten.
Enkel op een zaak (boek 5 BW)
1. Eigendom
2. Erfdienstbaarheid
3. Erfpacht je woont in een grote stad, de grond is van de gemeente, je koopt de
grond, dan is dat deel van jou maar de grond nog steeds van de gemeente. Dit is in
grote steden zo, dat is dus anders dan in normale steden.
4. Opstal
5. Appartementsrecht
Zowel op zaak als op vermogensrecht (boek 3 BW)
6. Vruchtgebruik
7. Pand
8. Hypotheek
Verder wordt er nog onderscheid gemaakt tussen genotsrechten en zekerheidsrechten.
En je hebt volledige rechten en beperkte rechten.
,Eigendom (5:1) dit is het meest omvatende recht dat er bestaat; je mag het goed waarop
het recht rust overdragen, gebruiken, bezwaren met een recht, revindiceren, beschermen en
‘vruchten’ ervan gebruiken.
Absolute rechten kenmerken zijn de exclusiviteit (het geldt ten opzichte van iedereen,
dus iedereen moet zich er aan houden); zaaksgevolg/droit de suit (rechten gaan met het
object mee, rechten ziten aan het goed vast ook als ze van eigenaar veranderen); het is een
gesloten systeem.
Je hebt moederrechten en beperkte rechten.
Beperkt recht (3:8) dit is een recht dat uit een meer omvatend recht is afgeleid.
Moederrecht dit is het meer omvatende recht.
Bijvoorbeeld eigendom (moederrecht) en erfpacht (beperkte recht).
Hoofregel 1 het eigendomsrecht is het moederrecht en alle andere absolute rechten zijn
beperkte rechten.
Maar beperkte rechten zijn dus wel ook absolute rechten.
Hoofdregel 2 naast het eigendomsrecht kunnen alle andere absolute rechten (die
beperkte rechten zijn tov het eigendomsrecht) op hun beurt als moederrecht optreden mbt
tot een ander absoluut recht.
Afhankelijke rechten (pand en hypotheek) het afhankelijke recht bestaat alleen als het
hoofdrecht bestaat (als je huis afrandt vervalt het hypotheekrecht).
Levering van onroerende zaken (3:89)
Stap 1: opmaken van een notariële akte.
Stap 2: inschrijving van deze akte in openbare registers; deze openbare registers zijn
eigenlijk als bescherming voor derden, die kunnen controleren of het wel echt van jou is.
Zonder inschrijving in openbare registers kan er geen levering plaatsvinden. Bij de
inschrijving dat is het moment van levering; de eigendomsoverdracht.
Algemene titel je stapt in de rechten + plichten van de ander (erfopvolging,
boedelmenging, fusie van bedrijven).
Bijzondere titel je stapt alleen in de rechten van de ander (als je iets vind, verjaring,
overdracht).
H1.8 nr. 101-116, 119, 120, 123
Openbare registers zijn bedoeld om wijzigingen in de rechtstoestand van
registergoederen te registreren (bv overdracht, vestging of afstand).
Het is een negatief stelsel de werkelijke toestand kan afwijken van wat er in de registers
staat.
Welke feiten zijn inschrijfaar in registers art. 3:17; 7:3.
Bescherming tegen onvolledige registers (3:24) indien op het tjdstp van inschrijving van
een rechtshandeling tot verkrijging onder bijzondere ttel van een recht op een registergoed
een eveneens voor inschrijving vatbaar feit met betrekking tot dat registergoed niet is
, ingeschreven, dan kan dit feit niet aan de verkrijger worden tegengeworpen, tenzij hij het
kende.
De rangorde van inschrijvingen (3:21) die op hetzelfde registergoed betrekking hebben,
wordt volgens het prioriteitsbeginsel bepaald:
1. Tijdstp van inschrijving akte.
2. Indien gelijk: tjdstp opmaken akte.
H2.1 nr. 126-131, 133, 136-143, 145-157
Bezit en houderschap ttel 3.5
Bezit is het houden van een goed voor jezelf (3:107 lid 1) beziter wordt ook wel
possessor genoemd.
Houderschap is het houden van een goed voor een ander houder wordt ook wel detentor
genoemd.
Alle goederen zijn vatbaar voor bezit en houderschap, maar bestanddelen niet.
In het art. 3:109 staat: wie houdt, wordt vermoed voor zich te houden. Dit houdt in dat wie
stelt beziter te zijn van een goed waarover diegene de feitelijke macht uitoefent geldt als
beziter, tenzij er een ander bewijs van houderschap is.
Dit wordt versterkt door art. 3:118 lid 3, er wordt altjd aangenomen dat het bezit te goeder
trouw is, tenzij iemand met tegenbewijs komt.
De goederenrechtelijke functie van bezit is bezitsverschaffing; dit is dé vorm van levering
en daarom een standaardeis voor overdracht van roerende niet-registerzaken en andere
vordering dan vorderingen op naam.
Door occupatie (inbezitneming) verkrijgt iemand het eigendom van een roerende zaak die
aan niemand toebehoort.
Door opzetelijke derelictie verliest iemand het eigendom van het bezit van een zaak
(prijsgeven van het bezit).
De bewijsfunctie van bezit is de beziter van een goed wordt vermoed rechthebbende te
zijn (3:119 lid 1); als jij dus zegt dat dit niet zo is, moet je dit vermoeden dus ontkrachten,
maar óók bewijs leveren van het feit dat jijzelf voorheen rechthebbende was. Echter geldt
dit art. 3:119 lid 1 niet voor registergoederen (3:119 lid 2).
De actiefunctie van bezit is art. 3:125 geef de beziter bezitsactes; wanneer de beziter
zijn bezit verliest of hij wordt in zijn bezit gestoord, dan kan hij dezelfde actes tot teruggave
van het goed of ter opheffing van de stoornis instellen als de rechthebbende. Dit geef de
beziter dus een zelfde acte tot opeising van de zaak ter beschikking als de eigenaar (5:2) en
hij kan als beziter net zoals de eigenaar een verbod van stoornis vorderen.
De bezitsactes zijn alleen mogelijk gedurende het bezit en binnen 1 jaar na het bezitsverlies
of de bezitsstoornis.
De materiële functie van bezit is art. 3:120 t/m 3:123.